HET KADASTER I Algemeene beschouwingen Eigendoms- of belastingkadaster IEDER die vaste of ook genoemd onroerende got leren dus gebouwen of gronden bezit, kan een meer of minder groot belang hebben bij het kadaster. Naast de stedelingen, die uit den aard der zaak- de meeste gebouwen bezitten, zijn dus de boeren de grootste be langhebbenden bij het kadaster. Het doel van dit artikel, dat gevolgd zal wor den door twee artikelen over hetzelfde onder werp, is dan ook in het kort een beschrij ving te geven van de beteekenis, de geschie denis, den aard, het doel, de inrichting en de wijze van bijhouding van het kadaster, be nevens van de plaats, alwaar en van de manier, waarop een en ander kan worden ge raadpleegd. Daarvoor dien ik" op de eerste plaats aan te duiden wat men verstaat onder het kadaster. Het kadaster is een verzameling van kaarten er. registers, die een voorstelling (door kaar ten) en beschrijving (eigenaren, 'ligging, grootte, soort belastbare opbrengst enz.) (door de registers') geeft van alle onroerende goederen in ons land. Welk belang heeft nu een boer bij het kadaster? Iemand, die snel een oordeel klaar heeft, za) antwoorden: „bitter weinig, hij weet drom mels goed wie eigenaar is van de vaste goe deren, waarmede hij letterlijk in aanraking komt, evenals de soort, de kwaliteit, de lig ging en de grootte daarvan, terwijl hem die belastbare opbrengst, waaraan naar de tegen woordige prijzen- en opbrengsten verhoudin gen toch geen touw vast te knoopen is, al heel weinig kunnen schelen. Maar dan is dat oordeel veel te spoedig en daardoor totaal verkeerd geveld. Ieder, die vast goed wil koopen, hetzij in zijn onmiddellijke omgeving, hetzij elders, wil en moet tevoren zich in de puntjes op de- hoogte stellen van alle bijzonderheden, welke het kadaster hem kan verstrekken en nu moge hij wel beweren, dat hij al die dingen in zijn buurt terdege kent, toch is het voor hem van het grootste belang, dat hij zijn kennis kan toetsen aan het kadaster, terwijl hij voor elders gelegen onroerende goederen wel verplicht zal zijn het kadaster te raad plegen. Hij kan zich natuurlijk op de hoogte stellen door het instellen van een plaatselijk onderzoek en dit aanvullen met het persoon lijk inwinnen van inlichtingen, doch hij weet uit .der. aard der zaak nooit heelemaal zeker, of hij zich niet vergist en evenmin of hij niet ohm den tuin wordt geleid. Gewoonlijk ziet men in advertenties omtrent veilingen van vastgoed, dat den daarvoor aangewezen per soon aanwijzingen kan geven, doch ift de meeste gevallen ig zulk een „aanwijzer" een vertrouwensman van den verkooper, bijv. een rentmeester, makelaa:, zaakwaarnemer of opzichter," die uit den aard van zijn betrek king tot den verkooper bijna onmogelijk ge heel en al onpartijdig kan zijn. In den regej ziet men dan ook, dat een adspi- rantkooper, behalve op eigen kennis en ei gen waarneming, ook afgaat op de gegevens van het kadaster. Omdat hij in het algemeen echter niet den weg weet om deze verzame ling van kaarten en registers te raadplegen laat hij zulks dan over aan een ander, bijv. aan een zaakwaarnemer, deurwaarder of no taris welke dit werk op hun beurt weer doen verrichten door een klerk of anderen onder geschikte. De eenvoudige boer kan echter in vele gevallen weer niet beoordeelen of zulk een „raadpleger" niet in een of andere rela tie staat met den verkooper en derhalve weer bijna onmogelijk geheel en al onpartijdig kan zijn, hoe gaarne hij dit ook zgu willen zijn, en dus zal hij, gedachtig aan een be kend Holiandsch gezegde: „er gaat niets bo ven den man zelf", het allerbeste doen zelf het vereischte onderzoek in te stellen bij het kadaster. Dit laatste is echter verre van gemakkelijk Is het reeds uitermate moeilijk om een ge wone kaart goed te „lezen", veej moeilijker is het op de op een betrekkelijk kleine schaal geteekende kadastrale kaarten, den weg te vinden en nog weer veel moeilijker is het om wegwijs te worden in de dikke en vele regis ters en klappers en kaartsystemen, welke de gevraagde gegevens bevatten en verder moe ten dienen om het zoeken, zoowel op de kaarten -als^in de registers, gemakkelijk te maken. Op ae kantoren van de Bewaarders der Hypotheken en van het Kadaster en van O de Scheepsbewijzen meestal kortweg 'Hy potheekbewaarder of nog korter Bewaarder genoemd (ik zal dezen titularis voortaan aanduiden als