tf-.rs f A -1 Boer W. F. van Gorsel: Boer W. F. van Gorsel spreekt de rede uitwaarmede hij zijn belangrijke taak als provinciaal boerenleider voor Zeeland aanvaardde. Foto: Warburg, c. Als derde grondgedachte bracht de Führer naar voren, dat de boer, die zijn grond bewaart van geslacht tot geslacht, van nature tot soldaat wordt, als hij zijn land en zijn Vaderland in gevaar ziet. Spr. schetste voorts, wat voor den Duitschen boer bereikt werd, hoe hij zich geheel kon wijden aan zijn groote taak en ge denkt de dappere Duit- sche boerenvrouw-, die moedig het erfgoed der vaderen bewaart, nu de Duitsche boer als soldaat het Europeesch hoeren dom beschermt tegen de pest van het bolsjewis me. Dit is een strijd om het leven zelf, want als hier in Zeeland het bol sjewisme zoü komen, dan kan ook ae Zeeuwsche boer erop rekenen, dat hij even stellig aan den boom zou hangen als de Russische boer zelf. In gevoelvolle woorden gedenkt spr. dan die Duitsche boeren, clie aan het front hun leven ge geven hebben om het Europeesche hoerendom te redden. Zich richtende tot den provincialen Boerenleider van Zeeland, Boer van Gorsel, zegt spr., dat" hij hem kent als een man, die zijn volle kracht zal willen inzetten om zijn menschen te dienen. Daartoe wenscht spr. hem de kracht toe. Rede W. F. v. Gorsel Hierna sprak de Provin ciale Boerenleider, W. P. van Gorsel, zijn rede uit. „Wanneer ik hier vandaag spreek over boeren, dan bedoel ik dit in den ruimsten zin en zijn ook onze landarbeiders hieronder begrepen. Zij toch vooral vervullen een belangrijke taak bij de voedselvoorziening van ons volk. Hoe zou het mogelijk zyn om zonder hen onzen bodem zoo intensief te bebouwen. Het is daarom dan ook droevig, op deze plaats te moeten zeggen, dat er in ons gewest nog boeren zijn (en hier bedoel ik dan boeren in engeren zin, al zijn het er gelukkig slechts enkelen),, die een land arbeider op één lijn stellen met een land bouwmachine, die men alleen aanschaft voor persoonlijk geldelijk gewin en na ver sleten te zijn afdankt". Het is niet Uw taak om deze boeren te overheerschen, maar het is Uw opgave te zorgen, dat de boeren van Zeeland hun zelfstandigheid en hun vrijheid zullen ver krijgen, zoodat Zeeland sterk staat ook in den nieuwen tijd. De voornaamste arbeid zal liggen op de dorpen en bij den dorpsboerenraad, want dat is de levenskring, die zijn eigen souve- reiniteit en zijn eigen recht zal moeten doorzetten. Ik ken dit volk van Zeeland. De kracht van dit volk is, dat het gehecht is aan de eigen volksaard en dat het buigt voor niets en voor niemand, alleen voor den Schepper. Als gij daaraan denkt, dan zult gij weten, dat juist dit volk geëigend is om den Land stand te aanvaarden, omdat de Landstand het eigenste eigen is van den vrijen boer en den trouwen visscher. Aanvaardt zoo Uw taak, dan zal de A1- machtige U de kracht en de wijsheid schen ken, die gij noodig hebt. Rede Referent Korte Vervolgens was het woord aan den vertegenwoor- diger van den Beauftragte van den Rijkscom missaris, Referent Korte, die de gelukwenschen van den Beauftragte, die door ambtsbezigheden yerhinderd is, overdraagt. Bij deze gelegenheid richtte spr. den blik op zijn eigen vaderland, in het bijzonder op zijn geboorte land, Oostfriesland, waar vaarten, dijken en wegen precies hetzelfde zijn als in Zeeland. En het zijn ér ook dezelfde menschen, dezelfde zor gen op hofstee en erf. Spr. wijst er dan op, hoe het in zijn eigen vader land gebeurd is, dat 30.000 boerderijen met 700.000 h.a. land door dwangverkoop geliquideerd werden. Dat was