tUeinwe.- tz&U HOUDT UW VOLKEN STERK §§i Heeft een konijn behoefte aan drinkwater? De algemeen gangbare opvatting was vroe ger, dat een konijn geen drinkwater noodig heeft. Thans loopen de opvattingen onder de fokkers over dit probleem nogal uiteen. De een beveelt aan ze 's zomers, in de warme da gen te drinken te geven en 's winters niet, een ander volgt j.uist de omgekeerde methode, terwijl een derde de oude methode propa geert en in het geheel geen drinkwater geeft. De vraag of een konijn drinkwater noodig heeft, is in dezen vorm niet juist gesteld. Elk levend wezen heeft behoefte aan water, daar leven zonder water onmogelijk is. Het benoo- digde water kan echter langs lndireeten en langs directen weg worden opgenomen. Alle voedermiddelen 'bevatten water, zoodat het dier met het voedsel een al naar den aard van het betreffende voedermiddel wisselende hoeveelheid water opneemt. Het hangt nu van de behoefte aan vocht van het dier af, of dit met het voedsel opgenomen water vol doende is voor het lichaam. Is het te gering, dan zal voor een goed verloop van de li chaamsprocessen een toevoeging van water langs directen weg noodig zijn, m.a.w. het dier moet te drinken worden gegeven. In de praktijk blijkt, dat het konijn zich het water uit de voedermiddelen goed ten nutte kan maken. In hoeverre het dier echter daar naast nog water opneemt, is door Brügge- mann bij vier volwassen Blauwe Weeners on derzocht. Bij een uitsluitend voeren van grashooi verkreeg hij de volgende cijfers: Konijn I II III I IV Waterverbruik gemiddeld per dag in cm' 126 148 118 188 200 wisselend tusschen 100— 123— 102— 125— 148— 173 107 178 228 248 Hierbij komt dan nog de ongeveer 11 gr. wa ter die het hooi bevat. Vrijwillig neemt een konijnen, dus een vrij groote hoeveelheid wa ter op. Omgerekend op het gewicht van een melkkoe beteekent dit een opname van 25 kg p. dag Bij andere voedermiddelen vond. Brügge- mann de volgende'middelen: G G 2 r G CO O S V? (li n a .SS a e C O O. Het is of tegenwoordig de tijd geen duur meer heeft, zoo razend snel vliegt de eene week na de andere weg. De natuur werkt in dit tempo mee en nu het weer ook een beetje beter is geworden, sta je, als ieder voorjaar, opnieuw verwonderd hoe alles zóó snel groeien kan. Over het algemeen hebben onze bijenvolken Zich prachtig regelmatig kunnen ontwikkelen geen sprongen vooruit en dan door koude gu re dagen een merkbare vertraging zooals an dere jaren zoo vaak voorkwam. Merkwaardig mooi was dit jaar juist de nestontwikkeling, zonder onvoorzichtige overhaasting ging het in één gestagen groei voorwaarts. Er was overal voedsel genoeg en wie zijn suiker op tijd heeft gekregen kon tijdig met speculatief voeren beginnen. Speculatief voeren. Als men hiermede echter eenmgal begonnen is, moet hiermede worden voortgegaan, tot het volk zwermrijp is. Hiertegen wordt nog vaak gezondigd. Juist het iederen avond of om den anderen dag kleine beetjes voer geven is noodig om een regelmatige sterke ontwik keling te verkrijgen. Laat men het hier in onderbrekingen komen, doordat men meent dat de bijen zoo'n dag wel zelf genoeg gehaald hebben, of (het nog foutiever op regendagen geen. voer geven, vaak motieven omdat men zelf te lui is, dan ontstaan er "storingen en moeilijkheden in het bijenvolk, die de mees te bijenhouders niet direct zien, maar die zich straks in den zwermtijd en bij het ho- ninghaien, als de groote dracht begint, pas wreken. Als U dus speculatief voert, doet dit dan regelmatig totdat de zwermtijd daar is. =2. -S 5 S 5 cs Hoogtij voor de Bijen. 156 156 235 235 394 394 96 12 108 12 101 113 19 '142 161 19 121 140 weide hooi 11 156 167 lucernehooi 17 144 161 b.-andnetelhool ge stoomde aardappelen groene lucerne groene zoete lupine maissilage weidehooi haver gerst weidehooi tarwe weidehooi voederbieten weidehooi 202 202 gestoomde aardappelen -|- weidehooi 160 160 üit deze cijfers blijkt, dat de directe opname van water door de konijnen samenhangt met de vochtrijkheid van dé verschillende voeder middelen. Bevatten deze slechts weinig vocht dan is dit niet voldoende om de waterbehoef te van het dier te dekken en is het noodig om ze drinkwater te verschaffen teneinde storin gen in de gezondheid te voorkomen. De waterbehoefte van een konijn is tamelijk hoog. Öf ze al of niet drinken, hangt af van het percentage vocht in het verstrektt voer. Het is bovendien mogelijk, dat het eene dier meer behoefte aan water heeft dan het an dere. Teneinde een eventueel watertekort te voor komen is het gewenscht dat de dieren steeds versch, schoon water ter beschikking krijgen. Het water moet frisch zijn, doch niet te koud. Rijksvoorlichtingsdienst voor de - Pluimveeteelt van de Directie van lu Landbouw te Beekbergen. Warmhouden van het volk is ook gedurende het geheele voorjaar een noodzaak. Een zich modern noemende imkerskalender van dit jaar geeft nog den foutieven raad om in April Mei de warme winterpakking weg te ne men. Reeds einde vorig jaar gaf ik de thans voorgestane