Generaal-Adviseur Dr. F. E. POSTHUMA aanvaardt het Rede Boerenleider Roskam ER was Donderdagmiddag in het Agrarisch Huis, de hoofdzetel van den Neder- landschen Landstand een bijzondere sfeer. Groen en bloemen staken het gebouw en in het bijzonder de vergaderzaal in een feestelijke kleed en de stemming was dié welke paste bij een belangrijke plechtigheid. Verschillende autoriteiten teeken- den de presentielijst. Zoo merkten wij op de Directeur-Generaal van den Landbouw G. J. Ruiter, het plaatsvervangend Hoofd van „Ernahrung und Landwirtschaft"von der Wense, alsmede een andere in onze kringen zeer bekende vertegenwoordiger van dit onderdeel van het Rijkskommissariaat, W. R. de Wiljes. Vrijwel alle leden der Commissie van Advies waren naast tal van leidende persoonlijkheden uit den Nederlandschen Landstand, w.o. Voorman Oldenbanning, aanwezig. Boerenleider Roskam hield bij deze gelegenheid een belangrijke rede. In kernachtige, van groote waardeering Kvoor diens persoon getuigende woorden legde de Boerenleider het voorzitterschap der bedoelde commissie in handen van den Generaal-Adviseur van den Landstand, Dr. F. E. Posthuma die daarna op de hem eigene wijze de taak der Commissie nader uiteen stippelde. De volgende dame en heer en namen zitting in de Commissie van Advies van den Nederlandschen Landstand: Mej. Tini H. Smit, Exloo (Dr.); Prof. A. R. F. Boudet, Utrecht; Jac. Brouwer, Maas tricht; Dr. Ir M. D. Dijt Haarlem; Dr. Ir. W. Feekes Kampen; Mr. J. Feitsma, Am sterdam; Dr. H. de Haan, Wageningen; Ir. J. Heemstra, Groningen; Prof. J. Jes- wiet, Wageningen; E. J. Lankwarden, Hengelo (O.); Prof. C. F van Oyen, Utrecht; Ir. J. H. C. Schöder, Utrecht en Joh. M. Stevenson te Den Helder. OM de taak en de arbeid van deze Com missie van Advies te verstaan is in de eerste plaats noodig een zuiver inzicht in de beteekenis van den Landstand in t algemeen en in het bijzonder in de wijze waarop de Landstand geleid wordt. Ook in den liberalen tijd lieten de besturen van de verschillende organisaties of instellingen zich voorlichten door commissies of raden van advies. Meer nog kwam het voor, dat verschillende advi seurs in meer of minder nauw verband in de leiding werden opgenomen. Zoo trachtte men een deskundige voorlichting, te verkrij gen. De wijze waarop dit werkte is echter ge heel verschillend met de arbeid var. de com missie van advies zooals wij dat bedoelen. Dat komt omdat de Landstand gedragen wordt door een addere wereldbeschouwing dan (de waarop de democratie en *t kapita lisme stoelden. Om dit te verstaan moet ik eerst een veel voorkomend misverstand op ruimen. Er zijn n.l. zeer velen die mee willen werken aan den opbouw van een organisatie In den nieuwen tijd,-, doch die dat doen als reactie op de uitwassen in den liberalen tijd. Dezulken zeggen dan: In den liberalen tijd besliste de helft plus één. De noodlottige ge volgen daarvan waren dat principieele zaken dikwijls niet op de juiste wijze werden behan deld om de eenvoudige reden, dat de waar heid dikwijls bij de minderheid school. Bo vendien kwam er dan bij, dat krachtige figu ren, die nu eenmaal veel tegenstand uitlok ken, zoo zelden naar voren kwamen, omdat de man van de middelmaat, die door zijn lichtheid naar boven dreef, in zijn gang naar den opgang weinig tegenstand ontmoette. Het gevolg daarvan was dan weer dat het meer- derheldsbeginsel, dat de leiding bepaalde meer schijn was dan wezen, omdat mannen achter, de schermen door allerlei boven- en ondergrondsche invloeden tenslotte toch de leiding aan zich wisten te trekken. Dikwijls gebeurde het dan, dat de voorzitter van een organisatie of partij slechts de figurant was van onzichtbare stroomingen en groepen. Als reactie hierop zeggen dan vele goedwil lende vaderlanders, dat