tegenstellingen Vermeende VERSCHILLEN en tegenstellingen worden maar al te gemakkelijk en al te lichtvaar- dig met elkaar verwisseld. Toch loopen ze in beteekenis heel wat uiteen, zoodat een tegen elkaar uitspelen wel noodzakelijk verwarring en vaak zelfs ernstige moeilijkheden tenge volge moet hebben. Zelfs de klassenstrijd moet als een voorbeeld van het noodlottige van deze verwarring worden genoemd. Natuurlijk, er zijn verschillen, zeer wezenlijke en zeer groote zelfs, tusschen werkgevers en werknemers, tusschen patroons en arbeiders. Maar om hier in 't algemeen te spreken van tegenstellingen als iets noodzakelijks, is ab soluut onjuist. Er kunnen tegenstellingen tus schen beiden bestaan, maar dan zijn het te gen stellingen van persoonlijken aard, die geenszins alle patroons eenerzij ds, alle arbei ders anderzijds betreffen. .Tegenstellingen toCh sluiten het gelijktijdig bestaan van gemeenschappelijke belangen uit. Verschillen, ook al zijn ze zeer wezen lijk, doen dat allerminst. Waar gemeenschappelijke belangen bestaan, daar is ook de mogelijkheid, ja meer nog de wenschelijkheid, zooal niet de noodzakelijk heid van samenwerking. Patroons en arbeiders ^hebben bijvoorbeeld beiden belang bij een zoo goed mogelijk ren- d eerend bedrijf. Kan men nu aantoonen, zóó dat beide par tijen er door overtuigd worden, dat door sa menwerking het bedrijf tot grooten bloei kan worden gebracht, dan zal de kans groot zijn, dat die wenken worden opgevolgd. Beider belangen worden dan gediend. Ook al blijft het verschil (bijv. in zeggenschap, positie en salariëering) bestaan. Zoo is in de moderne arbeidsregeling door collectieve contracten en andere sociale maatregelen, het begrip klassenstrijd gelei delijk overwonnen. Het op den voorgrond stellen van tegenstel lingen, waar slechts verschillen bestaan, heeft ook in de vroegere landbouworganisaties heel wat ellende veroorzaakt. Verdeeldheid ontstond daardoor, waar sa menwerking dringend geboden was. Onze boerenstand had beduidend sterker en rijker aan invloed kunnen zijn, wanneer hij niet had toegegeven aan allerlei krachtsver snippering, die totaal overbodig was. Enkele van die vermeende tegenstellingen willen we hier in herinnering brengen. Aller eerst de godsdienstige en politieke verschil len. Zeer zeker. Die bestonden en waren we zenlijk. Maar behoefden zij in een boeren- organisatie nu ooit tot noodzakelijke tegen stelling te leiden? Die noodzakelijkheid is ons nooit duidelijk geworden. Zij kon ons ook niet duidelijk wor den, omdat de bestaande verschillen geheel los stonden van het werkelijke en gemeen schappelijke boerenbelang, waar het toch in een boerenorganisatie om gaan moet. Het is ons altijd opgevallen, dat die verschil len nooit in den weg .-tonden het gemeen schappelijk zakendoen, zelfs niet het samen werken in tentoonstellings-commissies e.d. Van anderen aard, maar daarom niet min der dikwijls den ernstig struikelblok, dat sa menwerking belette, waar die gemakkelijk kon plaats hebben en ook zeer hard noodig was, was de tegenstelling tusschen bijvgor- beeld landbouwers, tuinders en veehouders. Daarover hebben in de oude landbouworgani saties heel wat drama's" zich afgespeeld. Het is reeds begonnen met die verschillen op den voorgrond te stellen, door bij de samenstel ling van besturen rekening te houden, met het zitting hebben van vertegenwoordigers der drie verschillende groepen en dat' wel in bepaalde verhouding. Hoeveel beter en voordeeliger voor het be oogde doel zou het zijn geweest, zoo er uit sluitend sprake ware geweest van boeren, of juister en ruimer nog van agrariërs, waarbij dan de bestuursfuncties werden toegewezen aan de daarvoor het meest geschikte men- schen. Dat behoefden en behoeven niet al tijd ^de grootsten en voornaamsten te zijn, maar wel de meest toegewijden. Bovenal moeten het zijn menschen, met eigenschap pen, die hen jn staat stellen leiding te geven en hun achting van anderen deelachtig te 2 doen worden. De handen van den boer zijn harde handen. Want Moeder Natuur handelt met de wijs heid van den Schepper en zij geeft den mensch alles, wat hij noodig heeft om zijn strijd om