leer< waarbij gedurende den winter minder zwaar gedekt wordt, om een rustiger winterzit te verkrijgen, maar juist tegen FebruariMaart extfa dik in te pak ken.' Neemt U dus de winterpakking alleen daarom weg, om deze door een nieuwe droge van dubbele dikte te vervangen. Het. is im mers logisch, een volk dat in het voorjaar uitermate sterk moet broeden en de tempe ratuur in ons klimaat nog zoo koud en wis selend is, dat wij dan alles in het werk zullen stellen om de warmte te behouden. Waar noodig hebben wij nu in deze maand onze steeds grooter wordende volken ruimte gege ven. De moeren hebben deze weken hun top prestaties geleverd. Zoo'n 1200 tot 3000 eieren per dag te leggen is geen kleinigheid, dat is ongeveer haar eigen gewicht. De darrenraat was hier en daar reeds vroeg belegd en er zullen in de warme zonnige middaguren wel reeds darren gevlogen hebb%n, met hun ge zellig zwaar gebrom. Ook onze bijtjes schij nen dat wel te mogen hooren, ze werken ten minste als er darren zijn, nog eens zoo hard. Zelfs hoorde ik al, dat er vóór half Mei hier en daar moerdoppen waren. Zoo zijn we dit jaar dus alweer aan het hoogtepunt in het bijenleven gekomen, de drukke tijd voor ons imkers, met de zwermen en het vervangen van de oude moeren door jonge, is er weer. Houdt llw volken sterk. Het zwermen is een natuurlijke neiging van ieder bijenvolk. Al kan deze neiging variee- ren van uiterst zwak tot zeer sterk, zij is er felijk aanwezig, en moet dus van ieder volk afzonderlijk gekend worden, omdat wij door omstandigheden met meer of minder gevolg invloed kunnen uitoefenen- om deze neiging te bevorderen of te onderdrukken. Wel zijn er volken of zelfs stammen (bloed lijnen?) waarbij door een doelmatige behan deling deze zwermtraagheid tot bijna niet zwermen wordt, er zijn er echter nog te veel die bij elke behandeling toch zwermen, tot lastig worden toe. Zoo staan ons imkertech- nisch vele wegen open om juist in deze kri tieke hoogtij meer of minder kras in te grij pen. Eerste iesch om dit goed te kunnen doen is, dat de imker ieder volk, vooral wat zijn innerlijke of erfelijke eigenschappen aangaat door en door kent. Helaas is ons inlandsch b^enrai én door vroegere onjuiste selectie én door bastaardeering met allerlei onverant- woordelijken import bijen dermate verknoeid, dat tientallen jaren van ijverige teeltarbeid noodig zullen zijn voordat de goede kernen van ons sterk en klimaatvast bijenras weer domineerend zullen zijn. En nog langer zal het duren weer erfvaste betrouwbare stam men te kweeken. Deze erfelijke onzekerheid is het jüist, die het bijenhouden onnoodig lastig maakt. Zijn toch weer en dracht reeds zulke onzekere factcren, als nu nog ieder volk zich telken jare weer anders gedraagt, wordt het een eindeloos gissen gn meestal nog vaker missen, wat de juiste behandeling zal zijn voor een bepaald paar. Het darren afne men en het niet laten zwermen hebben hun schaduwzijden, dat de volken net in de tijd van de groote dracht zekere luiheid vertoo- nen, men zij daarmede dus voorzichtig. De groote praktische vraag, waarvoor da bijenhouder elk jaar komt te staan en dit jaar wel heel bijzonder belangrijk is, is deze. Moet ik zwermen afnemen of terug geven om de oude stokken op hoogste sterkte te hou den? Een oude imkerswijsheid leert ons: „Zwermen en honing gaan zelden 'of nooit samen." Dat is in verreweg de meeste jaren ook zoo. Als wij onze volken door het afne men van één of meer zwermen verzwakken is de honingoogst meestal verkeken, want, de. ze kleinere volken zijn niet in staat de dracht in korten tijd voldoende uit te buiten en zij hebben bovendien zelf te veej noodig. De korftèelt mist in deze veel van de mogelijkhe den welke de kasten bieden. De abnormale prijzen welke tegenwoordig, zeer ten nadeele van de Ned. Imkerij, gegeven worden voor vol ken en zwermen maken het wel verleidelijk om met zwermen reeds contant geld binnen te krijgen, want die honing, dat moet je dan toch nog maar afwachten! Maar, en dat is nu toch wel'het voornaamste, voor de honing- winning moeten wij than^. onze volken sterk hóuden om mede te werken aan de voedsel voorziening van ons Volk. Slechts deze sterke en sterkste volken kunnen de dracht paraat uitbuiten en daar gaat het nu op de eerste plaats om. Na de hoofd zomerdracht zullen wij in Augustus dan n°g gelegenheid genoeg hebben om door afleggers en vliegers nieuwe volken te kweeken om den Nederlandschen bijenstand op voldoende peil te brengen. De heide zullen wij niet veel van te verwachten hebben, zoover ik deze gezien heb, ik hoop dat het meevalt. De zomerdracht staat er zeer goed voor, zelfs een knoeier kan dit voorjaar - goede volken klaar hebben. Laten wij tenslotte hopen, dat wij de herfstsuiker in Augustus in ons bezit hebben om tijdig nieuwe volken te kunnen kweelaen. Bijenhouders kent dus uw plicht, thans eerst honing voor ons eigen Volk en in den herfst zorgen voor vele nieuwe volken. - B. V. T.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 10