Al wat er in de laatste jaren van het Friesche costuum is overgebleven, is slechts de fla- teuze hoofdtooi. In Noord-Fries land, vooral rondom Leeuwar den, kan men dagelijks de oudere vrouwen met deze mooie dracht zien loopen. Vooral in de hofjes van de diverse binnen gasthuizen vormen deze een waar dorado! Daar heerscht nog 's morgens vroeg de gezel lige bedrijvigheid: de groene deurtjes klappen open, de gele tegels worden geschrobd, de melkboer komt en alles gebeurt met die prachtige witte kap op, met daaronder het zacht glan zend goud! dat is juist het mooie: die doffe zachte glans! Harvard heeft wel verteld van zijn reis rondom de Zuiderzee, dat hij het meende te zien weer lichten, toen de vrouwen van Friesland over straat liepen, maar hier kunnen we gerust wat overdrijving aannemen. Was dat gezegd van de Stap horster vrouwen, dan hadden we deze beschrijving kunnen accepteeren, daar hier het goud onbedekt wordt gelaten. De Friesche vrouw daarentegen gebruikt nóg meer goud, ze om sluit het geheele hoofd ermee, maar dan overdekt ze het met het strakke ragfijne mutsje dat de hevige schittering tempert. En dat fs juist het mooie! Bent U eens in de gelegenheid, zoo'n echt gouden „earyzer" te zien, verdiept u dan lang in de echte kleur en glans van goud, dat is werkelijk heel mooiHeeft u dat gedaan, span er dan het kante mutsje overheenhet zachte wit met daar doorheen de getem perde glans vari het goud, levert dan een schouwspel op dat wer kelijk mooier dan mooi is. Hoe is het mogelijk, vraagt men zich zelf af, Jat er zooveel smake loos op het gebied van mode- gelanceerd wordt, terwijl een-! voudige menschen hier een mode hebben, die eigenlijk zoo geraffineerd is? Want, schrik niet: het Friesche oorijzer zou den we eigenlijk als een mode artikel kunnen beschouwen, met dit verschil dat deze een beetje langer duurt dan gewoonlijk. Maar denk echter niet, dat we hier met een bestaanden vorm te doen hebben, deze dracht is evenzeer aan evoluties onder hevig geweest, als b.v. ieder jaar in Zeeland de beuken van de vrouwen. Hiervoor gaan we terug naar den oorsprong van het Friesche oorijzer en we zien dan dat het woord „ijzer" nog zijn reden van bestaan heeft. In het laatste der 16de eeuw (omstreeks den tijd waaruit de eerste oorijzers stammen) ging de gecompli ceerde hoofdtooi van kunstig gevouwen hoofddoek over tot een nauwsluitend kapje, waar van de slippen vlak aan de wan gen moesten s'uiten. Al spoedig ging men er toe over deze slip pen van een verend metalen stripje te voorzien, zoodat het slappe goed van zelf naar bin nen ging staan. En hiermee was nu de grondslag gelegd voor het Friesche oorijzer. Want de vrouw zou de vrouw niet ge weest zijn, als de eenvoudige knopjes op de wang niet uit groeiden tot een coquet sieraad en de man zou de man niet ge weest zijn als hij niet iederen keer toegegeven had en zijn vrouw met steeds duurdere „hoofdysergen" had laten pron ken, als blijk van hun welstand De beide dunne strookjes ijzer, zijdelings langs de wangen, wer den verbonden door een metalen beugel, welke achter om het hoofd liep. Steeds breeder wer den de strips nuwas in de 16de eeuw nog sprake van ordinair ijzer vondsten bewijzen dit daarna gebruikte men zilver, om reeds ongeveer in 1650 tot goud over te gaan. Nu kan men zeggen: „toen wai het hek van den dam", eerst waren het slechts de vrouwen van welgestelde burgers en boe ren, die goud droegen, terwijl de dochters zich bij zilver hiel den. Maar in de eerste kwart van de 18de eeuw gaan ook de dochters tot het lang verlangde ideaal over en het gouden oor ijzer is algemeen geworden. Zelfs 's nachts werd in bed een Foto'sI. en R. S. Montage en teekeningArend Meyer. klein smal ijzer gedragen, zoo zeer was het ingeburgerd! Nog een eeuw zou het duren tot deze dracht haar hoogtepunt had be reikt, toen waren ]e zijkanten en de beugel zoozeer verbreed, dat een gouden helm het hoofd omsloot! De welvaart en de daaruit voortspruitende weelde was op zijn hoogst en een reac tie moest intreden. Ook de bij- behoorende versierselen werden natuurlijk steeds rijker, de gou den zijnaalden (fearen) groei den uit tot rijke diamanten or namenteeringen. Omstreeks de helft der 19de eeuw kwam de kentering en een tijd van verval trad in, van den kansel werd tegen dezen smuk gepredikt en vrij snel verviel het oorijzer in ongenade. 'Maar nog steeds wordt door bejaarde vrouwen in de stad en op het land het Friesche oorijzer ge dragen: de dracht is een soort cultus geworden, welke een heele ceremonie vereischt van witte ondermutses, zwarte mut- se, strikken en spelden; maar is de hoofdtooi eindelijk bevestigd, dan zult u spontaan toe moeten geven: Wat is het prachtig, dat goud achter dat ragfijne kant werk!"

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 15