het leidersbeginsel toch beter is, want inplaats van een heel be stuur heeft dan één man het te zeggen. Zij die zoo redeneeren meenen het vaak goed en hun liefde tot de taak die zij voorstaan verdient alle lof. Doch het wezen van onzen tijd en de zin der leidersgedachte hebben zij echter nooit begrepen. Met al hun z.g. „auto ritaire opvattingen" stamt hun gedaclrtenwe- reld toch eigenlijk ook nog uit den liberalen tijd der democratie. Tegen de verwording der democratie hebben zij zich gekeerd en omdat onheil af te wenden vluchten zij van de de mocratie in de dictatuur. Hun fout is, dat zij den nieuwen tijd zien vanuit hun oude we reldbeschouwing of om 't anders te zeggen „Zij vergaren nieuwe wijn in hun oude zak ken". Gezonde gedachten moeten tot hun recht komen. Wij die van den boerengeest zijn leven in een gansch andere wereld. Het gaat er niet om wie het voor het zeggen heeft en het gaat er ook niet om wie de leiding heeft maar het O gaat erom of het recht en de waarheid zoo als die leven in een gezonde volksgemeen schap tot gelding komen kan. Leiden in den hoogeeen zin beteekent dus niet dat één man het voor het zeggen heeft, maar dat nauwlet tend moet gewaakt worden dat gezonde ge dachten tot hun recht komen. Dat geldt even goed voor technische economische als voor cultureele vraagstukken. In den liberalen tijd trachtte men deze waarheid te begrijpen door intellectueele studie en door het doorworste len der problemen, en daarvoor riep men ad viseurs en commissies van Advies ir. het leven. Men maakte studie van allerlei problemen, men bedacht nieuwe stelsels en nieuwe theo- riën en werkte die dan uit om daarna door propaganda de massa hiervoor warm te krij gen, om zoodoende door het meerderheids beginsel te berejjüen wat men zelf bedacht had of dat wat men anderen had laten bedenken. Onze opvatting is lijnrecht in tegenstelling aan deze gedachtenwereld. In mijn geschrift over het Calvinisme heb ik dit als volgt omschreven: „Een helder inzicht in het wezen van on zen tijd verkrijgt men nu eenmaal niet langs den weg van studie, ook niet door theologische studie maar dit is een gave, rechtstreeks door den Heiligen Geest ge geven aan hem, die daar biddend om wor stelt. Een eenvoudig hart dat gewillig luis tert als God spreekt, is eerste voorwaarde om door den Geest tot ridder te worden geslagen en in den geestelijken adelstand te worden bevestigd". Indien men deze gedachte doordenkt en door voelt en dit toepast op den opbouw van onze volkshuishouding, dan komt 'men tot een gansch andere wijze van werken dan in den liberalen tijd. De wetten waarnaar de volkshuishouding moet worden geleid, zijn dan ook geen wetten die hun oorsprong vinden in ons intellectueele denken en zij zijn niet gegrond op een theorie of op een stelsel, maar deze wetten zijn voor eens en altijd door den Schepper in de natuur gelegd. Onze taak is niet anders dan te speu ren naar die wetten der Schepping, en te trachten die steeds opnieuw te ontdekken om ze daarna toe te passen voor de verhoudingen en voor den tijd waarin wij leven. Zoo is de kentering van ons leven ook een kentering in ons denken en niet in de laatste plaats een kentering in ons economisch denken. Door deze kentering in ons denken wordt ook de taak van de commissie die heden wordt geïnstalleerd, bepaald. In mijn boek over de wereldbeschou wing van den Nederlandschen boer, schreef ik daarover het volgende: „De kentering In ons moderne denken is niet in de laatste plaats een kentering in ons economisch denken. Voor de oude eco nomie bestond de hoogste wijsheid in het verzamelen van alle mogelijke feitenmate riaal, dat materiaal schikken en ordenen,s om daarna met een op een studeerkamer uitgedacht „economisch systeem", de volkshuishouding