Verga
Bij den ouden Goudschen pijpenmaker
Foto's spreken
1N een der achterstraatjes van het vriendelijke oudé" stadje
Gouda, staan op een afgezonderd terrein een paar oude huisjes,
gemoedelijk tegen elkaar geleund.
't Is alsof ze na eeuwen hun taak met eere te hebben vervuld, aan
verval van krachten zijn gaan lijden de leden gingen kraken,
en heel goed kunnen ze eigenlijk niet meer mee, vandaar dat ze
steun zochten en vonden tegen elkaar.
En hoewel wat scheef gezakt en uit het lood geslagen, zoo zullen
ze het nu nog wel een tijdje uithouden, lang genoeg om de Oudjes
die in deze huiskens zoovele jaren van lief en leed hebben door
gemaakt, nog van een rustigen levensavond onder het hen zoo
gemeenzame oude dak te kunnen doen genieten.
'n Rustige levensavond, ja inderdaad, want welk een sfeer van
vrede en rust gaat er niet uit van dit grootendeels verlaten brok
van een oud stadsgedeelte, waarvan de huisjes, hoe oud ook en
vervallen, nog kunnen verhalen van een glorierijk verleden!
Want eens herbergden ze binnen hunne muren het vermaarde
Gilde der Goudsche-pijpenmakers en weerklonk er in het voorhuis
nog geregeld het monotone geklop, telkens wanneer de ijzeren
stop bij het vormen van den beroemden Gouwenaar, in de koperen
matrijs werd gedreven.
Dit was nog in de tijden dat de Goudsche pijpen bij duizendtallen
ijl deze woninkjes werden vervaardigd uit groote blokken klei en
gereedgemaakt voor den oven, waaruit ze dan in steen veranderd
en sneeuwwit weder te voorschijn kwamen, gereed om de wereld
te worden ingezonden en den roem van het Goudsche pijpenmakers-
gilde te verbreiden tot ver buiten onze grenzen.
En juist hierover is het, dat de oudjes die daar op het gemeen
schappelijke erf zoo genoegelijk onder elkaar zitten te babbelen,
't telkens weer opnieuw hebben. Ze weten het niet, en tóch
hoezeer behooren zij bij die decadente huisjes, welke als het ware
een symbolisch fond vormen voor deze corypheën van een ambacht,
dat door de evolutie der tijden zoo deerlijk in verval is geraakt.
Want de Goudsche pijp heeft haar roem overleefd haar glorie
tijd is reeds lang voorbij en slechts de herinnering bleef bestaan.
gereedschappen zijn gerang
schikt, de tafel is opgeruimd en
met werkstukken versierd, ter
wijl er zelfs een flinke klomp
klei is neergelegd met daarnaast
een paar uitgerolde kleiballetjes.
waarin men de eerste stadia
van bewerking der Goudsche
pijp reeds duidelijk onderkennen
kan, heeft het meer van een
kleine tentoonstelling dan Van
een opgeruimde werkplaats, zoo
als men die na den Zondagschen
rustdag verwachten zou.
Inderdaad is deze „make-up" van 't
schuurtje dan ook deels als „show"
bedoeld, want Steven verwacht van
daag een gezelschap buitenlanders,
en omdat hij zoo z'n eigen opvatting
heeft van de wijze waarop hij zijn
gasten dient te ontvangen en be
zig te houden, heeft hij z'n werk
plaats zoodanig in orde gemaakt,
^dat ze geheel gereed is om er een
complete demonstratie in te kunnen
gevén van 8e manier waarop de
Goudsche pijp in haar verschillende
vormen gemaakt wordt.
De oude Stefanus heeft schik m net
geval, want behalve de groote brok
ken klei, waaruit straks de beroem
de Gouwenaar zal tevoorschijn ko
men, heeft hij ook nog eenige geheel
afgewerkte pijpen bij het toepasse
lijke stilleven neergelegd, waaronder
men behalve de pijp met de grïllige
krul in den steel, nog anderen van
eenvoudiger makelij de aartsva
derlijke lange Gouwenaar incluis, ont
dekken kan.
Ze dienen allen om getuigenis af te
leggen van Steven's kunde en dege
lijke werkmanschap.
Wanneer de bezoekers zich tenslotte
in de kleine ruimte verzameld heb
ben, terwijl degenen die binnen geen
plaats meer konden vinden zich ver
dringen voor de deur en reikhalzen
over de hoofden der voor hen staan-
(Zie vervolg pag. 4)
t N tóch is er nog één der bewoners
van deze oude huiskens die den tijd
nog niet gekomen acht om het bijltje
erbij neer te leggen en zich te voegen
bij de anderen.
