Heemkunde? Waf is (Door W. E. M. Eggink.) Heemkunde is kennis van het eigen heem. Heemkunde is kennis van der vaderen grond der vaderen erf. En wanneer men zich er toe zet om nu verder aan te geven, wat niet al onder heemkunde verstaan dient, komt men er derhalve eerst toe om zich af te vragen of men bij die vaderen of by hun erf beginnen zal. Maar aangezien alle geleerden en ook ,alle leer stellingen het er over eens zijn, dat de mensch uit het stof voortkomt, is het geboden om bij de stof te beginnen. Deze opvatting wordt ook gehuldigd door den schrijver van een werkje, getiteld „Wat is Heemkunde?", Mr. H. Reydon, Hoofdafdeelings- leider I (Volk en Bodem) van den Nederland- schen Landstand, welk werkje zeer veel goeds bevat en ter nadere inwerking in dit onderwerp aan allen, ter lezing wordt aanbevolen. Overigens zijn wij van meening, dat het geen zin heeft om alleen de vraag: wat is heem kunde? te beantwoorden; daarom wordt deze inleiding gevolgd door eene, die „En waarom Heemkunde? wat beteekent zij voor ons?" ge- heeten is, terwijl daarnaast ook nog behandeld dient te worden, hoe heemkunde beoefend kan worden, wil zij voor die haar beoefenen ook in derdaad hare beteekenis hebben, om tenslotte N een schema der heemkunde te geven, en van eenige litteratuur opgave te doen. „Hoe kenden wij óns heem!" roept Mr. Reydon uit en vertelt, dan van het gelukkige bezit eener schooljuffrouw, die de aardrijkskundeles begon met heemkunde, n.l. kennis van de naaste om geving van de school en het eigen dorp enz. enz. Ik weet, wat het beteekent zulk een schooljuffrouw gehad te hebben, want ik ben precies zoo mijn aardrijkskundige kenhis begon nen. Wij kenden ons heem, wij wisten 'de vo gelnestjes en de putten met kneedbare klei voor een blaaspijp, de slooten met salamanders en de eilandjes in de boschvijversde plaatsen, waar de lelietjes der dalen groeiden en die waar de eerste sneeuwklokjes bloeiden; wij kenden de werkzaamheden op de b.oerderij al naar gelang van het jaargetijde (overigens al leen om de voordeelen en de geneugten, die ze ons als jongens van het dorp boden) en wij wisten de weggetjes in den polder, zoowel als de paadjes in de duinen, enz, enz. Het heem, dat blijkt uit deze jeugdherinnering duidelijk, is derhalve een deel der natuur. En daaruit volgt dat we de onderverdeeling van de heemkunde beginnen moeten met de kennis der natuur en dan wel met 'de geologie of aardkunde. Het heem is een bepaalde eenheid in de natuur, in de bodemgesteldheid, in den plantengroei en in het dierenrijk. Heemkunde is kennis van bloed en bodem. Beginnen wij nu bij dien bodem, en bedenken wij ons daarbij, dat heemkunde zich in de allereerste plaats aandient als historische kennis, als wetenschap van „hoe het groeide", van het ontstaan da dingen, dan wordt duidelijk, dat heemkunde zonder bestudeering van de oer geschiedenis, de archeologie met mogefijk is. En beginnend bij den bodem is dan in de eerste plaats de geolo gische archeologie onderdeel van de heemkunde. Vervolgens wordt bestudeerd de plantkundige vegetatie op dezen bodem, om daarna na te gaan welke diersoorten in hun levensonderhoud konden voorzien op ons heem, m.a.w.: welke planten en dieren op onzen bodem (daar is het v:oord alweer) inheemsch waren en .zijn. Dus ten tweede en te derde: plant- en -dierkunde In de vierde plaats komt dan de bestudeering aan de beurt van de vraag: hoe is ons heem be woond geraakt? En dienen we heemkunde te zien als de beschrijving van de geleidelijke be woonbaar making van onzen bodem. Daar ves tigt zich ons bloed, ons voorgeslacht op. En dat voorgeslacht houdt ons heem bewoonbaar; het blijft strijden tegen onzen erfvijand en erf- vriend: het water. „Als men werkelijk eens Gods water over Gods akker liet loopén, als dijkgraaf en hoogheemraden (daar is het woord v:eer) zich niet die voortdurende zorg gaven cm het water op peil of daar beneden te hou den, hoe zou onze vaderlandsche grond er dan uitzien?" vraagt Mr. Reydon. Wanneer we hier een oogenblik goed over nadenken, dan wordt ons meteen duidelijk, dat het een hemeltergend schandaal is, dat de ingelanden de waterschaps lasten betalen en dat het waterschap altijd bij de stad ophoudt, terwijl juist - de stad door de gezamenlijke werkzaamheden van de polders én waterschappen voor watersnood behoed wordt Bij deze vierde categorie van heemkundigen arbeid: de vraag naar het bloed op onzen bo dem, de bewoners van ons heem, speelt de vraag naar ras en stam of sibbe de hoofdrol Beslaat