hypotheekbewaarder) en op de gemeentehuizen, waar enkele afschrif ten van de kaarten en registers van het ka daster tegen een vergoeding leges ge naamd .ter Inzage 'liggen, zijn altijd wel ambtenaren, die de belanghebbenden de ver eischte hulp kunnen verstrekken, maar 'dat hulpverleenen gaat niet altijd met de noo- dige vlugheid en bereidwilligheid, vooral niet wanneer er zich moeilijkheden voordoen o.a. niet, wanneer men tot de conclusie komt, dat het'kadaster, zooals men dat noemt „in de war" is (en dit is herhaaldelijk het ge val). Dit is die ambenaren niet kwalijk te nemen, want voor hen is het immers ook let terlijk „onbekend terrein". En daarom is het zeer gewenscht, dat men zich voor het nemen van inzage of afschrift der kadastrale stukken zelf kan redden. Het belang komt niet alleen aan het licht, indien men vast goed wil koopen, doch ook bij verkoop en in sterke mate, indien men een aanvrage krijgt om gelden onder zooge naamd hypothecair verband te verstrekken. En.in deze en in nog wel meer andere ge vallen, o.a. bij eigendomsgrensburenen andere kwesties zal men zij aandacht moeten wijden, niet alleen aan grootte, lig ging, soort en zulke bijzonderheden der 'ei gendommen doch ook en vooral aan het bestaan van erfdienstbaarheden, servituten, hypotheken en dergelijke lasten. Men kan dan ook gerust zeggen, dat het ka daster volledig naast zijn eigenlijk doel het bevorderen van de juiste heffing der grondbelasting kan worden beschouwd als eèn deel der staatsorganisatie en wel als een Instituut tot bescherming van -den eigendom van gronden en van alles wat daarop ig en wordt gebouwd. Vooral is dit laatste het ge val in die landen, welke een zoogenaamde positief of rechtsgeldig kadaster bezitten (dat wil zeggen, dat ieder, die op het kadas ter als eigenaar van een stuk vast goed ge boekt staat, dit ook als zoodanig geldend kan worden, behalve in speciale, in de niet genoemde gevallen het toelaten van tegenbe wijs) zooals in- Duitschland het geval is. Hier op kom ik in een ander verband nog wel even terug. Men verkleine overigens het groote belang van het kadaster in geenen deele. Dit kan ik het best -illustreeren door verwijzing naar een tweetal beslissingen op belastinggebied van de Raden van beroep voor de directe be lastingen te Den Haag en Amsterdam en voor tieri Hoogen Raad der Nederlanden, waaruit blijkt, dat aan den grond, waarop aan het Plein in 's Gravenhage het bekende gebouw der Nieuwe of Litteraire Sociëteit, ge woonlijk „de Witte" genaamd, staat, een vaarde als bouwterrein wordt toegekend van bijna f 600.000 en aan het kleine hoekje grond, waarop de nog veel meer bekende koopmansbeurs te Amsterdam staat een waarde, weike ligt cusschen een en twee mil- lioen gui'I-m (daar steekt het dos als het wa re niet om een ton meer of minder). Hoe grooter en welvarender een stad is en hoeveel te meer behoefte aan bouwterrein zoovee] te meer waarde krijgen de bouwter reinen in de binnenstad. Men begrijpe wel, dat men in de wereldsteden Londen, New York, Berlijn en dergelijke millioenensteden zelfs letten moet op elke vierkante decimeter grond, zoodat men daarbij voo.al weten moet, hoe de grensaanduiding op het kadas ter is, bijv. door het midden van een sloot, muur, paal of heg, dan wel langs een dezer scheidingen. We zullen nader zien, dat men op het Kadaster daarvoor verschillende manie ren heeft, afhankelijk van het feit of het Rijk dan wel een ander eigenaar is. Geschiedenis. Deze zal ik in 't kort vanaf plm. 1800 moeten ophalen. Er zijn, zoolang er bezit van vast goed is geweest, kaarten en schrifturen in den geest van ons tegenwoordig kadaster ge weest, doch voor zoover dit geschiedde door of vanwege de Overheid ging men het op maken en bijhouden daarvan doen als eige naar en niet als Overheid. Zoo bestaan er in het Rijksarchief en in het gemeentearchief In het Provinciehuis aan het Martinikerkhof te Groningen schitterend uitgevoerde kaar ten, alle met de hand geteekend en in meer dere kleuren kunstig versierd en notities van de provinciaie en stadseigendommen van de provincie er. stad Groningen in deze pro vincie. Dit waren in het algemeen zeer talrijke, meestal flinke, groote boerenplaatsen, want de provincie bezat vóór 1764, toen zij ingevolge een Stater.