Voorjaarsstuifmeelbehoefte - Plantenbescherming
Nieuw ieven in den konijnenstal
Vmstuifmeel, versch stuifmeelDit is
altijd één van de noodzakelijkste levens
behoeften voor een goede ontwikkeling vau
onze bijenvolken. Voorai echter in het vroe
ge voorjaar is versch stuifmeel een dringende
eisch. De groote broedaanzet, welke dan be
gint, vraagt öm veel versch voedsel.
De oude bijen, die, den langen winter over
leefd hebben, sterven toch in de maanden
Maart gn April geleidelijk af. Deze moeten
niet alleen vervangen worden door jonge
werksters, maar de volkssterkte moet boven
dien nog ongeveer verviervoudigen. Dat be-
teekent van ongeveer 15000 of 20000 uitgroeien
tot 60000 of 80000 werksters, want dat zijn
pas goede volken, waarvan in een bedrijfsplan
met zekerheid goede resultaten verwacht kun
nen worden. Bovendien ontstaan in dezen tijd
ook nog de darren en dat zijn echte patertjes
goedleven, die enorm veel eten noodig hebben.
Zoo'n darrenlarve groeit in zes dagen tot 300
maal het gewicht bij zijn geboorte. Behalve
voor de oudere larven, die een voedsel krijgen,
dat bestaat uit een mengsel van honing en
stuifmeel, hebben de voedster werkbijen zelf
ook een massa stuifmeel noodig, omdat zij
zoowel de jongste larven als de koningin moe
ten voeren met de zoogenaamde melk of
voedselbrei, die in de klieren ontstaat, welke
bij hen in kop en borststuk liggen.
Voor deze volkshuishouding in een kast is per
jaar zoo ongeveer 40 kg. stuifmeel of pellen
noodig.
Suiker of honing en-water en warmte zijn
alle even belangrijke ontwikkelingsfactoren,
maar daar kan de mensch zelf helpend bij
optreden. Natuurstuifmeel is nog altijd door
niets te vervangen. Aan probeersels met aller
lei stoffen heeft het niet ontbroken, want in
'vele streken, ook in ons land, is vooral in het
voorjaar beslist groot gebrek aan voldoende
pollen. Pollen beteekent voor onze immen de
zoo hoognoodige eiwiten vetvoeding en te
vens nog een aantaj stoffen, mogelijk vita
minen en hormonen. Het zijn juist deze laat
ste stoffen, die de onvervangbare waarde be-
teekenen. Wel heeft men ook hier gepro
beerd, enkele, van deze stoffen kunstmatig
aan een eiwitvethoudend meel toe te voe
gen en werden zelfs onfeilbare middeltjes in
den handel gebracht, maar het is als natuur
boter en Zwanenbergvet. Dat onze bijtjes,
door enkele trucjes misleid, deze kunstmeng
sel wel opnemen is geen bewijs voor de deug
delijkheid, men kan bijen zelfs arsenicum of
hun eigen gedroogde uitwerpselen met ziek
testoffen laten verzamelen. Als er in de na
tuur genoeg te halen is, laten ze onze middel-
jes echter vanzelf staan. Wie van het vorig
jaar goed geconserveerde stuifmeelraten over
heeft gehouden of als de bijen het voorrecht
hadden met veel versch voer den winter in
te gaan', voor die is de nood niet direct zoo
groot. Het beste echter zijn zij er aan'toe, die
in hun omgeving veel voorjaarsbloemen heb
ben. Tuintjes met sneeuwklokjes, winteraco-
niet, scilla's, crocus of heesters als de kor
noelje en de tooverhazelaar, ribes; wilg— en
iepenboomen, dat is je ware.
Bescherm den Wilg.
Var; al deze is de wilg, en dan natuurlijk de
mannelijke, wei de voornaamste leverancier
in het vroege voorjaar. Van de tallooze soor
ten is wel de vroegste de waterwilg (Salix.
caprea) diet zijn stralend gele katjesboeket en
de nog veel ,te weinig aangeplante S. Smithi-
nana. Voor de drogere gronden de vriende
lijke laagblijvende, kruipwilg (S. repens). Ook
de latere soorten S. alba en S. Viminalis en
hun varjëteiten moesten veel meer in parken
staan en langs spoordijken en wegen; er ligt
nog zooveel grond nutteloos braak in ons
land, waar planten kunnen groeien, die voor
de bijenteelt zoo hoog noodig zijn. Helpt ons
Verder deze wilgenkatjes te beschermen, te
gen de roofen plunderzucht van het na-
tuurminnende publiek. In alle beschaafde
landen zijn deze beschermingsverordeningen
reeds lang, ook voor andere zeldzame plan
ten. Helaas moet dit nog met verbod en straf-
1 n fen' maar dun ook de hand er aan houden,
IU dat het nageleefd wordt. Ook een oproep in
alle kranten, op de voorste bladzijde, gericht
tot het geheele publiek om zich buiten be
schaafd te gedragen en niet alles tot zelfs in
particuliere tuinen en natuurreservaten mee-
nen te mogen afrukken-.
