De levenwekkende daad
De kleine landbouwbedrijven
Ie Jaargang No* 22
Vrijdag 5 Juni 1942
in de buurten
r*M%cUtand
Dit weekblad wordt aan de leden r. d. Neder-
landscben Landskind boeteloos toegezonden.
Voor niet leden:
t 5.— per Jaar
125 per 3 mnd.
2.50 per Jaar
t 0.65 per 3 mnd.
oor net blad van één pro?.
eoor iedere provinciale
editie meer. Inc.k. 13 et.
RED ACTIE-ADRES
GROOTE MARKT 2A GOES
Adv .prijzen: gen. oplage 1 1.75 p. r. voor gew.
adv.; 4.75 p. r. voor Ing. Med. KI. adv. In 1
prov, blad: 50 ct. voor 1-20 woorden, 10 ct. voor
Iedere 5 woorden meer, alleen bij vooruitbetaling.
Gelegenheid tot plaatsen van adv. In comb, van
prov, edities tegen sterk verminderde prijzen.
BIJ contract bel. reductie. Vraagt inl.: Uitgeverij
„Volk en Bodem". Kortenaerkade 10. Den Haag.
GELEIDELIJK aan voltrekt zich de organisatorische
opbouw van den Nederlandschen Landstand,
waarmede de eene Provincie verder is gevorderd
dan de andere, hetgeen aan oorzaken van uiteen-
loopenden aard valt toe te schrijven. Nadat de
groote lijnen waren getrokken, de fundamenten
werden gelegd, het geraamte van het gebouw werd
opgericht, de schuttingen langzamerhand worden
weggebroken, de meest belangrijke functies zijn be
zet, zoowel in de Hoofd- als in de Provinciale leiding
kwamen de Buurtep aan de beurt en tegelijk daar
mede een zeer verantwoordelijk werk, aangezien
een juiste bezetting van de buurtfuncties voor het
uiteindelijk succes van den Landstand verantwoor
delijk zal zijn. Immers is bij verschillende gelegen
heden telkens naar voren gebracht en heeft niet
minder dan de Boerenleider meerdere malen duide
lijk uiteengezet en met nadruk beklemtoond, dat de
belangen van den boerenstand van de Buurten uit
moeten worden bezien, geleid en behartigd.
Zelfs in de Provinciën, waar men met den organi-
satorischen opbouw nog het minst ver is gevorderd,
vinden de benoemingen van de Buurtboerenleiders
en van de hen terzijde staande administrateurs ge
leidelijk aan plaats. Daarbij is gebleken, dat som
migen voor deze benoemingen niet in aanmerking
wenschen te komen, hetgeen te betreuren valt,
aangezien zich onder hen verschillenden bevinden,
die in de vroegere landbouworganisaties voortref
felijk werk hebben verricht en met hun daardoor
verkregen practische ervaringen de belangen van
hun stand op uitstekende wijze hadden kunnen be
vorderen, waartoe de mogelijkheden onder de
nieuwe verhoudingen veel gunstiger zijn dan vroe
ger ooit het geval was en kon zijn. Anderen^ me!
een juister inzicht en van meer goeden wil, doch
die hun organisatorische scholing nog moeten on
dergaan, komen thans in hun plaats en voor hun
bereidwilligheid in deze verdienen zij onze waar
deering, daar de door hen op zich genomen taak
een hoog plichtsbesef en veel verantwoordelijk
heidsgevoel vraagt, bovendien een groote mate
van doorzettingsvermogen, aangezien er helaas nog
heel wat tegenstand te overwinnen valt.
Naast den Buurtboerenraad, welke den Buurtboeren-
lekfer met zijn adviezen terzijde staat, zal de recht-
streeksche hulp van den Buurtadministrateur moeten
komen, die de door den Buurtboerenleider aange
geven richtlijnen heeft uit te werken, de correspon
dentie voert, voor het beheer zorg draagt, verder de
vraagbaak voor de geheele Buurt zal worden, zulks
temeer, daar de Buurtboerenleider ook nog zijn
eigen bedrijf heeft te behartigen en een tusschen-
persoon dus moeilijk kan worden gemist. Maar nim
mer mag uit het oog worden verloren, dat de Buurt
boerenleider degeen is, die de verantwoordelijk
heid draagt, dat hij dus degeen is, die de leidsels
onder alle omstandigheden in handen moet houden,
wil hij niet onder den voet worden geioopen.