het bestaan te kunnen volvoeren. Het pasgeboren kind van den boer is niet anders dan dat van den stadsmeneer, zijn huid is even kwetsbaar, de kleine handjes zijn niet minder zacht en het velletje is niet minder gevoelig. Maar als de twee kinderen grooter gewor den zijn, het eene heeft schop en greep en ploegstaart, heeft zeis en hooihark en al het andere boerengereedschap leeren gebruiken van de schoolbanken af aan, terwijl het an dere nooit anders dan tusschen duim en wijs vinger den lichten penhouder vasthield, dan is er groot verschil j,n de handen gekomen. De jonge boer en de jonge meneer ontmoeten elkaar en drukken elkaar de hand, dan ver neemt de eerste er niets van, maar de twee de kan er zijn gezicht pijnlijk hij vertrek ken, omdat de druk van een boerenhand zoo stevig is en de huid zoo hard als gelooid leer. Boerenhanden werkershanden, toebereid in zon en wind en regen, voor de taak, wel ke zij te vervullen hebben met een wijsheid, waaraan we niet denken, maar die Qroot is en goed. Wat zijn er een menschen bang voor zulke handen. Onverzorgde handen heeten ze, geloof ik, in beschaafde kringen", waar men er gereed- schapsdoozen met scharen en vijlen en zalfpotten op nahoudt om toch maar blanke, zachte handen ie be houden. Ik moet er gedurig naar kijken, als ik zulke handen zie en opmerk, hoe de bezitters er van, waar je ze ook aantreft, er mee bezig zijn. En dan denk ik menigmaaloch, m'n lieve man, als we toch eens met jouw handen door de wereld moesten! Wat zouden we er ongelukkig aan toe wezen en wat zou het gauw mis wezen. En toch, toch lijkt het er vaak op, of die weéke, welverzorgde handen het lot der we reld en haar volken besturen. Gaat het misschien daarom in de wereld, zooals het gaat? Het dunkt me goed, als we eens op die vraag ingaan in deze dagen te weinig begre pen omwenteling en van strijd. Mischien, dat dan hier en daar iemand, die tot nu toe voorttobde in de verstarring van een verkeerd oordeel, eindelijk gegrepen wordt door het eigenlijkjzoo bar eenvoudige van hetgeen er gebeurt en gebeuren moet. Eigenlijk gaat het nergens anders dan hier om: welke handen voeren de teugels van het bewind over de wereld? Zijn het vereelte handen, die den arbeid kennen en al zijn moeite ,maar ook al zijn zeg&n, ook al zijn invloed op het karakter, op den geest, op hjzel het levensinzicht en de levenshouding? Of zijn het handen, die niet anders behoef den aan te pakken dan de lekkernijen, welke voor gemakkelijk gewonnen geld te krij gen zijn, handen, die zelve nooit anders wa ren d$n voorwerpeyi van zorg en bezorgdheid om ze vooral mooi en zacht te houden en die daarom den geest dreven in de richting van puiir zelf-behoud en zelf-verwennen? Het is niet moeilijk op deze vraag antwoord te geven. Wij hebben het meer dan ervaren, hoe er jaren en jaren geen begrip was voor de waarde van harde werkershanden, hoe er geregeerd werd, zoo, dat het steeds moeilij ker moest zijn om trouw te blijven aan den harden arbeid van den boer en van ieder ander, die met handenarbeid zijn kost wilde winnen. Alles was er op gericht om zoo min mogelijk van die harde handen te krijgen. „Werken is voor den domme", dat was le venswet en de regeeringen dachten er ook zoo over, want zij lieten millioenen handen, Xot werken bestemd en bereid verweekelijken in werkloosheid. Men maakte zich druk en steeds drukker over zoogenaamden geestelijken rijkdom, die het kostelijkste goed der beschaving heette te zijn, maar die in al te veel geval len niets anders was dan een valsche vlag voor een lading, die arbeidsschuwheid, vrees voor vieze en voor harde handen moest hee- t$n. Men predikte voor „het domme volk", dat „wie niet werkt, ook niet eten zal", maar onttrok zichzelf listiglijk aan die wet en lachte in het blanke vuistje dén boer uit om zijn trouwe zwoegen, om zijn bruine, ver eelte handen, om zijn met die jxanden ge vormde levenshouding. Och, lezers, gij weet er immers, als het oog er even op gericht wordt, alles van, hoe het geweest is en maar al te veel nog is? En als ge eerlijk zijn wilt, dan moet ge het toegeven: dat kon niet anders dan verkeerd loopen, want de Schepperaller