Dank van den Rijkscommissaris aan
Dr. Posthuma
V.Z.O.D. te Haamstede
In memoriam
IN de tweede helft van de maand Mei
1940, naar ik meen de 21ste, ging bij mij
thuis, ongeveer op het middaguur, de tele
foon. Iemand van het (vroegere) Duitsche
gezantschap, dien ik kende doordat ik vele
jaren de onderhandelingen over .een
handelsverdrag tusschen Nederland en
Duitschland had medegemaakt, deelde mij
mede, dat er een Landesbauernführer in
den Haag gekomen was en dat hij dezen
aangeraden had eens met mij te spreken.
Hij vroeg mij of ik daartoe bereid was? Ik
meende (en meen dat nog) dat er alles
voor en niets tegen was om deze vraag
toestemmend te beantwoorden en door be
middeling van dengene, die mij per tele
foon opbelde, kwam een samenkomst met
Graf Grote tot stand in het gebouw van
het Duitsche gezantschap.
In een mij, van voor den oorlog, bekende
kamer wachtte ik de komst van Graf Grote
af. Vriendelijk zich verontschuldigend,
dat hij door bezigheden iets later kwam,
met het voorkomen van een zeer be
schaafd iemand, begroette hij mij en zei:
U kent mij niet, doch ik U wel. Door mijn
vragenden blik kreeg ik hiervan de ver
klaring.
Tijdens het Wereidzuïvelcongres te Ber
lijn in 1937 was ik één der eere-voorzitters
en had in die kwaliteit eenige congreszit
tingen medegemaakt aan de zijde van den
voorzitter van het congres, den Reichs-
minister, Reichsbauernführer Darré. Op
het podium zittende, was ik o.a. ook aan
Graf Grote bekend geworden.
Hij deelde mij, bij ons eerste "gesprek,
mede, dat hem het verzorgen van de land
bouw- en voedingsbelangen in het in Ne
derland bezette gebied was opgedragen.
Hij maakte den wensch kenbaar te weten:
hoe de maatregelen, die hij zou moeten
nemen, bij de boeren en tuinders ontvan
gen werden. Ter verduidelijking voegde
hij hieraan toe, dat hij geen behoefte had
de meening te kennen van leiders van or
ganisaties, /omdat deze na een onderhoud
met hem (Graf Grote) naar hun besturen
zouden gaan en hij dan nimmer de per
soonlijke meening van een boer of tuin
der zou hooren en dat de betrokkenen
begrip moesten hebben voor den toestand
zooals die door de bezetting nu eenmaal
was en voor den nieuwen tijd zooals die
in Duitschland werd beleefd.
Ik heb toen 'met verschillende personen
een onderhoud gehad met het resultaat,
dat ik na eenige dagen een commissie aan
Graf Grote kon voorstellen. Het waren de
boeren Klompe (Zeeland), Nel (Utrecht),
van Til (Gelderland), Ruiter (Friesland) en
Zijlma (Groningen) en de tuinder Kok
(Westland).
In den eersten tijd kwamen wij wekelijks
samen, later eens pej veertien dagen en
toen nog eenige keeren maandelijks.
Onder mijn voorzitterschap bespraken wij
talrijke maatregelen en de daarmede sa
menhangende vraagstukken en gingen dan
daarna met Graf Grote, al of niet verge
zeld van een of meer leden zijner staf
dezelfde onderwerpen en de daarbij be
staande bezwaren behandelen
Door deze bijeenkomsten is voor den boe-
ren- en tuindersstand in Nederland veel
goeds tot stand gekomen en tot op heden
werken zij in hun gevolgen nog door. Met
open oog voor de ontwikkelde bezwaren en
een warm voelend hart voor het hoeren
dom heeft Graf Grote getracht de belan
gen, die hij namens de bezettende macht
had te bevorderen, te vereenigen met de
wenschen, die de boeren en tuinder deï
commissie naar voren brachten. Van te
voren kon worden verwacht, dat alle wen
schen niet vervuld konden worden, doch
dat dit niet het geval was lag niet aan
de wijze waarop Graf Grote ons tegemoet
trad, veel minder nog aan het begrip, dat
hij voor onze opvattingen toonde, opvat
tingen die hij, zelf boer zijnde, goed kon
begrijpen en aanvoelen,' doch dan lag het
aan omstandigheden, die sterker waren en
die verhinderden en soms verhinderen
moesten, dat er volle overeenstemming
kwam. Nogmaals echter, goeds veel goeds
is door de bijeenkomsten van de commis
sie met Graf Grote tot stand gekomen en
ik stel er prijs op, nu wij hem zullen moe
ten missen, daarvan in het openbaar te
getuigen. Van zijn zijde is mij eenige ma
len gebleken, dat ook hij veel waarde aan
deze bijeenkomsten toekende.
