Noodgewassen
Achter den ploeg
U1TENTREURE wordt beweerd, dat de
boer een mensch is van de nuchtere
werkelijkheid. Men zegt het ook wel an
ders ,in een vreemd woord: de boer is ma
terialist. Maar „men" bedoelt dan hetzelfde
en dat is dan niet bijster veel moois.
Dat de boer een werkélijkheidsmensch is, ik
zou het niet graag tegenspreken, want het
is een van de beste deugden voor het leven.
Een droomer houdt het op de boerderij niet z
uit, met fantasieën toover je geen koren
uit den grond en laat je geen gras groeien
en je kunt er het vee niet van voeren.
Nee', de boer moet zijn hersens er bij hou
den en met de harde en de minder harde
feiten van de natuur rekenen van dag tot
dag. En wie met eenige minachting zegt: de
boer is me te nuchter ,die 'vergist zich.
Deze nuchterheid is heel wat anders dan
wat hij eten endrinken kan en wat het le-
van h e m te genieten geeft. En zoo is door
mekaar de boer net met. Zie hem maar
eens Zondags ter kerke gaan, stil en in
zichzelf gekeerd of volg hem op zijn weg
langs de velden, als de rustdag hem toe
staat eens te gaan kijken, wat er eigenlijk
tot stand kwam door zijn werk van de
week. Ken den echten boer in zijn omgang
met het vee en met de menschen van zijn
buurt, ken hem als er nieuw leven geboren
wordt of als de dood aan de deeldeur kloqt,
dan weet ge wel: deze mensch is zeker geen
materialist en als het toch den schijn daar
van heeft dan komt dat veelal omdat hij
zoo gemaakt wordt door een van geld aan
m.ekaar hangende wereld, die hem in den
loop van eeuwen gedwongen heeft om ook
voor geld te leeren
werken, zonder hem
er zijn redelijk deel
van te gunnen.
Waarachtig, de boer
leeft niet alleen uit en
voor het stoffelijke en
hij heeft dat nooit
gedaan. De geestelijke waarden hebben hem
immer bezig gehouden en „het hoog ere" is
hem zeker niet vreemd.
Het dunkt me goed, met Pinksteren in het/
vooruitzicht, dat eens te zeggen.
Pinksteren, dat is het Feest van den Geest,
van den Heiligen Geest.
En het is ook het Feest van den Zomer,
het feest 'van de vruchtbaarheid, van de
groeikracht, als hoedanig het door de boe
ren bp onzen grond gevierd werd, eeuwen
en eeuwen voordat er sprake kon zijn van
een bijzondere uitstorting vyn den Heiligen
Geest.
We zouden, kunnen zeggen, dat de voor
christelijke Germaansche boeren den Geest
des Levens huldigden als de volle zomer
zich aankondigde. Als de Pinksterbruiden
gewijd werden, als men in de morgendauw
zich reinigde en met de offers der vrucht
baarheid naar de heilige plaatsen toog dan
was dat alles een lof en dankzeggen voor
den goeden geest, die alles groeien en ge
dijen liet en daardoor het leven bestendig
de en verrijkte.
Het waren boeren, die dit feest vierden met
een oprechten ernst en een vreugde, die uit
het weinige, dat daaromtrent ons overgele
verd is, ons nog tegenstralen.
Maar zooals alles op aarde zijn tijden van
opgang, bloei en neergang kent, zoo ver
ging ook de boerencultuur van onze voor
geslachten en vrijwel algemeen nam de
christelijke cultuur haar plaats in, de chris
telijke cultuur, die ook het Zomerfeest een
anderen inhoud gaf, den vergeestelijkten in
houd, die van het feest der eerstelingen het
feest van de vurige tongen van den heiligen
geest gemaakt heeft.
„De Landstand" is geen blad, dat zich met
vraagstukken van godsdienst en cultuur bij
zonderlijk bezighoudt, maar juist het feit,
dat boeren en tuinders en visschers niet
de botte materialisten zijn, waarvoor zp'o
menigeen hen houdt, legt oils blad het ge
bod op ,niet voorbij te gaan aan de hoog
tijden in het geestelijke léven.
Van deze hoogtijden is voor het landvolk
Pinksteren ook al weer van uitzonderlijke
beteekenis, omdat „de nieuwe bedeeling"
weliswaar zeer sterk den nadruk op het
schriftuurlijke heeft laten vallen, maar in
hart en gemoed van ons volk toch het na
tuurlijke ook een groote plaats is blijven
in den gezamenlijken strijd voor ons
Volk, in den productieslag.
Zij zijn beiden soldaten van den arbeid.
