Onschuldig^ mosselen
Schrandere journalisten
Koelbloedige straatventers
Uit de school geklapt.
(Eigen reportage)
ZphnA'dam, Dinsdag, 't Geluid van een stem waast door het open venster van 'n hotel op
de Overtoom binnen. Een weemoedigetrieste slem misschien ook, omdat hei avond is
een stem, die bij herhaling iets betoogt. Dat moet een straatventer zijn. IJsco's? Nee, dat gaat
niet; het is tenslotte al in April. Bloemen dan? Ook niet; het avondlijk uur leent
zich daarvoor niet. De man is nog te ver weg en feitelijk kun je nog niet precies hooren, wat
hij daar zoo op z'n eentje met een melancholische stem in Amsterdams verstilde straten roept
En toch, tóch weet je bij voorbaat eigenlijk al, wat de oorzaak is van zijn luidruchtig optre
den, omdat je ais stedeling van kindsaf reeds vertrouwd raakte met dat monotoome twee-
klankige liedje van den eenzame. De „oorzaak" ligt op zijn handkar: een glibberige hoop mos
selen, hoog opgetast. „Zeeeeelandsche mosselen, Zeeeelandsche waarroept hij.
lerseke of Harlingen.
Stelt U zich het volgende eens voor: U bent
journalist, U hoort in Amsterdam een straat
venter zijn mosselen aanprijzen en daardoor
wordt U geïnspireerd, om een artikel over de
mosselenvangst te „plegen" (zooals wij dat
dan wel noemen). Wat zoudt gij doen in dat
geval....? U herinnert rich de wijze lessen
van Uw onderwijzer, die jaar en dag leeraar
de, dat mosselen uit Zeeland kwamen. Nóg
meer zelfs: ook de naam „lerseke" is U bij
gebleven. En is het dan zoo wonderbaarlijk,
indien U naar bet Centraal station tramt,
tot vlak voor een der plaatskaarten loketjes
elleboogt en triomfantelijk hijgt: „Retour
derde Kruiningen-lerseke"?
Wonderbaarlijk is dat niétfout is dat
wel
En nu komt het eerste mysterie: wij negeer
den lerseke en koersten richting Noord-Oost.
Waarom? Daarop kunnen we U geen "ant
woord geven, dat is intuïtie, 'n soort van
zesde zintuig.
We kwamen in Harlingen, een oud Friesch
havenstadje, dat 'n slordige één-of tweehon
derd kilometer van Zeeland ligt verwijderd,
en' daar, in Harlingen, aan de Noorderhaiven,
daagde mysterie nummer twee
Van Hurck brengt licht en mosselen.
Aan de Noorderbaven woont visscher Van
Hurck, en als we bij hem aan tafel in de
huiskamer ritten, openbaart hij ons het ge
heim van de Zeeiandsche mosselen: „Die
Amsterdaimsche straatventers, die met zooge
naamde Zéeuwsche mosselen langs de huizen
leuren, verkoopen mosselen, die ik ln.de Wad
denzee vangMéér niet. In feite dus ge
organiseerde oplichting. We kunnen ons zelfs
voorstellen, dat over zoo iets in het Engel-
sche Lagerhuis vragen gesteld zouden wor
den.... Uitvoerig zet visscher Van Hurck
uiteen, hoe de vork nu eigenlijk aan de steel
rit.
Gem. 1931/'35
63.696.000 kgad.
1.246.000
In de eerste plaats is hij géén Fries, doch
Zeeuw, en dat maakt al weer veel van het
leugentje goed - vinden wij.
„Maar waarom is U. dan naar het Noorden
getrokken? In Zeeland zélf is op het gebied
dier mosselvisscherij tóch genoeg te doen?"
„Da's nu maar een kwestie van bekijken",
vindt Van Hurck, „in Zeeland was het vis-
schen van mosselen verre van ideaal, en dat
kwam hoofdzakelijk door de beperkende be
palingen en Voorschriften, welke in den loop
der jaren met betrekking tot ons beroep ver
schenen. Dat werd tenslotte enkelen van ons
te bar en toen vertrokken we naar elders".
„En luikt dat nog al, hier in Friesland?"
„Nu moet U niet denken, dat Friesland, of
althans de Waddenzee voor ons, Zeeuwsche
moisselvisschers onbekend was! Al lange ja
ren haalden wij het mosselzaad uit de banken
in de Waddenzee, de zandbanken dan. Nu, en
dat mosselenbroed brachten we met de boot,
meestal door de binnenwateren naar Zeeland.
In de Zeeuwsche wateren groeiden de mosse
len en daar werden ze na een bepaalde perio
de gevangen. U kunt de tijd, welke tusschen
het zaaien en de vangst is gelegen wel ojf
opgeveer een jaar stellen".
„En vandaag den dag vangt U de mosselen
in de Waddenzee, en die producten worden
dan als „Zeeuwsche mosselen" aan den man
gebracht?"