Zooals hij op deze bijeenkomsten was, was
hij steeds toen ik hem later, minder regel
matig, ontmoette en hij zal dan ook in mijn
herinnering voortleven als iemand, die het
goede wilde, er ernstig naar streefde dit
te bevorderen en daarbij breed zag ook
ten aanzien van de belangen van anderen.
Hij diende zijn vaderland op een wijze, die
wij slechts kunnen hopen, dat ook ieder
onzer zal doen en nu gaf hij in dienst van
dat vaderland het hoogste offer, dat
iemand kan brengen: zijn leven.
Moge hij daarvoor het loon hebben gevon
den, dat voor Gods kinderen is weggelegd.
Paschen 1942.
De vereeniging van oud-leerlingen van Landbouw-
wintercursussen V.Z.O.D. hield haar jaarvergade
ring. De voorzitter, de heer C. A. Hartog, vroeg
belangstelling voor een a.s. lezing door den heer
den Engelsen, assistent-zuivelconsulent, voor de
Melkcommissie. Tevens besprak hij de totstand
koming van 4 groenvoedersilo's in deze streek.
De aftredende bestuursleden B. Th. de Vrieze,
W. Steur Rzn. en Jac. Blom werden herkozen.
Dh. M. O. Hanse had een proefveld van korrel-
mais aangelegd. Conclusie: de mais wordt wel
rijp, maar het drogen van kleine partijen geeft
moeilijkheden. Men dient echter niet te vergeten,
Üat de mais ook wanneer ze pas geplukt is, een
uitstekend voedsel is voor' paarden, varkens en
kippen. Tot leden^^Van de proefveld-commissie
werden benoemd de heeren J. Bèije Mzn. en A.
van den Bos.
De Voorzitter hield hierna een lezing over het
nut van de stalmest. Mij wees op de groote
waarde hiervan vooral in dezen tijd en was lang
niet te spreken over de wijze waarop de stal
mest wordt bewaard. De waarde kan door beter
bewaren aanmerkelijk verhoogd worden.
Deze Vereeniging, met een flink aantal leden,
doet in Westelijk Schouwen best werk.
We wenschen ze verderen bloei van harte toe.
Goede gedachten zijn een onovertrof
fen wapenrusting.
Elk atoom is tot een zonnestraal ge
worden.
De Rijkscommissaris voor de bezette Nederland-
sche gebieden, Rijksminister dr Seyss-Inquart,
heeft dezer dagen in tegenwoordigheid van den
Boerenleider E. J. Roskam en van den „Oberregie-
rungsrat" von der Wense, Hauptabteilung Ernah-
rung und Landwirtschaft beim Reichskommissar
den voorzitter van de „Commissie ter ondersteu
ning van.de maatregelen, getroffen voor de rege
ling van de landbouwproductie" oud-minister dr.
Posthuma ontvangen om hem te bedanken voor
zijn in het kader van dpn Productieslag geleverde
prestaties.
De productieslag in Nederland werd begin 1941
ter hand genomen om door eigen kracht een
maximum bijdrage te leveren voor de voedsel
voorziening van het Nederlandsche volk. Oud
minister dr. Posthuma heeft voor het uitvoeren
van deze taak de voorzitters "van de vier land
bouworganisaties in Nederland in een commissie
vereenigd en in het geheele land onderafdeelingen
(foto Stapf-Mol)
gevormd, welke de verwezenlijking van deze taak
ten doel hadden. Een aantal veel omvattende
maatregelen op het gebied van de verhooging der
landbouwproductie was het resultaat van zijn
waardevollen arbeid. Deze maatregelen leidden tot
een volledig succes. Overeenkomstig den voort
schrijdenden opbouw van den Landstand is de.
commissie van oud-minister dr. Posthuma en haar
onderafdeelingen met ingang van 1 April 1942
door den Landstand overgenomen, die de werk
zaamheden zal voortzetten. Oudminister dr. Pos
thuma heeft zich bereid verklaard als algemeen
adviseur van den Nederlandschen Landstand ook
in de toekomst zijn krachten beschikbaar te stel-
len De Rijkscommissaris heeft deze gelegenheid
benut om oud-minister dr. Posthuma te bedanken
voor zijn verdiensten inzake het opvoeren van de
Nederlandsche landbouwropductie en om hem veel
succes toe te wenschen bij zijn verdere werkzaam
heden. 3