DE
"be hof]
bij de boerderij
te
Spoedige voorziening daarin noodzakelijk
^EZER dagen hadden wij op or.s verzoek
een onderhoud met den heer H. Ramaer,
sinds 1939 (eind van het cursusjaar 1938/39)
gepensionneerd als lector aan de Landbouw
Hoogeschool te Wageningen._
Het was ons bekend, dat destijds door 'den
heer Ramaer, ten behoeve van het onderwijs
aan de Landbouw Hoogeschool, een interes
sante verzameling van hoerenkunst was aan
gelegd.
De bedoeling met die verzameling was veel
zijdig'. In de eerste plaats diende zij om de
studenten in de gelegenheid te stellen, door
het bestudeeren ervan, hun cultureele ontwik
keling te bevorderen. Voorts als teekenvoor
beelden bij-het onderwijs en ten slotte, om als
grondslag te dienen van een doordringen der
cultuur-aesthetische idee in de organische
van het hooger- en vervolgens van het overige
landbouwonderwijs in Nederland.
Veel zorg, veel tijd en veel moeite was en
werd door den heer Ramaer eraan ten koste
gelegd, om zijn verzameling uit te breiden.
Qfficieel werden hem echter geen gelden ter
beschikking gesteld voor aankoop van nieuwe
voorwerpen enz. Veel geld kon er dus niet aan
worden besteed en steeds was de heer Ra--
maer er op uit, om door in ruimeren kring
bélangstelling voor zijn streven te wekken,
ook meer -materiaal tot zijn beschikking te
^rijgen, wat hem in vele gevallen voortref
felijk gelukte.
Hoewel dus de persoonlijke liefde en toewij
ding van den heer- Ramaer aan- dit werk zeer
groot was, beschouwe men het allerminst als
een persoonlijke liefhebberij. Integendeel. De
heer Ramaer was er diep van overtuigd, dat
het hier ging, om een werkelijk groot alge
meen belang.
Op duidelijke wijze gaf hij daaraan o.m.
uiting, in een artikel in het Landbouwkundig
Tijdschrift (N. 614) van Juli 1938, over: „De
studie der plattelands-cultuur en ons land
bouwonderwijs".
Hierin gaf de heer Ramaej- allereerst een
duidelijke uiteenzetting van het tekort aan
belangstelling, dat in officieele kringen hier
te lande in dien tijd (1938) nog werd aange
troffen, ten opzichte van de geestelijk-cul-
tureele ontwikkeling van onzen boerenstand.
„Het schijnt mij toe aldus de heer Ramaer
in het reeds genoemde artikel dat ook wij
thans wat meer aandacht moeten gaan
schenken aan de geestelij k-cultureele ont
wikkeling van onzen boerenstand. Daar ont
breekt nog zoowat alles aan.
Niet alleen is ons geheele lager- en middel
baar landbouwonderwijs uitsluitend gebaseerd
op de zuiver verstandêlijk-technische ontwik
keling der leerlingen, en ontbreekt elke gees-
telijk-cultureele gedachte in dat onderricht,
ook het hooger landbouwonderwijs biedt den
Nederlandschen student niet de gelegenheid,
zijn blik in deze richting te verruimen. Het
noodzakelijk gevolg daarvan is, dat hij (uit
zonderingen daargelaten), later in het prak
tische leven geheel vreemd komt te staan,
tegenover het veelal niet gemakkelijk, te door
gronden zielsleven van den boer, met Wien hij
als vertrouwd raadsman en voorlichter in zeer
nauw contact komt. Men kan er zich dus
niet afmaken met de bewering, dat de stu
dent in den Nederlandschen landbouw het
niet noodig heeft, zich in de door mij be
doelde cultureele richting te ontwikkelen."
^Na hierop nog verder te zijn ingegaan, geeft
de schrijver een toelichting op de bedoeling,
die bij hem heeft voorgezeten bij het inrich
ten van de reeds genoemde verzameling. Wij
ontleenen daaraan„Haar invloed zal zich
van lieverlede moeten uitstrekken tot de' in
richting der gebouwen, zoowel in- als uit
wendig, tot het meubilair, de versieringen, den
aanleg der verschillende terreinen van de
Hoogeschool, ja zelfs tot het studentenleven,
zoodat zijn uitingen zullen getuigen, van een
waarachtige landbouwsfeer, welke hem om
hult, zoodat om een belangrijk voorbeeld te
noemen. Se almanak, die jaarlijks door het
Wageningsch Studentencorps 'wordt uitge
geven, zich karakteristiek onderscheidt van
de almanakken der stacenten corporaties aan
de overige Nederlandsche Hoogescholen en
Universiteiten, wat hij thans niet doet
De cultuur aesthetische idee zal uiteindelijk
het geheeie landbouwonderwijs als een zuur-
deesem moeten doortrekken, waaruit ommid-
w deliijk volgt, dat de door mij aangelegde ver
zameling Boerenkunst, in de naaste toekomst
niet uit de organisatie van de Landbouw-
hoogeschool mag worden gericht en onderge
bracht- in een museum daarbuiten, noch in
het Landbouwmuseum te Wageningen, dat,
overigens een geheel andere bedoeling heeft,
noeb in een collectie elders.