't Is Stefanus de Lange, een der
laatst overgt bleven pijpenmakers die
zijn embacht nog thuis uitoefent
als voorheen. Hij werkt daar in een
schuurtje op het erf achtjer z'n
huisje, omdat de vloer van 't voor
huis door den ouderdom totaal is
verzakt.
Hij' is dagelijks in' z'r schuurtje te
vinden, van den morgen tot den
avond, want de oude Steven is zóó
met zijn werk „vergroeid", dat hij
het ni^t meer opgeven kan en het
tenslotte een levensvoorwaarde voor
hem geworden is.
Want evenals de kunstenaar zich één
voelt met zijn werk, zoo 'onafschei
delijk is Stefanus met zijn pijp ver
bonden
Zoolang zijn bezige handen dan ook
hun werk nog kunnen vinden, de klei
weten te kneden, te persen en te
vormen tot de lange ot korte pijp, de
pijp met den schuinen dan wel met
den rechten kop, en deze- aaneen te
rijen op groote houten bakken, tot
z'n dagtaak van duizend stuks is
afgewerkt, zie, zoolang zal Stefanus*
leven voort-ebben op gladde zee
doch als eenmaal de dag zal zijn aan
gebroken dat Steven's vaardige han
dende pen niet meer door den pijpen
steel zal kunnen drijven, dé,n ziet het
er voor den oude slecht uit, want dan
is zijn taak volbracht en bestaat de
reden van zijn aardsch bestaan voor
hem niet meer.
Zoo langzamerhand is Steven een be
zienswaardigheid van het Goudsche
stedeke geworden, en' welke vreem
deling zou het willen verzuimen om
na de beroemde Waag, het schitte
rende Stadhuis en de pittoreske
buurtjes te hebben bezichtigd, nog
een bezoek te brengen aan de eenige
nog „levende" antiquiteit van het
oude stadje, den eenige overgeblevene
van het groote Gilde, dat éertijds
zooveel tot den roem van Gouda, de
geboorteplaats van de Goudste pijp,
heeft bijgedragen
't Is hierover dat de oude Steven
zit te peinzen, in het schuurtje ach
ter z'n woning, waarin hij als kleine
jongen, van z'n vader het ambacht
leerde. Hij denkt terug aan de tijden
van weleer, toen de lange Gouwe
naar in de vergaderingen der vroede
vaderen nog eerst werd aangestoken
vóór en aleer er woorden van wijs
heid stroomden uit de „toeback-
suigende" monden, woorden v van
wijsheid en verstand, die hebben
de tijden het niet bewezen er zoo
veel toe hebben bijgedragen om het
Goudsche stedeke te maken tot dat
gene waardoor het tot ver over de
grenzen bekend is: een pronk juweel
tje van Oud-Hollandsch steden
schoon!
<De oude Stefanus lacht een wee
moedig lachje, nu hij weer eens mij
mert over den goeden ouden tijd, den
tijd dat de Goudsche pijp nog een
eereplaats innam aan de pijpenrek-
ken, in de huiskamers van arm en
rijk.
H ET is vandaag zonderling
rustig in Steven's schuurtje
de boel is zóó netjes aan kant
'alsof het Zondag was. Doch
neen, zoo keurig als daar nu de
Moeder de vrouw bezig met het trimmen der gevormde pijpen. Ze
snijdt de overstekende kanten van den kop zuiver weg, verwijdert de
zoompjes van steel en pijpekop en polijst daarna het geheel, met de
werktuigjes die voor haar liggen. Foto 1
Het doorboren van den pijpesteelterwijl de kop in het gootje rust.
Daaronder ziet men den vormwaarin met het model van de pijp mei
den rechtenkop
o"5,
reeds kan onder
scheiden. Foto II.
De vorm na het
persen geopend.
De twee -helften
zijn gescheiden en
de pijp is volledig
gevormd daarin
zichtbaar. Men ziet
het ijzeren staaf
je met handvat
waarmede hetka
naal in den steel
is gemaaktnog
in de pijp. Links
de pijp gereed
voor het trimmen.
Foto III.'
Stefanus de Lange
in zijn schuurtjè,
terwijl hij de ijze
ren stop in de ma
trijs perst, waar
door de klei tegen
de wanden wordt
■gedrukt en de pijp
zich vormt.
Foto IV.
Foto's archief:
„de Landstand"
Teekening
Ine Holsteyn.
-•* -
tj