de heemkunde derhalve in de vierde plaats de vraag der geleidelijke bewoonbaar- making door in cultuurbrenging van den bo- dem (ontginning en ontwatering) en het vesti gen van gebouwen daarop, zoowel als indeéling van den cultuurgrond ('t vestigen van hoeven en markever deeling) in de vijfde plaats is dé ras senkunde een belangrijk onderdeel der heem kunde, dat wil zeggen de vraag: welk ras ves tigde zich blijvend op ons heem? Waren het de Germanen uit Noord-West Duitschland, de blonden met de blauwe en grijze oogen, en zbo ja, welke stammen vonden zij dan reeds hier woonachtig? (Wordt vervolgd) Er is een eisch tot ontbinding der pachtover eenkomst tegen mij aanhangig gemaakt, om reden ik een kamp weiland zonder toestemming van den eigenaar of Grondkamer gescheurd heb. Loop ik nog kans dat deze "eisch wordt toegewezen, zoodat ik het gepachte ontruimen moet? ANTWQORD. Artikel 27 der Pachtwet bepaalde, dat een pachter niet bevoegd was, zonder uitdrukkelijke toestemming van den verpachter, weiland te scheuren, dan alleen na verkregen machtiging van de Pachtkamer. Dit artikel was echter geen dwin gend rechten in het pachtcontract kon dus rechtsgeldig worden overeengekomen, dat de pachter nimmer zonder toestemming van den verpachter scheuren mocht. Dit was een onge- wenschte regeling; het mat niet mogelijk zijn dat een verpachter op grond van eenige bepa ling in een -contract kan beletten, wat in het algemeen belang door de bevoegde instanties noodzakelijk wordt geacht. Vandaar dat het z.g. Scheurbesluit (12 Maart 1941) bepaalde, dat het Pachtbureau steeds, dus ongeacht den in houd van het pachtcontract, aan den pachter toestemming kon geven tot scheuren. Dit Scheurbesluit is echter bij art. 90 Pachtbesluit ingetrokken, zoodat vanaf 25 November 1941 de regeling van het Pachtbesluit geldend is. En dit bepaa\t in art. 26 (dat bindend recht is, zie art 27 lid 4), dat de Grondkamer steeds toestemming tot scheuren kan geven, indien de algemeene of landbouwbelangen daardoor wor den gediend. Wie derhalpe weiland scheuren wil, moet eerst trachten van zijn verpachter daarvoor, s ch rif- te lij k e toestemming te krijgen. Weigert de verpachter zulks, dan moet de pachter aan de Grondkamer vragen hem de gewenschte toestemming te geven. Vanaf 12 Maart 1941 konden de pachters dus steeds toestemming tot scheuren vragen en verkrijgen; eerst van het Pachtbureau, later van den grondkamer. Niettemin hebben een aantal pachters ongevraagd weiland gescheurd. De een heeft wel den eigenaar gevraagd, doch is na diens weigering zonder meer tot scheuren overgegaan; de ander heeft verzuimd zoowel den eigenaar als de -bevoegde instantie te vra gen. Welk gevolg kan nu zulk eigenmachtig op treden hebben? Tot 25 November kon de ver pachter krachtens artikel 45 der Pachtwet op grond van het niet nakomen zijner verplichtin gen door den pachter ontbinding vragen; van af. 25 November kon de verpachter hetzelfde doen op grond van art. 35 Pachtbesluit. Omdat de meeste pachters die eigenmachtig weiland hebben gescheurd, dit hebben gedaan in 't belang der voedselvoorziening en aange nomen mag worden, dat zij niet met de bepa lingen van het pachtrecht vertrouwd zijn, (zelfs dikwijls geen afschrift van het pachtcontract bezitten!) dreigde er misbruik1 gemaakt te wor den van het recht om ontbinding der pacht overeenkomst te vragen op grond van wanpres tatie. Veelal werd dit recht door den verpachters gehanteerd om een pachter die hem onwelge vallig was te loozen, of een langdurige over eenkomst ontijdig te beëindigen. Om daaraan een eind te maken is 7 April 1942 een nieuw Besluit verschenen, waarin bepaald wordt, dat de verpachter geen ontbinding der pachtovereenkomst kan v o r d e~r e n, indien een pachter na 1 April 19 4 1 doch vóór 7 April 19 42 grasland heeft ge scheurd, zonder daartoe gemachtigd te zijn door den eigenaar. Pachtkamer, Pachtbureau of grondkamer. Deze bepaling is óók van toe passing op reeds aanhangige ge dingen. Als U dus'gescheurd hebt tusschen 1 April 1941 (toen de actie voor scheuren is begonnen) en 7 April 1942, dan kan de eisch van uw verpach ter niet toegewezen worden en kunt U rus tig zijn. Na 7 April 1 9 42 is scheuren zonfler s c h r if t el ij ke toestemming van den verpachter, of machtiging door de Grondkamer niet geoorloofd en kan wel aanleiding ge ven tot ontbinding. Voortaan geldt dus: eerst toestemming vragen en pas als die verleend ïs gaan scheuren! Het- Besluit van -7 April 1942 beschermt de pachters die