nat
EEN KOE.... ALS TREKDIER
-
los, en nu reconstrueeren we het vinden der
nesten in alle bijzonderheden.
Eierzoefcen, jagen en visschen zijn begrip
pen die zoozeer met den Frieschen volksaard
en het Volksleven verbonden zijn, dat het
niet mogelijk is deze daarvan los te denken.
Jong en oud ziet men in April de velden
doorkruisen met een polsstok, en onwillekeu
rig, zonder bepaald nieuwsgierig te zijn,
wordt over en weer naar de resultaten ge
vraagd.
Het -veld heeft een geheel ander aanzien ge
kregen. Niet minder dan een tiental ama-~"
teurs, eier-,,zoekers" uit het goede hout ge
sneden, deelen met ons de vreugde van een
practotigen lentemorgen. Onze vriend haalt
zijn verrekijker voor den dag en kijkt naar
drie^man, die naarstiglijk naast'' elkander
zoeken. „Onbekend" mompelt hij.
Een amateur komt opduiken en vraagt een
lucifertje; spoedig zijn we in een geanimeerd
gesprek gewikkeld, natuurlijk over het eier-
zoeken. Hij heeft pech en een leege pet. Na
lang over en weer praten worden twee eieren
verkocht. Achteraf blijkt, dat hij ze beslist
goedkoop gekregen heeft.
„Had ze'm bij den poelier laten halen",
merkt mijn vriend op die reeds bij voorbaat
een tegenstander van den verkoop was.
De morgen is reeds aardig gevorderd, de
grond opgedroogd, de kieviten komen weer
eens hun nest opzoeken. De warmte is be-
'haaglijk. i
We kwamen moeizaam overeind, Oom Jan de
laatste, zijn stijve ledematen wrijvende. Met
den rug had hij tegen het blok van zijn pols
stok gelegen en dit liet een modderstempel
achter. Het eerste half uur kregen we wei
nig kans, omdat verschillen ie amateurs door
dit veld waren geloopen. Daarna hadden we
weer versch terrein
Een onschuldig uitziende sloot, daarbij on
diep en met een bar zachte bodem, versper
de ons nu den weg. Drie kwamen zonder in
spanning aan den overkant terecht. Oom Jan,
die we reeds kwalificeerden als 'polsdrager,
zocht een hard gedeelte in den bodem en
sprak van „verraderlijk zacht."
Hij slaagde er niet in een hard gedeelte te
vinden en plantte tenslotte resoluut de pols
In den zachten bodem en duwde er nog eens
flink bovenop,
We slaan met zeer gemengde gevoelens zijn
verrichtingen gade en raden aan „flink toe
springen". Alle nuttelooze, waardelooee ad
viezen. De afzet was al vrij zwak. Oom Jan
bracht het niet verder dan halverwege de
sloot, bleef dan stabiel boven de sloot staan,
bengelende aan den polsstok.
Langzaam maar zeker zakte hij. we konden
ons niet langer goed houden en lachten on
bedaarlijk.
De beenen raakten tenslotte het water, dan
den bodem. Hij waadde naar den kant en
nam zorgzaam zijn polsstok mee. Op den wal
schudde hijzich als een hond, het water
vloog her en der. Onze vriend zeide .dat hij
zich warm moest loopen en opdrogen in de
zonnewarmte. Onze voorouders de Batavieren
deden dit ook volgens hem. Hij wilde echter
liever rechtsomkeert maken, we konden ons
hierin schikken en aanvaarden den terug
tocht. Onderweg zagen we nog een „opgeleg
de" kans, en vonden nog twee eieren. Thuis
echoot Oom Jan haastig.een paar kleeding- -
stukken van onzen vriend aan, die wel niet
secuur pasten, maar toch een dragelijk figuiir
van hem maakten.
Zoo eindigde deze gezellige morgen. We zet
ten ons gemakkelijk neer en lieten vrien
den en geburen een pet vol eieren bewonde
ren.
De lezer kan zich zeker den .gezonden eet
lust indenken, dien we bij het middagmaal-
aeun den dag legden.
R. VAN DER VEEN.
In dienst bij een Brébantschen boer
Door 't „koeike" naar
heele karreVracht
het land gebracht
'Jat&ÉËÉ N
Foto I..P. R. S.
If;::
Hier ziet U wat een koe vermag
In dienst van den productieslag
Foto I. P. R. S.
Een Brabantsche boer, die het niet bekostigen kon, een paard te houden en toch ploegen
moest, heeft een koe voor den ploeg gespannen.
Hij spande zijn koe in met een oud ossenhaam, dat anders is samengesteld dan een paar-
denhaam, daar een os alleen met de schouders trekt en niet, zooals een paard, ook rnet de
borst.
Aanvankelijk gevoelde de koe er weinig voor om te trekken en was de eerste keer en niet te
houden en het was dan ook te verwonderen, dat zij er aanvankelijk met ploeg en al van
door ging.
Na een paar dergen echter 1}ad de koe de voor haar nieuwen werkkring met berusting aan
vaard en het gevolg is ,dat zij den ploeg nu even goed trekt als een paard. Er wordt reke
ning gehouden met het werk, zoodat op een dag niet te veel van haar krachten wordt
gevergd. Bovendienmoet ze goed worden gevoerd en het is geblekendat zij evenveel melk
blijft geven.
De boer heeft ook nog een jongen os van tien maanden, die voor het werk moet worden
opgeleid. De koe wordt niet alleen voor den ploeg gebruikt, doch trekt ook de kar en zij
vervoert, hoewel zij slechts een klein „koeike" is, met gemak èen last va*n 500 kg. gier naar
het land.
Zij laat zich ook rustig inspannen onder een hittenzadel en blijft altijd rustig wachten, als
een last wordt opgeladen.