-Resolutie van 17 Maart 1764 begonnen is deze voor het grootste deel te verkoopen, ongeveer het eer. derde deel der geheele provincie, die hoewel de opbrengst zeer laag was, omdat zij in 'zoogenaamde beklemhuren waren verhuurd tegen min of meer vaste, mede daardoor be spottelijk lage bedragen en deze huren vrij wel algemeen als onopzegbaar, dus als onver anderlijk werden beschouwd, toch nog wer den,. verkocht voor de voor dien tijd reus achtige som van meer dan 4 millioen gul den, zoodat zelfs de totale- schuldenlast der provincie kon worden afgelost, een omstan digheid, waardoor heden ten dage pog deze provincie finantiëel zeer gunstig "bfsteekt bij de andere gewesten van ons land. Het Nederlandsche kadaster is niet het oud ste in Europa, want vóór haar invoering be zat het Fransche Keizerrijk reeds zulk een Instelling. Toen in 1810 ons land bij .dit toen oppermachtig land werd ingelijfd, kregen we kort daarna reeds in 1812 ook de Fransche grondbelasting, de „Contribution for.cière" vai? 3 Trinaire an VII, ter vervan ging van de tot dien tijd door de provinciën van ons land onder verschillende benamingen geheven belastingen van onroerende goede ren. In Holland, altijd de toonaangevende provincie, noemde men deze laatste de Ver ponding. Ir. Frankrijk was het kadaster reeds eerrige jaren ingevoerd door Napoleon, den grooten hervormer op bijna elk gebied, die met een tot dien tijd heelemaal niet gekende en zelfs voor onzen tegenwoordigen tijd (in Duitschland sinds Januari 1933 en in ons land sinds Mei 1940) ongekende dynamiek, werkte en uit den aard van zijn topstand- punt nog veel meer liet werken. Nadat- deze soldatenkeizer, die in burgerlijke zaken zich een even grooten meester heeft getoond als in militaire aangelegenheden en voor bijna geheelEuropa, ja zelfs voor En geland en Rusland, van onschatbare waarde en beteekenis is geweest en in dat opzicht door zijn' tijdgenooten volkomen is miskend en verkeerd beoordeeld, den omtrek der aarde ongeveer had doen berekenen in verhouding tot den nauwkeurig gemeten afstand van Parijs naar Barcelona en het veertigmillioen- ste deel daarvan tot grondslag had genomen tot den meter (de juiste definitie van een me ter is de lengte van den meter-platinastaaf bij 15° Celsius, welke bewaard wordt in de archieven van Parijs: een copie ervan berust in den kelder van de Politechnische Hooge- school te Delft) kwam hij tot het inzicht, dat deze nieuwe meter ook dienstbaar moest wor den gemaakt voor het aanduiden van de grootte van gronden en toen hij dit denk beeld met de noodige snelheid had verwerkt, kwam hij alras tot de gevolgtrekking, dat het een billijke en goede heffing der grondbelas ting onontbeerlijk was goed op de hoogte te zijn van de juiste grootte, ligging, soort en opbrengsten der gronden. En zoo. kwam bin nen een door hem genoemden termijn - die vooral niet te lang was en dan ook heel wat korter is 'geweest dan in ons land, waar een en ander ongeveer 20 lange jaren heeft ge duurd - het kadaster kant en klaar te maken. En het gevolg hiervan 'was, dat in 1812 werd geordonneerd zulk een Fransch Kadaster ook in ons land met bekwamen spoed in elkaar te zetten. Er werd hard aan gewerkt en het zal ongetwijfeld aan het einde der Frans.he overheersching in 1813 moet worden toege schreven, dat tie daarvoor vereischte opmetin gen en het in kaart brengen en het opmaken 1 der registers eerst afliepen in 1831. De kaarten, welke men toen heeft opgemaakt, noemde men oorspronkelijke plans, omdat men direct reeds het voornemen had, deze plans (kaarten) in hun oorspronkeiijken toe stand te laten en daaruit dus niets te verwij- dieren met behulp van 'n zoogenaamd radeer mesje en er ook niets bij te teekenen. Aan dit voornemen heeft men zich tot den huidi- gen dag angstvallig gehouden en het is ook de bedoeling dit in de toekomst te doen en wel om met behulp van later opgemaakte kaarten der veranderingen de geschiedenis van elk stuk onroerend goed in kadastralen zin met pijnlijke nauwkeurigheid, zij het niet heelemaal volledig o.a. omtrent bouw- en weiland en dergelijke kuituurveranderingen, te kunnen nagaan. Hoe dat mogelijk is, zal ik later vermelden. Van die oorspronkelijke plans, ook wel mi nuutplans geheeten, is een copie gemaakt, welke men bijbladen noemt. Déze zijn bijge houden met alle veranderingen. Ook hierover later' meer - (Wordt vervolgd). Amersfoort, Bloeimaand 1942. J. D. BRUINING.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 6