..LIEFDADIGHEID? WEEKMENU u HEBT U wel eens gespijbeld, nadat U van school was? Ik kan niet anders doen, dan U aanraden, het er dan nu maar op te wagen. Vooral in deze maand Mei. Wij huisvrouwen" Zitten met onze gedachten veel te veel, en dat helaas noodzakelijkerwijs, in de dagelijksche huishoudelijke zwarigheden. Ik weet uit erva ring, dat hierdoor onze kijk op de geestelijke moeilijkheden vertroebeld wordt. Ontvlucht daarom eens en zie het als iets, dat U noo- dig hebt de dagelijksche beslommeringen. En ga dan de natuur in, hetzij alleen of met de kinderen op een wandeling. Het is een merkwaardige ervaring, de natuur eens bewust te bezien, er eens den tijd voor te nemen. Al wonen we buiten, dan hebben we dit tóch noodig! Terwijl ik „spijbelde" en fietste in een prach tige laan van roode en lichtgroene beuken- boomen, gingen mijn gedachten uit naar een leven, dat in overeenstemming zou zijn met deze prachtige natuur. Mijn gedachten gingen terug naar al wat er gebeurd was in de afgeloopen week. Brokstuk ken van gesprekken kwamen mij in gedachten. In het begin dezer week trof mij een gezegde van een eenvoudige arbeidersvrouw over een dame uit haar omgeving, die veel goed deed. Zij zeide tegen mij over deze dame: „Zij kende het beste de arme menschen uit het dorp, want daar ging ze direct heen". Och, wat lijkt dit mooi en het zal ook nog wel goed be doeld zijn!! Aan het eind der week waren wij samen met oude vrienden. Maar ach, wat een teleurstel ling. Ook daar een gelijke uiting. Ik kreeg eerst een verhaal over het verplegen van een ziek jong vrouwtje, wier man de verpleging niet betalen kon, met daaraan verbonden finan- tiëele hulp aan den man, die later heel dank baar bleek voor alle hulp. In het vefder ver loop van het gesprek zei mij deze behulpzame jonge vrouw iets, dat mij ontzette in al z'n rauwheid, n.l.: „Wat kan het mij eigenlijk schelen, of m'n buren bevriezen, als ik maar voor m'n eigen gezin heb, wat m'n kinderen noodig hebben, dat is voor ons het voor naamste". En later nog: „de Liefdadigheid is weg tegen woordig". Laten wij-eens nader ingaan op deze beide ge vallen. Beide betrachtten de Liefdadigheid, doch het is mij bekend, dat geen van beide mede willen doen aan onze „nieuwe orde". Wij zouden ech ter beter kunnen zeggen i. p. v. „nieuwe orde": Betere ordening; een ernstig pögen tot een rechtvaardige ordening, die berust op het re sultaat van den arbeid.' Wat lijkt het in beide gevallen mooi, de men- -schen te helpen met geld en met daden. Ook dat blijft nü van kracht. Maar het gaat hiér om de instelling op de feiten. Aanvaardt men de tegenstelling van arm en r ij k, of s t r ij d t men tegen deze te groote tegenstel ling? Wat geeft het als men individueel een enkel gezin helpt. Zeker, het moet niet nage laten worden, maar hiermeeneemt men de misstand niet weg. En hoe komt het toch, dat degenen, die geholpen zijn, vaak zoo ondank baar zijn. Waar komt die ondank toch van daan? Voelen wij dan niet, dat dit momenteele hel pen, vernederend is voor hen, die geholpen worden? Is die ondank niet een onbewust zich verweren tegen het vernederend 'feit, dat zij zichzelf niet helpen konden. - Liefdadigheid is een ellendig woord, met een bijsmaakje, waarin degene die helpt, vrij is, het al or niet te doen of ei1 zich moreel aan op te halen. Liefdadigheid berust op geven, omdat men zélf zoo graag geeft. Ik vind het altijd maar moei lijk om te geven. Ik ben al bij vele „uitdeelin- gen" tegenwoordig geweest en ik heb mij ge schaamd over de opmerkingen, die er over de te bedeelen menschen gemaakt werden. Hierbij wil ik niet tekort doen aan de vele maatschappelijke instellingen, die na de gebo den hulp de menschen blijven steunen door hen werk te verschaffen. Maar niet ieder kan in zijn leven daadwerke lijk meehe/lpen aan zulke instellingen, wèl ech ter met finahtiëelen steun. v De beide voorbeelden, die ik noemde berusten op een vernederende liefdadigheid. Wjj moe ten het zóó gevoelen, dat het een absolute misstand is, dat niet ieder gezin zichzelf kan helpen en iedere hulp, die geboden wordt moet er tevens op gericht zijn, dezen misstand te doen verdwijnen. Tegenover de geboden hulp moet de verplich ting staan van den geholpene, er eveneens aan mede te werken, dat hij op den duur geen hulp meer noodig heeft. Bij de naastenliefde be hoort opvoeding tot zelfwerkzaamheid. Daar om kan het nuttig zijn, wel eens niet te helpen. Hoe het