dingen zal toch niet de orde van den arbeid hebben ingesteld om die maar lukraak met voeten te laten treden door wereldsche gemakzuch- tygen, die zonder werken, met woordenspel' de leiding uit Zijn handen wrongen. Houfït ge dan nog even die eerlijke opwel ling Vast en overlegt ge aan de hand van den loop der dingen de eigenlijke beteeke nis van het hier besprokene dan zult ge gauw kunnen toegeven: wat wij beleven, dat is de groote strijd om de teugels tus schen de zachte en tusschen vereelte wer- kershanden. Daar in Londen en in Washington, daar zit ten de voorname heeren der Britsche adels geslachten en de millioenenkoningen van de Amerikaansche beiftzen en laten zich eiken dag de handen verzorgen net zilveren ge- v- reedschappen en wel riekende zalven, too- als ze dat nooit an ders gekena hebben, omdat zij van oordeel zijn, dat anderen wor hen werken moeten, of voor hen hongeren in werkloosheid, al naar het valt. En in Moskou daar zitten soortgelijke i'eaen, op de kussens gezet door een stelsel, ont sproten aan het op wereldmacht beluste brein van Marx en Trotsky en Lenin lieden van het ras, dat nooit werkte en met mond en handen pratende leefde van wat anderen deden. Deze menschen, in schijn élkaai als kapita listen en bolsjewisten bestrijdende, werder. eikaars bondgenooten. zoodra de werkman en werklooze Adolf Hitlei het geheim van den ondergang van zijn volk ontleed had en tot het besluit was gekomendat werkers- handen en -geen plutocratisch verzorgde weeldehanden welvaart en wëlzijikunnen verzekeren in een ordelijke samenleving.. De strijd van Hitier en zijn volgelingei is in wezen de strijd van de vereelte werkers handen tegen de verfijnde parasietennanden. We hebben harde lessen noodig om dat te leeren erkennen als de waarheid en die harde lessen zijn we bezig te leeren. Al snappen we nog niet het heele geheim dit ervaren we toch bij den dag meer. het lot der volken berust in de handen van de boeren in de allereerste plaats. Deze han den zijnet, die den leeftocht moeten winnen in den strijd met de krachten der natuur, naar den wil van God den Almachtige. Waar die handen in gebreke blijven, daar staan dooden ondergang voor de deur. En zoo ontmoeten elkaar in deze waarheid boeren en meneeren, in ons land, in alle landen van Europa en noodgedwongen ook aan den anderen kant. En de meneeren^ met de zachte handen mogen pijnlijke ge zichten trekken, den druk van de boeren hand moeten zij gevoelen, zoo goed gevoe len, dat zij ook. aan den slag trekken om even harde en even weerstandkrachtige han den te krijgen. Dan zal er een wereld kun- weer vindt en haar verstand vormt. Een we reld, die in den arbeid der handen haar heil weer vind en haar verstand vormt. Een we reld, die, als de jonge Mei aantreedt, op recht een Feest van den Arbeid viert! Boerenhanden het zijn de hqnden, die het lot der volken bepalen. Zij zullen beslissen of er straks zal zijn de natuurlijke orde van de werkers met ver eelte knuistendan wel de doodelijke wan orde van de wèeke weeldehanden, die anders niet doen dan coupons knippen en goud wegen, terwijl de werkers uit nood in zorg en gebrek verkwijnen. De volgende week nog iets over de handen en haar taak. D. v. d. B. Dat zal dan ook de maatstaf zijn, die in den Landstand bij alle benoemingen en opdrach ten zal worden aangelegd. Doordat stemmingen vervallen, is daarmee ook heel wat geharrewar voorgoed van de been. Persoonlijke verantwoordelijkheid maakt daardoor plaats voor het voorheen gebruike lijke afschuifsysteem, waardoor de werkelijk schuldige aan gemaakte fouten persoonlijk buiten schot bleef. Het organisatieleven wordt hierdoor aanmer kelijk overzichtelijker. De eenheid, zoo nood zakelijk voor werkelijken vooruitgang, wordt daardoor bevorderd. De verschillen blijven bestaan, zij zijn zelfs gewenscht, want zon der die zou er van werkelijk harmonisch le ven geen sprake kunnen zijn. Tegenstellingen echter kunnen voorkomen worden uit den weg geruimd. Zij zullen dit ook meer worden dan vroeger, omdat ze duidelijker dan voorheen als gevaren zich doen kennen. Schoonderwoerd.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 2