mogelijk, omdat de Duitschers door joodsch-plutocratische invloeden vergeten waren, dat zij allen stamden uit het Duitsche hoerendom. Toen kwam de Führer mét zijn nieuwe idee, nieuw, omdat de ménschen deze gedachten niet meer kenden, maar het was het oude Ger- maansche ideaal: Ons land, ons gegeven door den Schepper te bebouwen voor ons volk. De Führer maakte weer duidelijk, wat de boer eigen lijk beteekent: het dagelijksch brood, het eerste, dat ons in leven houdt. Het volk ging weer be grijpen, dat een land zonder boeren ten gronde gaat, dat het zelf uit de boeren voorkomt en door de boeren het leven behoudt. Maar de boer beteekent nog meer dan het dagelijksch brood: van de boeren hangt de toekomst van het volk af. Waar staat de wieg des volks? Bij den boer en zijn landarbeider I Boerenleider, Duitsche Gasten en Volksgenooten, Terwijl «ver de geheele wereld een strijd op leven en dood om de vrijmaking van den mensch wordt gestreden en in het Oosten van Europa de totale vernietiging van het afschuwelijke bolsjewisme aanstaande is, wordt hier in Nederland en van daag in onze provincie door de" installatie v van den Landstand reeds vorm gegeven aan de ko mende ordening, waardoor een ieder, die werken wil en werkén kan, geborgen zal zijn in zijn eigen volk en dus zijn arbeid niet langer meer. als koopwaar beschouwd zal worden. Nu ik dan hier, als Boerenleider in de provincie Zeeland voor U sta, is het mij een behoefte, al lereerst den landelijk Boerenleider mijn erkente lijkheid en dank te betuigen voor het vertrouwen, dat hij in mij gesteld heeft, door mij tot Boeren leider van het Gewest Zeeland te benoemen. Van mijn kant hoop ilc het vertrouwen van den landelijk Boerenleider waardig te zijn en binnen afzienbaren tijd de harten der Zeeuwsche boeren te winnen, doordat zij zullen inzien, dat de Land stand de ware vrijmaking en een rechtmatige belooning- voor den noesten arbeid van onze plat telandsbevolking voorstaat. Hoe zwaar de strijd om dit doel te bereiken ook moge zijn/ ik zal die niet ontwijken. Moge het offer van DIE kameraden, die vrijwil lig naar het Oostfront gegaan zijn en bereid zijn voor de toekomst van ons vaderland hun leven te offeren, mij hierbij ten voorbeeld zijn. Ik ben ervan overtuigd, dat de taak, die de Boerenleider mij opgedragen heeft, zwaar is, daar vele op landbouwgebied leiding gevende personen in ons gewest gemeend hebben, hun medewerking aan den Landstand niet te kunnen geven, hoewel deze personen niet éénmaal, maar verscheidene malen gevraagd zijn, deze taak in ons gewest op zich te nemen. Persoonlijk heb ik mij, om deze éénwording van onze boeren niet in den weg te staan, toendertijd geheel op den achtergrond gehouden en belang stellend toegekeken. Maar laat ik eerlijk zijn, ook toen was ik er reeds vast van overtuigd, dat het op een mislukking zou uitloopeii, darr het toch een vaststaand feit is, dat men, om iets gvoots in dezentijd tot stand te brengen, het in de eer ste plaats noodzakelijk is, dat men de tegen woordige geestelijke revolutie innerlijk beleefd. Uit het innerlijk bewustzijn van dezen nieuwen tijd komen dan toch vanzelfsprekend de daarvoor noodig zijnde daden te voorschijn, om de nieuwe ordening ook op agrarisch terrein werkelijkheid te doen worden. Volksgenooten! Denkt niet, dat het er in ons gewest velen zijn, die leiding gaven in de vroe gere landbouworganisatie, waarop het hiervoor genoemde slaat, neen, ik kan deze lieden geluk kig op mijn vingers aftellen, maar zij echter organiseeren het verzet. Een waarschuwing Tot deze lieden