I r 1 REPORTAGE uit het Friesche land 8 ONS woord getrouw stapten we op een mooien morgen vroeg uit ons bed en zetten per fiets koers naar pns geliefkoosd dorpje ergens in Friesland Het was nog bepaald donker, hoewel het aan de kim reeds begon te gloren, toen we afstapten, reeds bij voor baat genietende van den komenden mooien morgen. Een wolkenlooze hemel, met langzaam ver- bleekende sterren, een kalm windje, ziedaar een ideale morgen voor het vinden van kie vitseieren. De ons welbekende terreinen zijn moeilijk en vanuit het dorp slechts langs een omweg te bereiken. We varen over een klein meer en het spreekt vanzelf dat de tongen los komen en tijdens het tochtje reeds de kan sen worden afgewogen. De -watervogels nemen niet veel notitie van ons. De meerkoeten zwenken een beetje om en -blijven verder Ejistig naar hun ochtend maaltijd duiken. Een paartje futen, eensge zind naast elkaar zwemmende, vertrouwt de zaak .minder en duikt haastig onder den wa terspiegel. Alles ademt rust. We varen nog eep eindje een vaart op, 'met aan weerszijden „splis" staand „butlan". Enkele honderden schol eksters hebben dit terrein als pleisterplaats uitgekozen en maken veel misbaar. Luide kwetterden en fluiten ze bij onze aankomst, trippelen zenuwachtig rond om tensïotte plotseling tegelijk op te vliegen, als of een geheimzinnig signaal voor deze start wordt gegeven. Grutto's en tureluurs plassen bedrij vig rond tusschet) de rietstengels van een „sompe", en deelen niet in de algemeene op winding van de scholeksters. Het was ongeveer halfvijf; de zon liet nog op eich wachten maar toch "waren de eerste tee kenen van haar komst reeds aan de kim waar te nemen. De horizon was flauw rood gekleurd, de on- wat zich bij maanzaad sterker wreekt, dan bij suikerbieten. Het meest geschikte moment is aangebroken, wanneer de jonge plantjés 3 a 4 blaadjes tel len. Met houweelen van verschillende breedte, worden de rijen doorgeslagen. Dit geschiedt zoodanig, dat er bosjes van '2 tot 4 plantjes blijven staan, terwijl de afstanden tusschen de bosjes onderling uiteen kunnen loopen van 12 tot 20 cm. Meestal wordt echter doorgeslagen op 15 a 18 cm. Vroeger werd het gewas, zooals thans nog veelal -in 't buitenland geschiedt, evenals de bieten opééngezèt. Dit is niet nood zakelijk en 't bespaart heel wat moeite en ar beidskosten, terwijl er geen -merkbaar verschil ln opbrengst geconstateerd kan worden. Na het doorslaan volgt de overbemesting met stikstof- mest. Vooral dient er goed op gelet, of bij het uitstrooien de plantjes volkomen droog zijn, want brandvlekken-'komen nog maar al te dik wijls voor. Vóór den bloei, die gewoonlijk in de eerste helft i^n Juli plaats heeft,.wordt het land nog eens van onkruid gezuiverd en we kunnen dan rustig het rijpen afwachten. (Wordt vervolgd) Waar liggen de begeer de eieren? Foto-archief Agr. Pers derkanten van enkele kleine wolkjes oranje. Hit de wallen van de vaart vloog hier en daar .schimmig" een doffer om even later geruischloos neer te strijken op den meer kant tusschen de Scholeksters, die weer in hun domein waren aangekomen, en roerloos met den kop in den wind stonden. 1 Onder gunstige omstandigheden betraden we dan de eerste stukken land. We mochten niet het genoegen smaken een kievit te zien op vliegen. In het volgende stuk had onze be roepsman een nest met „kwaien". Hier viel dus weinig te beleven. Hij duidde ons precies aan waar de kievit moest opvlie gen. Het was voor ons amateurs niet moeilijk, omdat nu gegeven was waar het nest zioh bevond. We voelden ons dan ook geweldig, toen we plotseling het wijfje kalm en laag vliegend van het -nest zagen glijden en het gelukte ons ook weldra het nest te vinden. Spoedig daarna werd ons kunnen weer op de proef gesteld. We gingen nog 'een stuk land door en kwa men aan een vaart; aan weerszijden polder dijken. De vaart was 'overbrugd met een „batset". Onze vriend was de eerste, die op den dijk kwam. Dit gebeurde met opzet, want zei hij „ik moat sjen as er ek ljippen opspatte'" Alle vier tuurden we over het voor ons lig gende veld. Verscheidene kieviten vlogen op, het ,was de laatste dagen slecht weer ge weest en er was dus wel kans. Onze vriend had speciaal in