Verschillend in rang, maar beiden strij
ders, met eenzelfde doel. En zooals on
der de soldaten de kameraadschap
heerscht, zooals die ook heerschenkan
en heerschen moet, tusschen den officier
en den soldaat, zoa moet er ook kame
raadschap zijn tusschen hen, die sa
men op hun wijze strijden voor het wel-
innemen. Hoe jubelt niet heel de schepping
rondom het feest van Pinksteren en hoe
trekken niet blije menschen langs alle we
gen haar plaatsen, waar vreugde de enig
ten tezamen voert.
En is dat op zichzelf niet volkomen natuur
lijk? Stof en geest zijn nu eenmaal geen
gescheidenheden, zij vormen samfp, de vol
komenheid van Gods Schepping en zij hoo-
ren bijeen zooals de aarde en de hemel, de
zon en het licht, de Schepper en het ge-
schapene
Wie dit mag verstaan, die verheugt zich om
den bloei van het Pinkstergetij in bloemen
en boomen, om. het jonge leven, dat in de
velden dartelt en die put daaruit de zeker
heid, dat het leven de moeite waard is om
geleefd te worden. Het zoeken en vinden
van deze eenvoudige levensvreugde in een
wereld, die er teveel aan voorbijgegaan is
is een deel van de taak, welke de toekomst
vraagt van ons, bewuste dragers van de
roeping, het levefi in stand te houden door
onzen zorgenden en leidenden arbeid op
onze hoeven ,in onze kweekerijen.
En daarom is het zoo goed, als we in een
tijd als' deze ook denken aan den anderen
kant der Pinksterviering, aan die groep men
schen, die bijeenzat, beroofd van den. Lei
der, gehoond en bespot door de waanwijze
menigte van de oude orde der farizeeëers
en schriftgeleerden, die niet wilde zien, dat
er iets groots gebeurde in den tijd. Maar
als de Geest hen greep, doorbrak door kun
verlatenheid en twijfel, traden zij naar bui
ten en gingen tot de openbare daad van het
getuigen voor de Nieuwe Orde van den als
Oproermaker gekrui
sigde, de orde, die de
wereld veroveren zou
in een geschiedenis
van eeuwen van strijd
en zegepraal en in
zinking en weer op
staan.
Er is niets nieuws onder de zon. In de zon
van Pinksteren 1942 treedt ons de bemoe
digende zekerheid tegemoet, dat in een ver
vallen cultuur, in 'n menschenwereld, die in
grof materialisme en in dood lettergeloof,
in waanwijsheid en godloosheid scheen te
gaan verkommeren de Geest van het leven
wederom zich verhief en dat de groote
braak van dien Geest begonnen^s en zich
voleinden zal.
En achter deze groote doorbraak staat voor
mij en voor zooveel duizenden anderen een
rijk van vrede, waarin een 'ieder zal mogen
genieten van de schoone gaven der aarde,
maar waarin de oeroude deugd van het
Godsvertrouwen als onvergankelijke geeste
lijke waarde bescherming zal bieden tegen
het doödend materialisme., dat nooit een
eigenschap van ons ras en ons volk was en
het nooit worden mag ook.
De krachten, die deze Geest van het Leven
benut om zich baan te breken zijn onder
scheiden, zooals al wat leeft veelvormig
kan zijn, beanstigend zijn zij vaak, beang
stigend door hun geweld, door de smart, die
zij veroorzaken, door de onverbiddellijk-
heid, waarmee zij optreden. Zoo is het ook
in dezen tijd. Maar wie als wezenlijk ge-
loovig mensch de middelen van het Hoog
ste Gerecht aanvaardt ■'en weet, dat het
gaat om het Leven en niet om den Dood,
die verschrikt van het geweld niet, dien
versterkt het slechts in het verlangen naar
het oogenblik, waarop de uitwerking zich
openbaren zal in grootheid en schoonheid.
En die neemt zijn plaats in bij hep,, die ge-
looven en door den Geest werden aange
raakt om daden te gaan doen, nuchtere da
den van vast vertrouwen en onverzettelij-
ken wil.
Pinksteren 1942 nog velen volharden in
het misverstand en wijzen met den vinger
naar de dwazen, die de wereld ivillen ver
nieuwen, maar die zelf stik vol fouten zit
ten en die niet eens bekende namen dragën
als het er op aankomt. Moge de overden
king van deze enkele regels onder ons boe
renvolk meer en meer begrip verwekken
voor den zegen van den rijken Pinkster-
bloei en voor de doorbraak van den' nieu
wen Geest!