Stuifmeelkennis.
Voqr ieder, maar voornamelijk voor den im
ker, is het een bijzonder genoegen het be
drijvig gedoe van de immen voor den ingang
van kast of korf te zien als er flink wat te
halen is. Hoe telkens, na een zware tocht
volbracht te hebben, een bijtje moeizaam
neerstrijkt met haar stuifmeellast als twee
dikke klompjes aan de achterpootjes, om dan
vlug naar binnen te sjokken. Twee klompjes
stuifmeel, wel 15 mgr. zwaar, kunstig opge
bouwd tusschen de haren van het korfje aan
de achterpootjes, wat een prestatie om daar
mede zulke einden te vliegen. En hoevele van
deze ladingen zijn er noodig om die 40'kilo's
te verzamelen? Wat een werk! Daar zijn
geel gekleurden van de wilg, oranje van
sneeuwklokjes, lichtblauw van scilla, groen
bruin van els, grijs van de iep, diep oranje
van paardebloem enzoovoort, in alle kleurva-
riaties en verschillenden vorm soms ook nog.
Een goede imker kent de meesten aan de
kleur, hij moet dit ook weten voor zijn ken
nis van de hjjenweide in zijn bedrijfsplan.
Buitengewoon aantrekkelijk en vooral nuttig
voor onderzoek van de dracht in een streek
is een nauwkeurige studie van al deze stuif-
meelkorreltjes. Wie over een goede microscoop
beschikt kan daarvan zeer veei genoegen be
leven door dit stuifmeel te leeren kennen.
Helpt allen medé onze bijen het noodige voed
sel te verschaffen gedurende het geheele
jaar, plant honing— en stuifmeelgevende ge
wassen. Beschermt deze planten. v. T.
De tijd van de jonge konijnen begint te ko
men. Vele worpen zijn er reeds. Bij de meeste
konijnenhouders is vooral de lente de tijd
van het nieuwe leven in den konijnenstal.
De voeding van de fokvoedster vereischt een
groote zorg. Zij mag het dier niet vet maken,
daar er dan groote kans is op mislukkingen
bij de dekking of het werpen. Het dier moet
echter in goede conditie zijn, war.t ook bij
magere voedsters zijn mislukkingen te ver
wachter.. Tijdens de dracht is een extra voe
ding niet noodzakelijk, daar de zich ontwik
kelende jongen nog lang niet zooveel van het
moederdier eischen als na de geboorte. Wel
moet men er voor zorgen, dat het voer van
de beste kwaliteit is. Groenvoer is onontbeer
lijk. Eiwitrijk krachtvoer in de plaats van ge
kookte aardappelschillen is zeer -gewenscht.
Daar dit nu door de tijdsomstandigheden niet
beschikbaar is, moeten de fokkers er dit jaar
voor zorgen, dat voldoende eiwitrijke kruiden
gedroogd worden om het aardappelrantsoen
aan te vullen. De laatste dagen voor het
werpen moet men het dagrantsoen wat ver-
hoogen.
Het grootbrengen van de jongen is voor de
voedsters een geweldige prestatie. De jonge
dieren groeien zeer snel. Op een leeftijd van
4 weken weegt een nest van 6 stuks bij een
middenzwaar ras ongeveer 75 pet. van het
gewicht van het moederdier. Deze gewichts
toeneming heeft het moederdier in den tijd
van 2 maanden (gerekend van den dag van
dekking af) alleen moeten opbrengen, want
tot den leeftijd van 4 weken leven de jonge,
dieren vrijwel uitsluitend van moedermelk. Nu
beginnen de jongen zelf te eten, maar daar
naast blijven ze van de melk van de moeder
profiteeren. Op een leeftijd van 10 weken, als
ze van de moeder afgaan wegen ze al plm.
het dubbele van het moederdier.
Het beste voedsel moet dar. ook voor de zoo-
gende voedster gereserveerd worden. Vooral "t
eiwitrijke voer komt hiervoor in aanmerking.
Voert men de laatste week voor het werpen
teveel vetaanzettend krachtvoeder, dan ont
wikkelen de jonge dieren zich te sterk en
treden bij het werpen moeilijkheden op.