te misbruiken als proef konijn. Voor ons bestaat de heele economie in niets anders dan in het met een helder verstand, met een open en klaar gemoed in zich opnemen der eeuwenoude wijsheid, zooals die spreekt, met een klare taal uit het leven der natuur en der bijzondere Godsopenbaringen. Wie dit niet alleen zegt, maar ook beleeft, van hem staat ge schreven: „En zijn God onderricht hem van de wijze, Hij leert hem"." Wetenschap en Maatschappelijk leven. Zij die den zin van deze dingen niet verstaan, zullen allicht denken, dat deze gedachten- wereld of beter gezegd deze wereldbeschou wing buiten het praktische leven zou staan. Een blik op de historie van de laatste 25 jaren kan dezulken echter ontnuchteren. Of stond juist in den liberalen tijd de wetenschap niet mijlen ver van ons maatschappelijk leven? Was er contact tusschen de dragers van den geest en de werkers in het volk? Was er een gezonde wisselwerking tusschen denken en doen? Zij die iets dieper hebben geleefd weten wel beter. Het Nederlandsche volk schreeuwde om leiding die er niet was en in zijn eerlijke naïveteit klampte het zich vast aan hen, die het hebben verleid en die het wetens en wil lens hebben verkocht en verraden. En als men mij nu vraagt: maar haalt gij dan de wetenschap niet van zijn hoog standpunt af, indien gij zegt dat de wetten niet komen moeten via de studeerkamer tot het volk, maar dat die wetten leven in het volk zoolang zijn bloed en geest zuiver zijn?, dan antwoord ik daarop: „Juist de wetenschap is de laatste jaren verproletariseerd, want de waarachtige man van de wetenschap staat niet buiten het volk of boven het volk". In mijn geschrift over de „Eenheid van stad en land" schreef ik hier over: „Onze mannen van wetenschap zijn geen buiten het leven staande en van de na tuur vervreemde onbegrijpelijke wezens. Het is hun dagelijksche worsteling om de eeuwige wetten der schepping te verstaan, om zoo hun volk den weg te wijzen door onze vaak donkere wereld. Dat is de taak van den man der wetenschap bij de gratie Gods. Hierin is ook hij zoon van zijn volk. In zijn arbeid leeft en tintelt de kracht van zijn boerengeest en zijn boerenbloed". De taak der Commissie. De taak Van deze commissie is de vraagstuk ken die zich voordoen bij den opbouw en de doorwerking van den Landstand te bezien bij het licht der ware wetenschap en deze te toet- Ben aan de zuivere levenservaring. Het is niet te zeggen, welke terreinen onder den gezichts einder van deze commissie vallen. Hiervan zeg ik, dat ik geen enkel terrein weet, dat er niet onder valt. Zelfs de. meest eenvoudige zaak moeten wij zien bij het licht der levenserva ring en de levenswijsheid en bovenal moeten zij worden getoetst aan de waarheid, Want bo ven de intellectueele kennis staat het natuur lijk inzicht en hooger dan de wetenschap gaat de waarheid. Geen nieuwe wijn in oode zakken. Ik zei daarstraks dat zij die nog leven in de liberale gedachtenwereld, doch die, getrokken door hun liefde tot volk en vaderland, zich wiï- len wenden tot den opbouw in den nieuwen tijd, vaak meenen, dat het verschil tusschen een voorzitter van een libérale organisatie en een leider van een organisatie in den nieuwen geest d i t verschil is, dat in de laatste methode van werken één man het voor het zeggen heeft. Als het zoo zou zijn, dat aan het hoofd van den Landstand één man moest staan die het alleen voor het zeggen had, dan zou die man moeten zijn „een bekwaam akkerbouwer, een goed vee- „Het gaat er niet om wie het voor het zeggen heeft en het gaat er ook niet om wie de leiding heeft, maar het gaat er om of het recht en de waarheid, zooals die leven in een gezonde volksgemeenschap tot gelding komen kunnen." ROSKAM.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 8