Ie Jaargang No. 17
<1*1
Vrijdag 1 Mei 1942
satodótond
Dit weekblad wordt aan de leden v. d. Neder-
landschen Landstand kosteloos toegezonden.
Voor niet leden:
t 5.— per Jaar
1.25 per 3 mnd.
t 2.50 per Jaar
0.65 per 3 mnd.
voor bet blad van één prov.
poor Iedere provinciale
editie meer. Inc:k. 15 ct.
RED ACTIE-ADRES:
GROOTE MARKT 28, GOES
Adv.prijzen: geh. oplage 1.75 p. r. voor gew.
adv.; 4.75 p. r. voor Ing. Med. KI. adv. In 1
prov. blad: 50 ct. voor 1-20 woorden. 10 ct. voor
iedere 5 woorden meer, alleen bij vooruitbetaling.
Gelegenneld tot. plaatsen van adv. in comb, van
prov. edities tegen sterk verminderde prijzen.
Bij contract bel. reductie. Vraagt lnl.: Uitgeverij
„Volk en Bodem". Kortenaerkade 10. Den Haag.
Wie zijn recht eischt
doe zijn plicht.
(Potgieter.)
Op ons, Nederlandsche boeren en vis-
schers, rust thans de plicht ons volk van
vbedsel te voorzien. Vele volksgenooten
begrijpen meer en meer dat het van den
boer moet komen, velen ook zien ver
langend uit naar den vischboer nu het
vleesch schaarsch te krijgen is. De lief
de voor den boerenstand en het boeren
werk loopt bij de meeste volksgenooten
helaas door de maag, zooals de liefde
voor de volksgenooten in andere beroe
pen, bij vele boeren dikwijls loopt door
de portemonnaie. Van gemeenschapszin
'zijn we vaak aan weerskanten een heel
eind af. De functie die wij vervullen in
onze volksgemeenschap, brengt ons met
menschen uit beide kampen in aanra
king en dan hebben we dikwijls moeten
constateeren dat bij velen elk idealisme
ontbreekt. Met dat te cönstate.eren wil
len wij allerminst een blaam werpen op
de vele. volksgenooten die, in alle beroe
pen, hun collega's trachten te bewegen
over de omheining van hun beroep heen
te zien en waardeering te hebben voor
den arbeid van anderen. Wij weten ook
te goed dat er in alle kringen menschen
bezig zijn om de afrastering die sommi
gen hebben opgetrokken rond hun eigen
„ik" te slechten, om allen tot dienaars
van de volksgemeenschap te maken.
Als dienaars van de volksgemeenschap
hebben wij allen plichten jegens elkan
der. Wij mogen ons derhalve als boeren
en tuinders niet onttrekken aan een zoo
intensief mogelijke bewerking van on
zen bodem en een juiste verzorging onzer
gewassen. En wij moeten als veehouders
niet zoo egoïstisch zijn dat wij alleen
denken aan het behoud van een grooten
veestapel en niet trachten daarvan zoo
veel mogelijk melk voor onze volksvoe
ding af te staan. Ook niet, al hebben
ons de stedelingen gedurende vele jaren
„in de kou" laten staan, doordat zij niet
thuis gaven toen wij een redelijke be
looning voor onze aan de gemeenschap
bewezen diensten vroegen. Er zijn boe
ren die zich t.o.v. de stedelingen wel eens
uiten in een geest van: ze hebben hun
verdiende loon. Wij kunnen ons deze ge-
dachtengang begrijpen,maar goedkeu
ren kunnen we haar niet. De stedelin
gen die zich dikwijls blameerend uit
hebben gelaten over de domme boeren,
kenden den boerenstand niet. Ze wisten
niet hoeveel zorg en moeite moet wor
den aangewend door de menschen van
het land. voor hun brood, hun vleesch,
hun melk, hun groente en hun visch
op tafel stond. Ze kunnen zich niet in
denken welk een kennis is vereischt en
welk een arbeid moet worden verricht in
heeten zon of felle koude, voordat de
producten de boerderij, de tuinderij of
de visschersschuit verlaten. Is dat hun
schuld? Voor een gedeelte wel, omdat zij
geen moeite deden kennis te nemen van
het productieproces. Voor een #eel groo-
ter deel echter niet, omdat de voorlich
ting in alle opzichten haperde. De over
heid' liet op dit terrein violen zorgen en
de partijleiders kwamen niet uit krin
gen, die de landelijke sfeer voldoende
aanvoelden, afgezien van het feit of men
er op gesteld was dat platteland en stad
elkander gingen begrijpen, dat gr inder
daad een ware volksgemeenschap ont
stond waarvan zich ieder deelgenoot
voelde. In die kringen paste men liever
het verdeel en heersch toe.