Alzoo: gezegende en blijmoedige feestdagen,
lezersD. v. d. B.
zijn van ons Volk. Als de boer op zijn
arbeider en deze op zijn boer ver
trouwen kan, als zij samen, met en niet
naast elkaar hun groote taak opvatten,
dan zal het waarachtig wel gaan. Dan
kan, naast het welzijn van ons Volk,
worden bereikt, dat de oude kameraad
schap, die sinds oeroude tijden het boe
renland sierde, herboren wordt.
Boer en arbeider zij mogen elkaar thans
vinden in den Landstand! COMELLO.
Een en ander over
De Rijkslandbouwconsulent voor Noordelijk
Groningen schrijft ons:
Teneinde veel correspondentie te vermijden
komt het ons wenschelijk voor de aandacht
te vestigen op eenige gewassen, die nu nog
verbouwd kunnen worden in de plaats van
gewassen, die mislukt zijn door den winter,
de droogte, kiekten en anderszins.
Er komen thans gevallen voor van perceelen
suikeren voederbietenzaad, die niet aan
den gang kunnen komen, ook bieten komen
hol op of worden door thrips, ritnaald enz.
beschadigd. Vaak is het in deze gevallen het
beste om nog even op regen te wachten al
vorens tot ombouwen besloten wordt. Blauw-
maanzaad, dat toch bekend is om zijn ris
kanten aanslag, komt niet op of wordt som-
wijlen door thrips totaal opgevreten.
We noemden hierboven de gevallen, waarin
groote kans bestaat dat er reeds een flinke
stikstofbemesting is gegeven. Zulke percee
len passen het best voor noodgewassen, die
eveneens veel stiktof noodig hebben.
Tot een andere groep, nl. gewassen waar
weinig of in ieder geval minder stikstof op
ligt, behoeren perceelenx wintergraan, die
eich na den strengen winter slecht houden,
en vlas, slecht opkomend door de droogte.
Van sommigen bereiken ons nog berichten
over Waalsche boonen, die dreigen te mis
lukken door thrips.
Bij de keuze van een noodgewas ter vervan
ging van een mislukt gewas vrage men zich
af: Welk Sewas kan nog verbouwd worden,
dat menschelijk voedsel kan leve ten in den
gewenschten vorm? Daaronder verstaan we:
aardappelen, graan, peulvruchten en olie
zaden.
Voorts houde men eenige rekening met de
vruchtbaarheid van het perceel land, echter
moet het eerstgenoemde den doorslag geven.
»In de meeste gevallen zal een gewas aard
appelen ook nu <18 Mei) nog de meeste aan
beveling verdienen, temeer daar er nog steeds
poters schijnen voorradig te zijn.
Suikerbieten, thans gezaaid, kunnen nog een
behoorlijk gewas leveren, evenzoo komt de
uitzaai van zomergerst of van vroegrijpe
haver nog in aanmetking.
Begunstigd door wat regenwater zou blauw-
maanzaad ook thans nog te beproeven zijn.
Men zal dan eenig geluk moeten hebben.
Wij waarschuwen voor dit gewas op land,
waar een gewas door thrips is vernietigd.
Al deze gewassen kunnen dienen op' gron
den, waar reeds vrij wat stikstof is uitge
strooid.
Het is thans nog de goede tijd om stamboo-
nen te zaaien, waarvan de Groninger gele of
diverse rassen van bruine boonen de voor
keur verdienen. Men probeere niet met witte,
citroenof kievitsboonen, die zijn voor ons
klimaat te laat. Weekschil stamboonen voor
tuinbouwdoeleinden mogen alleen met tuin
bouwteeltvergunning worden geteeld. Het is
overigens zeer moeilijk nu nog goede zaai-
boonen te krijgen.
In de meeste gevallen zal er een vergun
ning van den ProductieCommissaris noodig
zijn om de oppervlakte peulvruchten te mo
gen overschrijden.
Wanneer de hiervoor aangegeven mogelijk
heden zullen zijn uitgeput kan men nog aan
ruwvoedergewassen denken, die als noodge
was fungeeren. We noemen graanwikke
mengsels, silomais, voederbieten en kodlra-
pen, welke laatste gedeeltelijk ook tot de
consumptigewassen kunnen worden gere^
'kend.
Men zal wederom moeten overwegen of er
een vergunning noodig is wegens overschrij
ding' van de toegestane oppervlakte voeder
gewas.
Koolrapen kunnen nu op een plantbed wor
den uitgezaaid teneinde over eenige weken
plantmateriaal te bezitten om een laat mis
lukt gewas nog te vervangen of bij te plan
ten.
Voor mosterd die we wel het minst tot de
voedsel leverende gewassen kunnen rekenen
zal slechts in die gevallen vergunning
worden gegeven, waarin het voor andere ge
wassen te laat is geworden en er geen an
dere mogelijkheid meer bestaat.