De Lente is weer in het land Gebruik nu radijs en sterrekers BOEKBESPREKING EENZAAM ligt daar te midden der wijde vel den, het kleine rijkje van den boer en de boerin, een veilige erve, een kleine of groote boeren hofstede. Eenzaam stil en verlaten liggen ze daar en zoodra in het najaar het landwerk is klaar gekomen, treedt de winterrust in, en allengs wordt het op de hofstede rustiger en stiller. En nu deze winter wel heel bar en streng was en vele wegen onberijdbaar en onbegaanbaar waren, was het op de hoeven wel heel stil en eenzaam. Wel genoten we van het prachtige winterland schap, dat lag te blinken en te schitteren in zijn smetteloos wit kleed, maar het had toch niet die bekoring, die het anders voor ons had. En als we 's avonds, met een dikwijls povere verlichting, bij het brandend houtvuur zaten en we hoorden den snijdenden ijswind rondom onze woning gieren, verwijlden onze gedachten bij die dappere helden, de strijders aan het Oostfront, die ondanks sneeuw en ijs en nog bitterder koude, him levèn offerden voor hun land en hun volk. O, dappere fiere strijders, in die oneindige Russische vlakten, wat zijn wij, Volk van Ne derland, U grooten dank verschuldigd, dat Ge ondanks deze onnoemelijk bittere felle koude stand hebt gehouden. En nu is daar het voorjaar gekomen, o heerlijk blije lente, wat zijt Ge met vreugde en blijd schap begroet. De zon verkwikte ons reeds met zijn heerlijke gloedvolle stralen. Langzaam maar zeker dooien sneeuw en ijs weg en de ramen en deuren van onze woning zetten we open, zoodat de heerlijke voorjaarslucht kan binnenstroomen. Nog zien de landerijen dor en kaal, maar we behoeven niet lang meer te wachten of alles krijgt weer kleur en leven. Zoo straks trekt de boer met zijn knechts weer naar den akker om het zaad aan de aarde toe te vertrouwen. Steeds weer nieuwe en meerdere lenteboden zullen zich melden, een nieuwe lente en een nieuw geluid. De lange barre winter is voorbij, de winter, die onze ruimte van beweging danig beperkte. Maar nu gaan we weer naar buiten, we gevoelen ons jonger en blij, de lust om naar buiten te gaan is in ons ontwaakt. Naar binten, waar het jonge groen ontluikt, de weilanden krijgen reeds kleur, en straks prijken de boo- men weer in een overweldigende bloesem pracht. De bosschen worden vervuld van het lied der vogels, en we hooren de roep van de koekoek en de zon toovert weer de eerste bloempjes in het gras. Wij allen op het platte land staan zoo dicht bij de natuur, dat alle gebeuren hierin, weerklank vindt in ons hart. Wie onzer ondervindt en gevoelt niet de vreug de van de veranderde stemming in de natuur. De natuur, die is ontwaakt, we zien het blije licht, welks komst we lang verbeiden. Het is heerlijk, nu op een mooien dag eens er op uit te gaan en onze oogen en ooren open te stellen voor de rijke wondere natuur. Gelukkig is de buitenmensch, die de gelegenheid heeft en vindt, om deze schoonheid van nabij te aan schouwen. Deze wedergeboorte is eeuwig-oud én toch eeuwig-nieuw. Maar wij vrouwen hebben het altijd zoo druk, er zijn vooral nu in deze moeilijke zorgvolle tijden zooveel groote en kleine beslommeringen die ons leven vullen. Maar laten we deze nu eens van ons afzetten bij het beleven van de terugkomst van het voorjaar. liet is of onze kracht en energie wordt verdubbeld en onze weg lichter wordt. Als het straks Paschen is, laten, we dan bereid zijn dit feest der opstanding met vreugde te gedenken, ondanks groote en kleine zorgen. We weten, dat er krachten zijn, sterker dan iets ter wereld. Dat zijn geloof, hoop en liefde. Ons geloof in het goede, in den nieuwen tijd die zich baanbreekt, neen, waar we eigenlijk reeds midden in zijn. Onze hoop, wat datgene is, dat we niet moeten laten varen, dat hebben we noodig. Juist in dezen tijd van strijd en zorg blijft de ster der hope schijnen, daarom versagen we niet. Onze hoop blijft op de toe komst gericht. Onze liefde beteekent, dat we ons in dienst stellen van anderen. Er is niets, waar de wereld meer behoefte aan heeft als aan liefde, een groote diepe onbaatzuchtige liefde. Nooit zal de menschheid elkander lee- ren waardeeren als men eerst niet leert begrij pen dat de dienende liefde de band moet vor men die de leden der volksgemeenschap bindt. We zien de vrouw steeds uitgebeeld als sym bool van geloof, hoop en liefde. Moge het daar om ons vrouwen en moeders gegeven zijn hier van in ruime mate te doen uitstralen in onze omgeving. Zoo kunnen 'we vrouwen, al zij het dan in bescheidene mate, er toe medewerken, dat de Landstand steeds hechter en sterker wordt, laat ons het geloof daarin steeds aan wakkeren, onze hoop daarop gevestigd houden en dit alles met onze liefde omringen. Zoo tre den we vol vertrouwen de nieuwe lente tege moet. MARG. v. d. HOEK. Koop nu radijs