'Ie Jaargang No. 20
Vrijdag 22 Mei 1942
andótcMid
Dit weekblad wordt aan de leden v. d. Neder-
landachen Landstand kosteloos toegezonden.
Voor niet leden:
1 5.— per Jaar
t 1.25 per 3 mud.
t 2.50 per Jaar
0.65 per 3 mnd.
voor Iedere provinciale
editie meer. Inc.k. 15 ct.
REDACTIE-ADRES:
GROOTE MARKT 28, GOES
Adv.prljzen: geb. oplage 1.75 p. r. voor gew.
adv.; 4.75 p. r. voor Ing. Med. KI. adv In 1
prov. blad: 50 ct. voor 1-20 woorden, 10 ct. voor
iedere 5 woorden meer, alleen bij vooruitbetaling
Gelegenneld tot plaatsen van adv. in comb, van
prov. edities tegen sterk verminderde prijzen.
Bij contract bel. reductie. Vraagt Inl.: Uitgeverij
..Volk en Bodem" Kortenaerkade 10. Den Haag.
ACHTER ons ligt de langdurige pe
riode van den klassenstrijd.
De klassenstrijd, die als behoorend
bij het demoliberale stelsel, werd
gepredikt, niet in het belang van den
arbeider zelf, doch wijl dit paste in
het heerschende stelsel, dat er belang
bij had, den arbeider zoover mogelijk
van zijn werkgever verwijderd te hou
den. Den arbeider werd geleerd, in zijn
werkgever, zoo al niet zijn natuurlijken
vijand, dan toch wel iemand te zien,
die het niet al te goed met hem meende
en er op uit was, hem uit te buiten.
En omgekeerd was het de werkgever die
zeer conservatief dacht, dat 8e arbeider
iemand was, die in de eerste plaats om
kwam voor zijn rechten, terwijl de plich
ten eerst op het tweede plan kwamen.
Hij verzuimde in dien arbeider zijn me
dewerker te zien en dacht, dat als hij
slechts het loon uitbetaalde, niets hem
verder aan dezen werker bond.
De klassenstrijd heeft in zijn funeste
gevolgen onder meer deze eene belang
rijke gehad, dat hij het plichtsbesef be
langrijk heeft geschaad en dat hij de
ware arbeidsvreugde als het ware heeft
uitgebannen.
Waar tusschen werkgever en werkne
mer het juiste begrip ontbreekt, kan het
niet anders, of er moet wrijving ont
staan.
Als werkgever en werknemer niet met
elkaar harmonieeren en ieder zijn eigen
belang zoekt, zónder te letten op het ge
meenschappelijk belang, dat zij samen
hebben, dan wordt de arbeidslust ge
dood en is er geen plaats voor het eeni-
ge, wat den mensch tot werken noopt:
de arbeidsvreugde.
Zij, die de arbeiders voorgingen, hadden
er belang bij, dat verwijdering bestond
tusschen werkgever en werknemer.
Het was immers'allerminst het belang
der bonzen, dat arbeider en werkgever
elkaar blijvend zouden vinden?
Er moesten, op het terrein van den ar
beid, immers successen kunnen worden
behaald, welke dan, op hun beurt, weer
als politieke successen dienst konden
doen?
Den arbeider werd voorgehouden; dat
hij betere arbeidsvoorwaarden moest
hebben. Den werkgever werd gezegd, dat
de arbeider hem trachtte uit te buiten
en zoo werden de groepen van elkaar
gescheiden, daar, waar meer weder
zij dsch begrip hen tot elkaar had kun
nen voeren.
Zoo kon het gebeuren dat ten behoeve
van den arbeider eischen werden ge
steld, die alleszins rechtvaardig leken
en dat dikwijls ook waren, maar die in
het voor ons liggende tijdperk, met zijn
door en door zieken economischen toe
stand nu eenmaal niet ingewilligd kon
den worden, omdat de werkgever, dank
zij het heerschende stelsel, niet in de
gelegenheid was, een behoorlijk loon te
betalen. Omdat hij zelf niet alleen nau
welijks het hoofd boven water kon hou
den, doch zelfs dikwijls met verlies zijn
bedrijf op gang moest houden.
Hierbij denk ik aan de boerenarbeiders
en de tuindersknechts, die, jarenlang,
tot die groep arbeiders hebben behoord,
die, in verhouding tot de loonen in de
stad, het slechtst werden betaald.
Dat boer en kweeker niet meer konden
betalen was-iets, waar de arbeidersorga
nisaties geen of nauwelijks rekening
mee hielden.