Nu hadden wij in lar.gen tijd niets meer ver
nomen omtrent die verzameling en ook niets
omtrent het cultureele werk door den heer
Ramaer met zooveel overtuiging en toewijding
ter hand genomen. Vandaar het door ons
aangevraagde onderhoud.
Wel zeer pijnlijk waren wij verrast van den
heer Ramaer te vernemen, dat de door hem
met zooveel moeite bijeengebrachte verzame
ling Boerenkunst, ondanks zijn nadrukkelijke
waarschuwing, direct na zijn heengaan van
dë Landbouwhoogeschool, is uit elkaar ge
haald, en over verschillende instellingen ver
deeld.
Het cultureele werk door den heer Ramaer
aan de Landbouwhoogeschool begonnen, is r.a
zijn heengaan door niemand voortgezet. Het
is er net mee gesteld als vóór er door hem
mee begonnen werd.
Zooals reeds gezegd, dat te vernemen, heeft
ons pijnlijk getroffen en ook zeer verbaasd.
Vooral dat zulks mogelijk is in dezen tijd.
Daar is maar één verklaring voor te vinden
en wel deze: dat er nog zoo ontzaglijk veel
werk moet worden gedaan.
Doch deze verklaring doet het urgent zijn
van deze zaak niet te niet. Er mdét ook
en zelfs vooral daarbij bij het landbouw
onderwijs meer aandacht worden geschonken
aan de cultureele vorming. En wij zijn over
tuigd ervan, dat dit van harte zal worden
beaamd door den tegenwoordigen Directeur-
Generaal van den landbouw, de heer G. J.
Ruiter, die reeds in 1938 bij gelegenheid van
het 4e lustrum der Landbouwhoogeschool, in
een artikel in het „Agrarisch Nieuwsblad" van
9 Maart, de aandacht erop vestigde, dat aan
die school nog teveel de vorming gericht was
op: „Kennis is machtstechniek; bedrijf;" en
op noodzakelijkheid, dat daar grondige ver
andering in zou worden aangebracht.
Welnu, daarvoor is het thans ondanks alles
meer dan ooit ten hoogsten tijd.
Maar, misschien kan op het oogenblik, meer
nog dan aan de Landbouwhoogeschool, thans
worden bereikt aan andere onderwijsinstel
lingen. Wij denken er hier aan twee.
In de eerste plaats aan de eenige weken ge
leden geopende Landbouwwinterschool te As
sen. Van die school koestert de Directeur-
Generaal blijkens zijn bij de opening ervan
gehouden toespraak, de verwachting, dat deze
een model zal worden voor het geheele land
bouwonderwijs.
Ook denken we aan de boerenschool te Rijs,
eveneens een onderwijsinrichting, waar gebro
ken is met de humanitaire stroomingen, die
te lang reeds ons onderwijs in kluisters be
sloten hielden.
Wij zijn er zeker van, dat de heer Ramaer
graag en van harte bereid is zijn ervaring ter
beschikking te stellen met het doel ons land
bouwonderwijs, uitgaande van de twee ge
noemde instellingen, te doen doortrekken, van
een cultureel-aesthetischen geest.
Een uitgebreide en belangrijke verzameling
boerenkunst dient ten spoedigste te worden
aangelegd, en zoo te worden beheerd e^n ge
regeld, dat het uiteenrukken en verspreiden
ervan als met die te Wageningen is geschied,
ten eene male onmogelijk wordt gemaakt.
Het gaat hier niet om een toevallig particu
lier liefhebberijtje, maar om iets, dat van hooge
en blijvende waarde is, waaraan niet te veel
zorg kan worden besteed.
SCHOONDERWOERD.
J_J ALF Mei, de tweede helft van de bloeimaand
en de tijd van de ijsheiligen raakt voorbij.
Die ijsheiligen zoo tusschen 10 en 20 Mei kun
nen ons heel wat last en schade veroorzaken.