echter wil ik een ernstige waar schuwing richten en wel deze: trek U uit het landbouworganisatieleven terug, ook uit diè land bouwinstellingen. die op het oogenblik nog niet onder den Landstand vallen (b.v. de Pachtkamer en polderbesturen); verdere sabotage zou voor Ulieden minder prettig kunnen worden. Ik vraag hen niets meer of 'minder dan zich rustig (wat voor hen toch geen vreemd woord is) op hun bedrijven terug te trekken en daar zooveel mogelijk voor ons volk te produceeren, tenminste voorzoover zij nog practisch boer zijn. Gelukkig staat het grootste deel der Zeeuwsche boeren niet afwijzend tegenover "bet nieuwe, maaj* een Zeeuwsche boer vliegt nu eenmaal njet af op alles, wat nieuw is, maar toetst het zorgvuldig op zijn bruikbaarheid en beslist pas na lang wikken en wegen of het goed voor hem is en of het past bij zijn Zeeuwsche geaardheid. Wanneer hij dan ook voor het nieuwe gewonnen is, geeft hij zich ten volle en is hem geen offer te zwaar en ik kan dan oók zeggen, dat degenen, die zich bereid hebben verkla ird, mee te bouwen aan den Landstand, zich voor de volle 100% geven en dat er bij hen van eenige terughoudend heid geen sprake meer is en het zijn waarlijk de slechtste der Zeeuwsche ooeren niet, die ge komen zijn om mee te bouwen'en den grondslag voor de organisatie over de geheele Provincie is dan ook reds gelegd. Volksgenooten! Het zwaartepunt van den Land stand ligt niet in Den Haag n,och hier in Goes op het provinciaal kantoor, maar in de dorpen zelf en het is dan ook de* taak van den Dorps boerenleider met zijn Boerenraad om naar boven door te geven wat er in zijn dorp onder de boe ren leeft. Wanneer er in dezen oorlogstijd groote offers (zooals paardenvorderingen en veeleveringen) van de boeren worden gevraagd, dan hebben wij, boeren, de plicht deze noodzakelijke offers zon der morren te brengen. Maar het zal weer de taak van den Dorpsboerenraad zijn, deze offers zoo rechtmatig mogelijk op de dorpen te vorde ren; het moet niet mogelijk zijn, dat de eene boer zooveel vee moet leveren, dat hy duur vee moet bijkoopen om aan zijn leveringsplicht te voldoen en de andere boer zoo weinig, dat hij in staat is tegen veel hoogere prijzen in den vrijen handel vee te verkoopen. Wanneer ik nier vandaag spreek over boeren, dan bedoel ik dit in den ruimster zin en zijn ook onze landarbeiders hieronder begrepen. Zij toch vooral vervullen oen belangrijke taak bij de voedselvoorziening van ons volk. Hoe zou het mogelijk zijn om zonder hen onze bodem' zoo intensief te bebouwen. Het is daarom dan ook droevig, op deze plaats te moeten zeggen, dat er in ons gewest nog boe ren zijn (en hier bedoel ik dan boeren in enge ren zin,' al zijn het er gelukkig slechts enkelen), die een landarbeider op één lijn stellen met een landbouwmachine, die men alleen aanschaft voor persöonlijk geldelijk gewin en na versleten te zijn, afdankt. Het is dan ook één der eerste taken van den Landstand, om hierin verandering te brengen en in dé allereerste plaats de taak van den toekom- stigen Dorpsboerenleider om op zijn dorp een ware sociale, dorpsgemeenschap tot stand te brengen. Dan zal naar mijn vaste overtuiging de Land stand in de naaste toekomst ee* zegen zijn voor onze plattelandsbevolking. Ik dank U. Herstelling In een deei van de edities van de vorige week is onder het artikel „Pas den veestapel aan', voorkomende op de voorpagina de onderteeke- ning weggevallen. Deze moet luiden: De inspecteur van hei veeteeltwezen, H. G. A. LeignesBakhoven.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 6