Zij hielden er ook geen rekening mee
dat de boer, de tuinder en de kweeker
het zoo slecht hadden, dank zij de eco
nomische politiek, die zij zelf voorston
den.
Ik behoef hier niet te herinneren aan de
treurige prijzen, die de boeren voor hun
producten maakten. Die tijd ligt nog
kort genoeg achter ons, zoodat het niet
noodig is, daar lang over uit te weiden.
En ook de kweeker en de tuinder kon
den niet het loon geven, wat de arbei
der vroeg en noodig had. Ook hun pro
ducten leverden geen bestaan op en met
afgrijzen mogen wij terugdenken aan
het verschrikkelijke feit, dat kostelijke
producten, belangrijk volksvoedsel, werd
vernietigd.
Niet omdat er teveel was, niet omdat er
geen vraag naar was of dat er geen be
hoefte aan bestond. Maar alleen, omdat
deze methode paste in het raam van het
demo-liberale stelsel, in het kader van
de funeste kapitalistische politiek.
Wijl men naar het Westen keek en daar
heen producten zond onder den kost
prijs, liever, dan het tegen behoorlijken
prijs naar het 'Oosten te zenden,
waar men gaarne datgene wilde afne
men, wat hier op hemeltergende wijze
werd vernietigd.
De klassenstrijd werd gestreden, in de
steden en.... ook het platteland bleef
er niet van verschoond.
Boer en arbeider kwamen dikwijls tegen
over elkaar te staan en veelal werd ver
geten, dat eens tusschen beiden een
hechte band had bestaan.
Want, indien ergens, dan gaan op het
platteland de belangen van boer en
arbeider parallel.
Het is de lotsverbondenheid met den
bodem, die hen samenbindt, behoort te
binden althans. En die verbondenheid is
dikwijls zoek geweest^ dank zij het stel
sel, waarmee thans, eens en voor altijd,
zal worden afgerekend.
Waar de boer en de "arbeider nog van el
kaar verwijderd leven, dient de oeroude
band tusschen beiden weer te worden
hersteld.
Zoo het ergens noodig is, dat twee groe
pen elkaar vinden en zich van hun lots
verbondenheid bewust worden, dan is
het daar, waar in gemeenschappelijken
arbeid, van den vruchtbaren bodem het
voedsel moet worden gewonnen voor
ons Volk.
Dan is het op het boerenland, dat de ba
sis is van ons Volksbestaan.
Met den arbeid van den boer en van
zijn arbeider staat of valt ons Volk.
En zoo ergens 'de eer en lust tot den
arbeid den werker moet bezielen dan is
het hier. De boer, beheerder van 't land,
kan dat land slechts tot de noodige
productiviteit voeren met behulp van
zijn arbeiders.
Hoe beter de samenwerking is tusschen
werknemer en werkgever, hoe beter het
werk zal worden verricht en hoe meer
de productiviteit zal worden opgevoerd.
Langen tijd is het den boer niet gege
ven geweest, zijn arbeiders te beloonen
op een wijze, zooals hij het misschien
gaarne had gewild.
Vooral de veehouders hadden het zeer
moeilijk en de tijdsomstandigheden
brengen mee, dat aan hun moeilijkhe
den nog geen einde is gekomen.
Maar in de kentering der tijden gloort
ook voor de bewerkers van den bodem
een nieuwe en betere toekomst.
Boer en arbeider staan samen voor een
groote en zelfs ontzagwekkende taak.
Van beiden wordt veel en belangrijke
arbeid geëischt. Van hen hangt het wel
of niet zijn-van ons Volk af en deze taak
legt op hen een schier bovenmenschelij-
ke verantwoording.
Die groote taak, die belangrijke arbeid,
is alléén te vervullen, indien het werk
word verricht met de noodige liefde en
bezieling.
Om het kort te zeggen, de taak kan al
leen tot een goed einde worden ge
bracht, als er werkelijke arbeidsvreugde
heerscht. Want arbeidsvreugde alleen
leidt tot de grootste arbeidsprestatie.
Die prestatie zal haar belooning vinden.
Voor den boer in een behoorlijken prijs
voor zijn producten. Voor den arbeider
in betere arbeidsvoorwaarden, dan hij
in lange jaren heeft gekend.
Maar het is niet alleen, en zeker niet
alleen, de materieele belooning, die boer
en arbeider tot de grootste krachtsin
spanning aller tijden moet voeren.
Het is de arbeidseer, die hun, in gelijke
mate, deelachtig aal worden.
Boer en arbeider zullen elkaar beter lee-
ren kennen, elkaar leeren waardeeren,