Veertien dagen voor het werpen krijgt de
voedster een dubbel hok. De tusschenwand
wordt weggenomen zoodat twee hokken één
ruimte vormen. In het hok wordt dan meteen
een nestkistje geplaatst in den tegenoverge-
stelden hoek van den mesthoek.
Een nestkistje levert vele voordeelen, daar
men op deze manier de natuurlijke omstan
digheden zoo goed mogelijk benadert. Het ko
nijn is een holbewoner. Vooral de jonge die
ren maken als ze uit het nest komen een
dankbaar gebruik van dit toevluchtsoord bij
elke vreemde gebeurtenis.
De voedster kan door op het nestkistje te
springen zich aan de achtervolgingen van
de steeds op zoogen ejtzijnde jongen onttrek
ken.
De voedsters maken graag van het nestkistje
als-werpplaats gebruik. Het werpen kan hier
ongestoord plaats vinden en het dier voelt
zich in de donkere ruimte beschut. Bovendien
kan het hier zeer gemakkelijk een goed nest
bouwen.
De jonge dieren worden minder gestoord en
zitten warm zoodat ze daardoor langer m het
nest blijven.
Een week voor het werpen wordt de stal nog.
eens grondig schoongemaakt en rijkelijk van
goed bladrijk stroo, bij voorkeur haverstroo,
voorzien. Eenige dagen voor het werpen moet
men beginnen met de voedster alle dagen
lauwwarme ondermelk te geven. Is dit niet
verkrijgbaar, dan kan men ook met lauwwarm
drinkwater volstaan. Na het werpen is het
aan te bevelen de voedster wat groenvoer of
een ander lekker hapje te geven, dat zij met
graagte eet en haar kalmeert.
Meer dan 8 jongen mag men nooit bij de
voedster laten, daar een konijnen meestal 8
tepels bezit. Beter nog is het om rnkar 6
jongen in het nest te laten en de overigen
te verwijderen. De jonge dieren ontwikkelen
zich dan krachtiger, zoodat zij niet alleen
later als fokdier, beter geschikt zijn doch ook
voor ziekten minder vatbaar worden. De
kleinste jongen worden verwijderd.
Jonge voedsters hebben nogal eens de ge
woonte, geen nest te maken of de jongen bui
ten het nest te werpen. Komt zooiets voor,
dan is er veel kans' dat men het te laat be
merkt en de dierjes reeds van de koude zijn
gestorven. Is men er op tijd- bij, dan moet
snel een nest gemaakt worden met behulp
van hooi, stroo, en zoo mogelijk wol van een
oud konijnenvel. Het komt voor dat het moe
derdier het nest gaat vernielen, omdat de
tepels pijnlijk zijn. Ervaren fokkers advisee-
ren dan het dier uit het hok te nemen en de
tepels te onderzoeken. Zijn deze sterk rood
gekleurd, dan moeten ze met warme olie wor
den gemasseerd. De jonge dieren worden dan
aan de tepels gelegd. Door het zuigen gaat de
pijn over. De jonge dieren worden dan weer
in het nest gelegd terwijl men de yoedster nog
eenige uren in een anderen stal hóudt. Ver
nielt zij daarna het nest weer, dan is zij on
geschikt als fokdier en dient zij. voor de
slacht bestemd te worden.
Door het nestkistje is het hok ook gemakke
lijk te reinigen,-zonder dat het nest wordt
gestoord. Het nestkistje moet van hooi en
strooi voorzien zijn, doch men mag er nooit
zooveel indoen als voor een volledig nest
noodig is. De voedster brengt rJ. zelf het an
dere er in, daar het in haar natuur ligt tegen
den werptijd met hooi en stroo te gaan. dra
gen. Het nestkistje heeft in de praktijk zijn
voordeelen reeds bewezen.
Na de controle van het nest en het verwijde
ren van de overtollige jongen wordt het nest
met rust gelaten. Men kan ten hoogste nu
en dan eens zien of het nest gesloten is.. Zoo
lang dit het geval is, is alles in orde. Men.
moet verder met de handen uit het nest
blijven, omdat anders het gevaar bestaat, dat
de jonge dieren te gauw uit het nest komen.
In normale gevallen komen ze eerst op den
18den of 19den dag te voorschijn. Ze beginnen
dan langzamerhand mede te eten. Daarmede
begint ook het gevaar voor ziekten, welke of
wel direct spijsverteringsstoomissen zijn, of
wel tengevolge van spijsverteringsstoomissen
zijn ontstaan. De voeding van de jonge konij
nen vereischt de uiterste zorg.; Aanwijzingen
hiervoor zullen in een volgende mededeeling
worden gegeven.