De Buurten tezamen vormen de Provinciën, hetgeen
derhalve beteekent, dat alles pat jn de zich in een
bepaalde Provincie bevindende Buurten plaat* vindt
en voor zoover dit een Provinciaal belang heeft, of
voor een doorgeving aan de Hoofdleiding in aan
merking komt, op het kantoor van den Provincialen
Boerenleider wordt samengebundeld, afgewerkt of
naar hoogere instanties doorgegeven, zooals ook
omgekeerd plaats vindt, waarmede voldoende de
zeer belangrijke taak van den Provincialen Boeren
leider is aangegeven.
Nier Immers treffen wij nauwkeurig dezelfde ver
houdingen aan, als deze voor de Buurten werden
genoemd. Ook hier zien wij weer een Boerenleider
(Provincialen), terzijde gestaan door een corres-
pondeerende en administratieve hulp, in dit geval
stafleider geheeten, aangezien deze vanzelfspre
kend over een ruimere personeelbezetting be
schikken moet, dan dit in een Buurt het geval is,
welk personeel een leiding niet kan missen. Ook
hier weer een Boerenraad (Provinciale), welke zijn
•adviezen ten beste geeft en ook hier weer en dit
moet vooral niet worden onderschat - de Provin
ciale Boerenleider, die de eindverantwoordelijkheid
voor den goeden gang van zaken in de hem toe
vertrouwde Provincie draagt, derhalve ervoor heeft
te zorgen, dat ook hem de leidsels in handen blij
ven, omdat hij die verantwoordelijkheid anders on
mogelijk kan dragen. Zoo gauw hij door het kan-
toorapparaat zou worden overvleugeld, zou hij een
terzijde gezette, dus verloren man zijn.
Tenslotte komen wij dan in Den Haag terecht, waar
de landelijke Boerenleider zetelt, bijgestaan door
een staf van deskundigen, verdeeld over de Hoofd-
afdeelingen I (Volk en Bodem), II (Voortbrenging),
IU (Voedselvoorziening) en IV (Voorlichting, Beheer
en Statistiek), welke Hoofdafdeelingen trouwens ook
weer in de Provinciën en Buurten zijn terug te
vinden.
Nu heeft de naam „Den Haag" bij den Boerenstand
geen al te besten klank, hetgeen uit het verleden
dateert. Uit „Den Haag" kwam de bij de boeren ai
zeer ongeliefde ambtenarij. Uit „Den Haag" kwamen
de dikwijls verfoeide, helaas niet steeds te vermij
den crisiswetgevingen, waarvan de onaangenaam
heid» vooral lag in meerdere malen van eiken prac-
tischen zin gespeende bepalingen, welke den Boe
renstand zoo mogelijk nog dieper in den put hiel
pen, waarvan door de organisaties dan ook prompt
de schuld aan „Den Haag" werd gegeven, telkens
wanneer de boeren tevergeefs en op min of meer
luidruchtige wijze tegen deze bepalingen gingen
rmurmureeren. „Den Haag" was de groote schuil
hoek, waarin men zoo succesvol verstoppertje kon-
spelen, wanneer men eens iemand bij zijn jas
meende te moeten trekken. Neen, „Den Haag" is
bij de boeren niet bepaald geliefd.
Thans zetelt dus ook de Hoofdleiding van den Ne
derlandschen Landstand in Den Haag. Er moet dus
worden zorg gedragen, dat de in den loop van vele
jaren gegroeide meening, dat aan het noemen van
of zelfs aan het slechts denken aan Den Haag tege
lijk vastgekoppeld zit de gedachte aan een den
boeren al zeer onwelgevallige, overheerschende en
dikwijls starre ambtenarij, zoo spoedig mogelijk tot
het voor den boerenstand nogal sombere verleden
gaat behooren.