Vroeger noemden de oude tuinlui bepaalde data
en wel 12, 13 en 14 Mei als de dagen der ijs
heiligen. Nu ziet men begin Mei heel dik
wijls nog nachtvorsten optreden en wij herin
neren ons dat tegen het einde van Mei de vroe
ge aardappelen waren afgevroren. Maar daar
door mogen wij ons niet laten afschrikken om
vroeg onze werkzaamheden te beginnen in den
hof en zoo zullen wij de volgende week toma
tenplanten buiten kunnen uitplanten. Ook au
gurken en komkommers kunnen als plant bui
ten uitgezet worden en hij of zij die mijn oduies
opvolgden en in huis in potjes wat planten heb
ben gezaaid beschikken daar nu over. Men kan
ze misschien ook wel hier of daar bij een tuin
der koopen
Die tomatencultuur is op de boerderij nu nog
niet zoo populairal v:eet ik dat in Zeeuwsch-
Vlaanderen de menschen ze reeds voor een 30
jaar terug kweekten. Daarentegen zijn er 'in ons
land nog streken waar men ze in het geheel niet
vindt. En dat is uiterst jammer want men weet
tegenwoordig dat die tomaten een schat van vi
taminen bevattenvitaminen die wij vooral in
dezen oorlogstijd zoo bitter hard noodig heb
ben. En er is nog iets met die tomaten, vele
menschen lusten ze niet. Tomaten moet men
leeren eten. Tomaten zijn heerlijk als sla en
door de salade, tomaten zijn heerlijk op het
brood met een beetje peper en zout, tomaten
zijn lekker in de soep en jam van tomaten is
prima.' Tenslotte bereidt men van tomaten een
verfrisschenden drank. Er is dus alles voor om
tomaten te telen.
Tomaten vragen één ding: warmte. Zet ze dus
warm, zoo warm mogelijk, bijvoorbeeld voor
een schutting op het Zuiden pf tegen een muur
en anders kort bij de heg, maar altijd <jp het
Zuiden. Tomaten houden zich niet overeind als
ze met vruchten zijn beladen. In de kassen
spant men touwtjes, men kan ze ook goed aan
stokjes binden.
Als U planten in potjes heeft, maakt ze dan
eerst goed nat voordat U ze er uit haalt, anders
be.schadigen de wortels. Zet ze zoo diep dat de
kluit precies onder de oppervlakte komt en
giet dan goed aan. Zet ze een 50 of 60 centi
meter van elkaar en geef, als ze eenmaal wat
gegroeid zijn, nog eens wat verdunde gier. Dat
kunt U als de vruchten zijn gezet nog eens her
halen. Er kunnen zoo'n stuk of zes trossen van
een plant komen, daarboven snijdt men ze af
want die laatste vruchten worden toch niet rijp.
In ieder geval raden wij U het eens te probee
ren met wat planten. U zult er geen spijt van
hebben. En na dit tomatenpraatje nu nog iets
over de andere gewassen. Wij legen voor op
volging nog wat prihcesse- en snijb'oonen uit,
een tweede zaaisel dus voor lateren oogst. Voor
de eigenlijke inmaak zaait men praktisch niet
vóór de tweede helft van Mei, want die latere
zaaisels geven vaak de meeste boonen.
En nu nog wat over den bloementuin. Natuur
lijk moet het gras worden kort gehouden en
daarom snijden wij dat liefst met een gras
machine en anders maaien wij het met de zeis
zoo kort dat ook de lage bloemen goed tot hun
recht komen. En steeds ook kort houden. Zoo
dra het donker weer is fkunnen wij nog wat
verdunde gier geven en door het kort maaien
en dit gieren krijgen wij .een mooi grastapijt.
Vooral rollen met de rol verbetert het gazon.
Rozen loopen nu ook uit en hier vindt men dik
wijls opgerolde blaadjes, die bij nader onder
zoek een klein rupsje blijken te bevatten, dat
het vooral voorzien heeft op jonge knoppen.
Wegvangen is het eenige middel tegen dit on
gedierte en doet men dat niet, dan komt er van
den bloei dikwijls weinig terecht.
Zoo in de tweede helft van Mei kunt U ver-
schillende planten zaaien, die bekend zijn als
overjarige of vaste planten en ook de twee
jarige planten. Onder de laatste rekenen wij de
Judaspenning, de Campanula Medium, het vin
gerhoedskruid, muurbloemen en dergelijke.
Ze vragen een beetje beschut plaatsje, ook
straks als de plantjes verspeend moeten worden
op hun groeiplaats want in dén winter willen
wij die planten graag ook wat beschutten. Een
hoekje in den hof, niet te koud maar ook niet
te zonnig is daar wel voor te vinden.
En nu nog even de fruitafdeeling in. De fram
bozen lijken ons dit jaar goed te worden en
deze heerlijke en sappige vrucht moest eigen
lijk op geen boerderij ontbreken. Nu weet ik
wel, dat men nóg al eens klaagt over de worm
pjes die er vnak in komen. Nu komt dat voor
een deel door onze eigen schuld. In de eerste
plaats mogen de planten niet al te lang op de
zelfde plaats staan, ze verzwakken. In de twee
de plaats moeten wij dit euvel bestrijden. Nu
vliegen de kevertjes die ons die wormpjes be
zorgen, rond, zitten des daags op de struiken
om bij de knoppen de eitjes te leggen. Hebben
wij nu een kloek met kuikens', neem die dan
mee onder die frambozenstruiken en schudt er
eens tegen. De kevertjes vallen dan op den
grond en vinden daar een warm onthaal. Bij
gebrek aan een kloek kan een plank, met teer
besmeerd, dienst doen. P. J. v. B.