mogelijk is te zeggen, dat er tegen woordig geen mogelijkheid meer zou bestaarf tot liefdadigheid, is onbegrijpelijk. Wij hebben de „niet vernederende" geboden hulp door den Volksdienst en de Winterhulp. Maar ja dan komt het eigen-ik op den achtergrond te staan! Dat schijnen velen heel kostelijk te vin den. Wij hebben echter genoèg, méér dan ge- noèg van de. liefdadigheid, die zichzelf zoekt, en die van de barmhartigheid een particulier zaakje maakt. Wij, vrouwen, die onzen medemensch en daar door ons volk liefhebben, moeten weten te ge ven, in stilte, vóór allen. Wij moeten zelf het voorbeeld geven in- milde gaven, ieder naar vermogen en daarnaast in arbeidzaamheid, daardoor anderen leerend: „Wie niet werkt, zal ook niet eten". Dit is de eisch, dien wij stellen mógen en stellen moéten, wanneer wij anderen helpen, tot heil van ons geheele volk en ons nageslacht. L. De huisvrouw doet verstandig in het begin van de week te overdenken welke menu's zij geven zal, opdat zij van te voren weet met welke levensmiddelen zij de gerantsoeneerde artikelen kan trachten aan te vullen. Het zal haar zoodoende gemakkelijker vallen voor iederen dag van de week een maaltijd samen te stellen welke zooveel mogelijk de voedingsstoffen bevat die we noodig hebben. Zij zal daarbij natuurlijk rekening moeten houden met de mogelijkheid, dat zij dit plan niet geheel volgen kan omdat er sommige le vensmiddelen b.v. een bepaalde groente of visch niet te krijgen is. In onderstaand weekmenu is er zooveel mo gelijk naar gestreefd voorbeelden van maal tijden te geven, waarin de -voedingsstoffen voorkomen, die men noodig heeft en waarin rekening is gehouden met de beperkingen die de distributie oplegt. Vleesch, bruine boonen, kaas en visch zijn in deze maaltijden de voedingsmiddelen, die het eiwit leveren. Op de dagen, dat deze voedingsmiddelen niet verkocht worden of wanneer men het rant soen daarvan reeds geheel of voor een groot deel verbruikt 1 :eft, doet men goed tapte melk of als men ze kan krijgen producten daarvan, zooals yoghurt, karnemelk, tapte- melkpoeder e.d. in.de maaltijden te verwer ken. De menu's van Maandag en Zaterdag zijn daar een voorbeeld van. Nu is het niet noodzakelijk, dat zoo'n aan vulling van melk in den warmen maaltijd ge bruikt wordt. Het is best mogelijk, dat men vöor de voedzame soep geen taptemelk kan krijgen, maar dat de melkboer wel karnemelk heeft. In dat geval moet de soep iets minder voed zaam worden. De eiwitrijke aanvulling krijgt men dan, wanneer men bij de boterham, of 's middags om 4 uur dan wel 's avonds karne- melk drinkt. Hieruit blijki «ok, dat dit weekmenu slechts een voorbeeld kan zijn. Het moet aangepast worden aan de plaatselijke en ook aan de huiselijke omstandigheden. Groenten staan iederen dag op het menu. Men kan ze niet missen, omdat zij bescher mende stoffen bevatten. Daarom is het goed ook in de voedzame soep met aardappelen, boonenwater en taptemelk groenten te ge bruiken. Sommige huisvrouwen vinden, dat bruine boonen groenten zijn. Het is volgens haar niet noodig, dat in een maaltijd met boonen ook groenten voorkomen. Daar vergissen zij zich ln. Boonen bevatten n.l. geeh vitamine C. De ze voedingsstof komt in kleine hoeveell :.d voor in aardappelen mits in de schil gekookt. In het voorjaar is dat echter niet voldoende. Men dient er dan zoo mogelijk ook groente bij te gebruiken. Het menu van Donderdag geeft een voorbeeld van een maaltijd met peul vruchten, aardappelen en groenten. Probeert u het eens met zoo'n weekmenu! WEEKMENU" Zondag: Kalfsvleesch ,(50 gr. per pers.) (in een saus). Aardappelen in de schil. Bloemkool, wanneer 'ze niet te duur' is. Vanillepudding met rabarbermoes. Maandag: Koekjes v. aardappelen, peterselie en wat erwten of fijn gesneden boterhammenworst (25 gr. p. p.). Postelein. Aardappelen in de schil. Hangop of taptemelk-yoghurt. Dinsdag: Stamppot van rauwe stoofsla met gebakken kaasplakjes (20+kaas). Woensdag: Stoofschotel van kalfsvleesch, worteltjes en aardappelen. Doncterdag: Bruine boonen (IOC gr. per pers.). Aardappelen in de schil. Bruine uiensaus. Kropsla. Vrijdag: Gestoomde of gerookte visch of garnalen. 4 Spinazie. Aardappelen in de schil. Tomatensaus. Zaterdag: Voedzame soep met taptemelk (3 a 4 dl. p. p.), boonenwater rest boonen van Donderdag, aardap pelen in de schil en flink wat soepgroenten. Gemalen gort met stroop. li

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 7