eigenmachtig gescheurd hebben dus tegen ontbinding hunner pachtovereen komst. Het laat echter de mogelijkheid open, dat de Pachtkamer den pachter veroordeeld tot be taling eener vergoeding aan den verpachter en zelfs tot het ongedaan maken van zijn hande ling, dus het inzaaien met graszaad van het ge scheurde land. Waar de Pachtkamer, alvorens een beslissing te nemen, advies moet vragen aan den Grondkamer, mag aangenomen worden, dat we gespaard blijven voor de dwaasheid, dat in dezen tijd een pacht weiland, geschikt voor bouwland en door hem zonder toestem ming gescheurd, weer zou moeten inzaaien Lang niet denkbeeldig is het echter, dat in talrijke gevallen de Pachtkamer den pachter de verplichting zal opleggen een niet geringe vergoeding te betalen aan den verpachter. Ge lukkig is ook daarvoor een stokje gestoken. In dien uit agrarisch oogpunt het scheuren ge rechtvaardigd is geweest, moeten de Grondka mers thans achteraf nog een machtiging tot scheuren verleenen, zelfs gedurende een aan hangig proces. Ge moet U dus direct tot de Grondkamer in uw provincie wenden met het verzoek, U alsnog een machtiging tot scheuren te geven. Krijgt ge deze, dan kan de Pachtka mer U ook niet veroordeelen tot het betalen van een vergoeding aan den verpachter. Het Besluit van 7 April 1942 beschermt den pachter dus tegen opzegging (ontbinding); de machtiging tot scheuren achteraf behoedt hem tegen het gevaar een schadevergoeding te moe ten betalen. Alleen dan als het\land ongeschikt tot scheu ren was en de pachter dus niet alleen formeel zich aan wanprestatie heeft schuldig gemaakt, doch ook uit economisch standpunt bezien, ver keerd heeft gehandeld, kan de Pachtkamer hem veroordeelen tot betaling eener schadevergoe ding. Echter niet tot ontbinding der overeen komst. ,Ik heb alleen weer kunnen inpachten tegen een hoogere pachtsom dan ik tot dusver betaalde. Hoewel ik voor deze pacht de boerderij niet wil missen, daar het haast onmogelijk is, iets anders te vinden, meen ik toch dat er in mijn geval weinig kans is op een redelijke winst, waarop ik volgens het nieuwe pachtrecht toch aanspraak kan maken. Wat moet ik nu doen? ANTWOORD. U moet het contract teekenen en afwachtten wat de Grondkamer doet. Deze moet objectief oordeelen. Door het buitenwerking treden van het Pachtopdrijvingsbesluit is de Grondkamer formeel niet meer gebonden aan het pachtprlj speil van 1939. Ze kan dus een hoogere pachtprijs goedkeuren, zonder daar- yjoor de toestemming te moeten vragen van het Departement van Landbouw. Toch moeten de Grondkamers er voor waken, dat het alge meene pachtprijspeil niet verhoogd wordt, zoo dat alleen dan een hoogere pacht behoort te worden goedgekeurd, indien daartegen geen be zwaar is op grond van artikel 41 Pachtbesluit. Dit artikel schrijft voor ,dat de netto-opbrengst van het bedrijf, welke bij een behoorlijke ex ploitatie van het gepachte te verwachten is, den pachter een redelijke winst waarborgt. De Grondkamer heeft er dus bij de beoordeeling van Uw contract voor te waken, dat de pacht prijs niet zoo hoog is, dat U bij goede bedrijfs leiding geen redelijke winst kunt verwachten.' Indien in Uw geval de Grondkamer van oordeel is, dat de tusschen U en uw verpachter over eengekomen pachtprijs te hoog is, stelt zij een lagere pachtprijs voor en vraagt partijen, of zij met de voorgestelde prijs accoord gaan. Stemmen beide partijen toe, dan geldt de door de Grondkamer voorgestelde prijs. Weigert een der partijen, of weigeren beide, het door de Grondkamer voorgestelde te accepteeren, dan kan de Grondkamer tweeërlei doen (art. 43 Pachtbesluit) n.l.: a. de overeenkomst nietig ver klaren en zoo noodig de gevolgen daarvan poor partijen regelen. Slechts in uitzonderings gevallen mag dit geschieden, b.v. als de pach ter niet aan redelijke eischen van bekwaamheid .voldoet; als een tot dusver aaneengesloten be drijf teveel verbrokkeld wordt en dus het al gemeen belang dreigt te worden geschaad; als een verlaging der pachtprijs tot het juiste be drag in verband met de economische positie van den verpachter niet kan worden verant woord. b. de overeenkomst w ij z i g en, d.w.z. in overeenstemming brengen met de re delijkheid. De wijziging, waartoe de Grondka mer besluit, is bindend voor beide par tijen. Meent ge dat de beslissing van den Grondkamer niet in overeenstemming is met het geldend pachtbesluit, dan kvtnt ge in een hoog er beroep gaan bij de Centrale Grondkamer te Arnhem.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 6