en sterrekers en beleg er de boberhafn mee. Het is een gezond belegsel, want het bevat 'vitamine C. Meer dan in andere jaargetijden moet men er nu op let ten, dat er vitamine C-rijk voedsel op tafel komt. In het voorjaar loopt nJ. het vitamine C gehalte der aardappelen sterk achteruit en men eet- dan dikwijls ingemaakte groenten die in het algemeen arm aan vitamine C zijn. Men loopt zoodoende de kans dat men in dezen tijd te weinig vitamine C krijgt als men niet voor een aanvulling zorgt. Nöch uit een medicijnfieschje nóch uit een tubetje met vitamine C tabletjes dient deze aanvulling te komen. Versche, liefst rauwe groenten, kort gekookte groenten, radijs, ster. rekers en rammenas, dat alles bezorgt ons vitamine C. Radijs en sterrekers kunnen in eigen tuin, ja zelfs in een stadstuintje ver bouwd worden. Sterrekers kan men ook bin nenshuis kweeken, b.v. in een kistje in de vensterbank. De aarde moet dan steeds goed vochtig gehouden worden. Het zaad kiemt dan spoedig, zoodat men al gauw van de frissche groene blaadjes genieten kan Sterrekers eet men gewoonlijk op de boter ham met wat zout of met wat suiker en ci troen of wat azijn. Als alle groenten, is zij het geurigst en gezondst, wanneer zij vlak voor het gebruik geplukt en gewasschen wordt Al groeit de radijs niet zoo „zienderóogen" als de sterrekers, het loont zeker de moeite haar zelf te kweeken. Half Maart begin April moet men daar mee beginnen. Veel gebruikte soorten zijn o.a. de ronde roode en de half lange witpunt. Eenige raadgevingen over het kwbeken van de radijs zal de tuinbouwvoor- lichtingsdienst U binnenkort geven. Bij het eten van radijs worden de kleine groene blaadjes meestal als „handvaatje" ge bruikt. Wanneer de radijsjes opgeknabbeld zijn, blijven deze hand vaatjes over. Men laat ze op het bord achter, omdat het nu een maal de gewoonte is. De groene blaadjes en steeltjes kunnen echter gerust meegegeten worden. Het is zelfs goed dit te doen, want in de groene steeltjes komt ook vitamine C voor. Is het groen te grof om zoo te gebruiken, dan snijdt men het fijn en eet het net als sterrekers met wat zout op de boterham. U zult zien, dat ook dit een smakelijk beleg sel is. Wanneer U wilt zorgen, dat Uw voedsel vol doende vitamine C bevat, maakt dan veel vuldig gebruik van rauwe groenten, sterre kers en radijs. Kweek sterrekers en radijs zoo mogelijk zelf! (Voorlichtingsbureau Voedingsraad.). Het menschenleven is als de zee, Wielend ia stemming en toon, Als beekjes zijn indrukken, lieflijk en ree Zij maken het leven schóón Peter van het Hooge Huis, door R. J. Stop- pelaar. Uitgave: Het Spectrum, Utrecht. Prijs ingebonden 2.50. De Stoppelaar is lang geen onbekende in de wereld der natuur en weet zeer zeker ook veel af van het platteland. Dat blijkt nu wel weer uit het boek dat van zijn hand verschenen is en door hem opge dragen is aan zijn kleindochters Hermien en Martijntje. We maken kennis met „het Hooge huis", waar in Jan Peter Hendrik Buis met zijn ouders woont. Het huis ligt aan den ingang van het dorp Oudekerk. Het heeft vijf ramen aan den voorkant en een heel hooge schuur, waarop duizenden roode pannen liggen. - Er is natuurlijk ook een koestal met veel kleine ruitjes, waarin des winters de koeien staan. Dan zijn er nog paarden, varkens, schapen en kippen. Polio, de rood bonte hond, een paar katten en vele andere dieren leeren we eveneens r.ader kennen. Niet alleen in de genoegelijke opstelletjes,'doch ook door frissche penteeke- ningen van S. v. d. Zee. Die Peter, die met zijn griffel en sponzedoos, waarin hij erwten laat spruiten, naar school gaat, is een echte ronde Hollandsche jongen, die vele avonturen beleeft. Toch is hij niet de hoofdpersoon in dit boek. Neen, dat zijn veeleer de dieren, die op en om de boerderij leven. Peter en zijn vader zijn echte dierenvrienden en trekken er vaak samen op uit. De jeugd wordt hier al keuvelend verteld van Bokke de witte haan, de langooren, Peters koe. Moortje een lam zoo zwart als roet, de paarden Freule en Nap, Zwaan de geit, zoo wit als sneeuw, de? acht varkens enz. enz. Eén gevaar is echter aan dit boek verbonden. Het wordt allemaal zoo genoegelijk beschre ven, dat de jeugdige lezers en lezeressen zou den gaan denken, dat het boerenleven alleen maar een pretje is. Hoe mooi en edel al dit leven en werken van en door den boer ook is, het kan vaak moei lijk en riskant zijn. Juist omdat dit boek in handen zal komen van de stadsjeugd, had hier en daar wel iets meer de nadruk gelegd mogen worden op de taak van de boeren, die dezen hebben en ver vullen ten opzichte van ons volk. Moge dit boek ondanks alles er toe bijdragen, dat ook dé jeugd meer waardeering krijgt voor het platteland en zijn bewoners. R. S. v. MOURIK.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 9