„Inderdaad. De naam „Échte Zeeuwsche" Is
zóó ingeburgerd, dat het geen zin zou heb
ben, die te wijzigeir'.
Regelmatig vaart deze visscher met een twee
tal booten - de WI 67 en de HA 93 - uit naar
de mosselperceelen, welke van den staat wor
den gepacht. Die perceelen liggen (haalt U
de kaart er maar bij) tusschen Griend en
Blauwe Slenk, dus ongeveer in dat gedeelte
van de Waddenzee, waar de bootlijn van Har
lingen naar Vlieland en Terschelling loopt.
Hij heeft zichverplicht, iedere week de ge
meente Amsterdam te .voorzien van 1200 ba
len mosselen en kan dit contingent om de
een of andere reden niét worden bereikt,
eerst dan springen de wérkelijke» „echte
Zeeuwsche" bij!
Een mosset is een „guooerig iets aat door
het keelgat is verdwenen, voordat men er
erg in heeft. De mossel Is niet alleen glibbe
rig, doch bovendien buitengewoon „huiselijk":
als een Middeleeuwsch monnik sluit hij zich
op in z'n huisje, bestaande uit twee scheld
pen, welke aan de rugzijde zijn verbonden
door een scharnierend slot. Voorts is de mos
sel z'n kop kwijt, hetgeen niet in verband
gebracht moet worden met meêdoogenlooze
beulen en ouderwetsche schavotten, doch
meer het directe gevolg is van e- der won
derlijke grillen van Moeder Natuur. Orlder
aan het mossel-lichaam zit een, voet, waar
aan een zoogenaamde byssusklier bevestigd
is, welke bevestigingsdraden (genaamd bys-*
sus) produceerd. Wellicht zou de vergelijking
met een spin niet zoo vreemd zijn. De „wilde
mosselen" - die voor de consumptie geschikt
zijn - hangen met hun bevestigingsdraden
in klitten aaneen. De meeste mosselvisschers
hebben de beschikking over een schokker en
Van Hurck vertelt ons, dat hij „rijn" mosse
len met een z.g.n, „kor" vangt. Een kor is
een sleepnet ,dat aan de boot wordt beves
tigd en wordt voortgetrokken. De netten,
welke op deze wijze worden gevuld, worden in
de boot getrokken, en.... de buit is binnen!
De mossel is een .glibberig iets", schreven we
reeds hierboven en juist dit is misschien wel
de reden, waarom zoo vele Nederlanders min-
of meer „huiverig" dit kostelijke product af
wijzen. Want populair is de mossel feitelijk
in ons land nimmer geweest: .de meesten hiel
den het bij .gewoon" vleesch. Doch tihan-s,
mede in verband met de binnenlandse he
vleeschpositie, schijnt de mossel meer en
meer in trek te komen. Ziet slechts, hoe in
de steden de menschen. rond de bekende
mosselenstalletjes, smakelijk dit ten onrechte
versmade diertje naar binnen werken! En
dit is zeer verstandig: de mossel is buiten
gewoon voedzaam en vormt een gezonde, doch
bovenal eiwitrijke kost. En dat laatste mo
tief is heel wat belangrijker dan het argu
ment: ,,Ze zijn zoo glibberig...."
De vangsten.
Tot slot willen we iets zeggen over den
vangst van mosselen. Die is niet onbelang
rijk! Als we een vergelijking maken met en
kele andere vischsoorten, komen we tot de
volgende staat
1938
1939
ad.
f 1.051.000
f 684.000
f 496.000
f 259.000
f 1.071.000
f 892.000
f 44.000
65.327.000
930.000
677.000
2.375.000
5.980.000
3.879.000
2.662.000
kg.
ad
f 981.000
f 589.000
f 351.000
f 318.000
f 894.000
f 617.000
f 503.Oen
Modselen, zooals ze aankomen.
(Foto Brokken).
Duidelijk blijkt uit-dit overzicht, dat m 39
het contingent mosselen belangrijk grooter
was dan het vorige jaar, terwijl daarentegen
de opbrengst verminderde. De opbrengst van
oesters - veelal in één adem genoemd met
de mosselen - is' veel minder dan die van
't laatstgenoemde product. In vroeger jaren
werden betrekkelijk groote hoeveelheden
mosselen onder meer naar België en Frankrijk
geëxporteerd.
Door de Amsterdamsche straten loopt een
straatventer „Zeeiandsche mosselen" te rin
gen. Zwaarmoedig is zij» stem, vol zijn kar.
Mocht U hem eens tegen 't lijf loopen, doe
dan niet verontwaardigd tegen hem en ver
wijt hem niet, dat hij met luider stemme on-
- waarheden in 't rond bazuint. Het zal U
trouwens niet helpen: hij is koelbloedig en
prolongeert met 'n staal gezicht rijn reper-
toir. Doe Iets anders: probeer het eens met
■n pond en neem eiwit tot U! 9