zijn brein vastgelegd, van waar twee wijfjes 'vlogen. Een der wijfjes ,hat de brüd üt, zei hij, „die jowt noch lüd". Inmiddels waren we het .batset" gepasseerd en midden in een stuk land van een twintig pondemaat terecht gekomen. Geen nood onze beroepsman wist precies waar het eerste wijfje opvloog, omdat hij een paaltje op een ander stuk lan<^ als richtlijn gebruikte en dit in het oog hield. „Wy moatte der nou wêze", hoorden we hem zeggen. Schrijver dezes werd verzocht den halven „ikker" af te zoeken. Nog geen twin tig meter verder stonden we plotseling voor een nest met 3 eieren. Abrubt bleven we staan, we konden er haast niet bijIk liet me op de knieën vallen en rukte de pet van 't hoofd. -De anderen kwamen hard aanloopen en uitten zich in bewonderende uitroepen. Ze raakten niet uitgekeken; onze leidsman, eerst op den achtergrond., voegde zioh ook bij ons en deel de-in de algemeene vreugde. Voorzichtig de eieren in de pet en nog voorzichtiger de pet op het hoofd. Kijk, nu was er enthousiasme en deze vondst verlichtte onze schreden. We belandden nu op eenige stukken land, die stuk voor stuk verdeeld waren dpor een schutting met prikkeldraad; een en ander be moeilijkte zeer de plaatsbepaling. De zon kwam inmiddels majestieus boven de kim. De vogels stegen luidruchtig op; vooral' de grutto's maakten een vlucht boven hun terrein en wel zoo hoog dat het kleine stip- pen geleken. Een onvergetelijk tafereel. Lang zaam daalden de grutto's, nu op deze, dan weer op gene vleugel hangende. Tenslotte ineens een duik naar den grond; met de vleugels recht boven het lichaam kwamen ze naar beneden suizien, om dan eenige meters boven den grond de vleugels te spreiden en sierlijk neer te strijken. Doffers en wijfjes kieviten wemelden nu ook door elkaar. In de prikkeldraadversperringen aangeland, zei onze vriend, dat hier eep kievit huisde. die hij niet „trepeeïe koe", wat zooveel als verrassen beteekent. ,,Wy kommen nou fen in oare kant", beweerde hij, misschien" zou het nu lukken. Twee wijfjes vlogen weg en heel mooie ook. Witte punten aan de vleu gels en eendrachtig breede staari. Ze streken een honderdtal metérs verder voorzichtig neer, ja heel voorzichtig. „Sjuch", zegt onze vriend", dat binne nou moae ljippen" We raakten nu ook wat ingewijd in d£ ge heimen van „mooi" en „niet mooi". Het zoe ken neemt een aanvang, „ikker" voor ikker. De beroepsman gaat ons hier en daar na, want „jim ktnne se best oer de kop sjen en hjir moat it hast wêzze", zegt hij. Oom Jan, die wel de slechtste reputatie in onze ploeg heeft betreffende het vinden van eieren, vond tenslotte het nest. Een aardappel en een ei. Voor we bij het fiest aankwamen had hij het. ei reeds in de pet. Onze vriend beweerde met klem dat dit de kievit was, die hij moeilijk „trepeere" kon. „Zijn" kievit kwam bij de sloot vandaan. We waren volgens onze 'meening nu niet groen meer in het eierzoeken, dat hadden we bewe zen en beweerden laconiek dat het wijfje misschien aam het ontbijt bezig was. Onze vriend staat bekend als zeer vasthou dend en we zochten dus .ikker" voor ..ikker" af, zonder resultaat. Hij liet na e>en half uur het zoe ken staken, ofschoon met tegenzin. Zelf zoekt hij nog eens den geheelen slootkant af, die den vorigen zomer eenigszins is inge trapt door de koeien. Plotseling schrikken we op door een heftig „Kom hjir ris". We holden naar onzen vriend, die de leege pet van het hoofd trok. We hijgden van het loopen toen we voor de sloot terecht kwamen. In den onderwal, nog geen halven meter van het water, lag een nest mot vier eieren, een broed, op een uitspringende polle grond. Wat een buitenkansje, we waren uitbundig als kinderen. Hij legde voorzichtig de eieren in de pet: we bewonderen nog het nest. Kt liket wol 'n poeperiest", zei hij „safolle rüch". Oom Jan kwam op het goede idee om nu eerst te pauzeeren; verderop konden we mooi tegen een dijk liggen in de zon en metéen het veld overzien. Dit voorstel werd met al gemeene stemmen aangenomen. De morgen is nu goed en we maken van de gelegenheid gebruik een sigaret op te steken. Achter den dijk kómen eerst goed de tongen Gevonden! Foto J. O, de'

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 8