Zij, die de verhoudingen in den Landstand in Den
Haag kennen, weten tegelijk ook, dat het zoo juist
geschetst^ gevaar daar niet aanwezig is. Maar ook
weten zij, die temidden der boerenbevolking leven
en er mede verkeëren, dat het aan „Den Haag" nu
eenmaal hangende luchtje hen nog steeds in den
neus zit.
De Boerenstand heeft het thans zelf in de hand ge
kregen er voor zorg te dragen, dat dit luchtje voor
goed gaat verdwijnen. De boeren, die in de Buur
ten, in de Provinciën, in de Hoofdleiding een plaats
hebben gekregen, behoeven zich immers de door
hen vrijwillig op zich genomen verantwoordelijke
taak slechts voldoende bewust te zijn, om hun ge
zonde en door practische ervaringen gescherpte in
zichten tot gelding te doen komen. Al meer, voor
velen nog niet snel genoeg, verdwijnt de tijd, dat
men zich achter een ambtelijk apparaat kon ver
schuilen. Thans komen de leidende mannen uit den
boerenstand op den voorgrond te staan, met alle
zwaarte daarvan, doch ook met alle vreugden, welke
laatste geboren worden uit het besef, dat men
thans onder zeer moeilijke omstandigheden zijn
plicht kan vervullen, zulks niet alleen tegenover den
stand, waarvaq men zelf deel uitmaakt, doch ook
tegenover het geheele Nederlandsche volk.
De levènwekkende daad behoort hierbij in de Buur
ten haar uitgangspunt te vinden. HOLSTEYN.
OVER het kleine landbouwbedrijf in ons
land is ai heej wat geschreven en in
sommige kringen wordt dit bedrijf beschouwd
als niet zeer levensvatbaar meer.
„Steun aan den kleinen boer" en „Begaan
zijn "met het lot van den kleinen boer", zijn
nog bekende klanken in de pers en wekken
den indruk, dat het gewenscht is kleine be
drijven te vergrooten en het stichten van
deze bedrijven op nieuw ontgonnen gronden
na te laten.
Nu hebben de kleine boeren het ontzettend
moeilijk gehad in de crisisjaren; en ook in
den tegenwoordigen tijd, nu de landbouw
productie beter beloond wordt, profiteert de
kleine boer daar heel weinig van, omdat deze
hoogere prijs teniet gedaan wordt door. de
beperking de dierlijke productie opgelegd.
De vraag is echter of dit zoo zal blijven en of
er voor die menschen geen toekomst meer is.
Hierbij moeten ook niet uit het oog worden
verloren de maatschappelijke voordeelen van
het kleine bedrijf en mag bij vergelijking met
grootere bedrijven, niet uitsluitend naar de
netto winst van de bedrijven worden gekeken.
Welke vooruitzichten zijn er nu nog voor het
kleine landbouwbedrijf? Onder kleinbedrijf
dan te verstaan bedrijven tot 12 ha., tuin
bouwbedrijven uitgesloten. Om dit te beoor-
deelen moet worden nagegaan hoe de kleine
iandgebruikers voor 1929 aan een inkomen,
al was het dan ook een sober inkomen kwa
men en hoe het daarmede in de toekomst zal
staan.
De inkomsten werden in die jaren vooral ver
kregen uit den verkoop van zg. veredelde
producten (melkproducten, varkensvleesch,
eieren), terwijl ook bijvoorbeeld de verbouw
van consumptieaardappelen in sommige stre
ken niet onbelangrijke inkomsten gaf. De
prijzen Van deze producten daalden in de ja
ren na 1929 echter zoo, dat er trots eenigen
steun, heel wat eigen kapitaalbezit bij is in
geteerd. In deze jaren stonden de grootere
bedrijven sterker, omdat de graansteun hen
voor een gedeelte door de slechte jarén heeft
heen geholpen, ai zal niet worden beweerd,
dat op deze bedrijven in 't geheel geen inte
ring van kapitaal heeft plaats gehad.
In dezen tijd echter is door het verschil aa»