De grootste fout heeft echter de boeren
stand zelf gemaakt doordat slechts en
kelingen uit deze bevolkingsgroep
trachtten eenige voorlichting in andere
kringen te brengen. Het waren slechts
kleine groepen agrariërs die zich wilden
inzetten voor een betere waardeering
van der boeren arbeid en die zich op
wierpen tot verdedigers van de hoeren
eer. De boeren hebben hun plicht in de
zen volkomen verzaakt en zich door het
zoet gefluit van vele vogelaars in slaap
laten wiegen inplaats van op te komen
voor hun rechten, zich in alle richtin
gen te ontplooien en iets van hun geest
kracht en hun volkschen inslag te doen
doorsijpelen in andere kringen om daar
door mede te bouwen aan een hechte
volksgemeenschap in onze lage landen-
aan de Noordzee. Dat verleden komt ge
lukkig niet terug.
Thans is de Nederlandsche Landstand
het organisme waarin boeren, tuinders
en visschers met hun gezinnen en met
hun arbeiders zich kunnen ontplooien
in alle richtingen zonder dat van ande
re zijden de splijtbijl kan worden gehan
teerd. De Nederlandsche Landstand
komt op voor de rechten en de eer van
zijn leden, maar is ook de instantie die
ze wijst op hun plichten Nog altijd
geldt dat rechten en plichten tezamen
gaan. Er zijn menschen en men vindt
ze ook wel in den Landstand die
alleen maar denken aan en vragen om
hun rechten, deze zelfs eischen, maar
hun plichten verwaarloozen.
Voor alles gaat echter de plicht. De plicht
om als goed volksgenoot de gemeenschap
te dienen. Eerst na gedanen arbeid is
het zoet rusten, eerst als men weet zijn
plicht gedaan te hebben, kan men aan
spraak op waardeering doen gelden.
Er zijn leden van den Landstand
waarom zouden we het verbloemen
die zich niet thuis gevoelen in ons ge
zin. Zij voelen zich min of meer aan
getrouwd en kunnen niet tegen de sfeer
die er in het nieuwe gezin heerscht. Het
is mogelijk dat deze sfeer hier en daar
niet op de juiste wijze wordt gebracht.
Het is dikwijls echter ook zoo, dat dege
nen die nog niet kunnen wennen aan
den nieuwen toestand, met groote voor
ingenomenheid alles wat er thans ge
schiedt, opnemen en critiseeren met ver
wijzing naar hetgeen er voorheen was.
Laten dezulken een beetje minder cri-
tisch gaan worden en zich wat meer
gaan geven aan hun taak als boer in
de volksgemeenschap. .En dan bedoel ik
met dat woord „boer" de eerenaam voor
allen die tot den Landstand behooren.
Deze taak is groot in alle opzichten.
Deze taak is schoon en zal, wie hem goed
vervult, rechten geven. Schooner echter
dan deze rechten is de voldoening dat
men zijn plicht doet jegens de gemeen
schap waarvan men deel uitmaakt. Nog
altijd geldt het gezegde van Vincent van
Gogh: hoopvol uitzien naar betere tij
den moet niet alleen louter gevoel blij
ven, maar het moet een gevoel zijn, dat
zffch omzet in een dadelijk doen. Daar
om aan den slag gij allen, die deel uit
maakt van den Landstand, die den Ne-
derlandschen Boerenstand in alle op
zichten kunt maken tot het sterke fun
dament van een hechte Nederlandsche
volksgemeenschap, tot een schitterende
parel in de smaragd van het nieuwe
Europa dat in wording is.
TER HAAR.
Duurzaam plichtsbesef
is de ware kroon van
het karakter
I