Hoe werken wij voor den Inkomsten de meening ontstaan, dat het kleinbedrijf niet meer rendabel is te maken, welke meening door de tegenwoordige be perkingen, welke vooral het kleinbedrijf tref fen, nog door velen wordt gedeeld. Het beste is echter geen meening te baseeren op toe standen gedurende de zg. crisisjaren, toen er economisch gezien, rare dingen zijn uitge haald en de, tegenwoordige oorlogsomstan digheden. Men moet wel bedenken, dat wat het aantal agrariërs per oppervlakte eenheid betreft, we het dichtst bevolkte land van Europa zijn, en willen we niet een groot gedeelte van on- l boeren doen emigreeren, we altijd een in- ensieve cultuur op kleine bedrijven zullen noeten uitoefenen. Daarbij Zijn in ons land (ij na alle voorwaarden gunstig voor he.t zeer Ktensieve landbouwbedrijf. We liggen temidden van de sterkst geïndu strialiseerde gebieden der aarde, waar, zoo tenminste niet ons geheele werelddeel in een chaos vervalt, altijd vraag zaj zijn naar onze veredelde producten. Waar in ons werelddeel heeft men een zoo'n gunstig klimaat en bo dem voor een intensief veehouderijbedrijf en de hakvruchtenteelt, beide inhaerent aan het kleine bedrijf, dan in ons land! Nergens is ook de kleine boer, landbouwtechnisch beter ontwikkeld dan in ons land. Waar verstaat men het anders dan in ons land, gemiddeld meer dan 4000 kg melk per jaar van een melkkoe te halen, een varken van ruim 5 maand op 90 kg te brengen en een kip 150 eieren per jaar te laten leggen en dan niet op enkele speciale bedrijven, doch over geheele gebieden? Als men deze omstandigheden en feiten kent is het toch zaak, deze in de toekomst ook zooveel moge lijk uit te buiten. Men zal de tegenwerping maken, dat we dan weer geheel op een groote voedermiddelen- invoer uit het buitenland zullen zijn aange wezen, doch dit behoeft m.i. nog niet het gevai te zijn. Is het bijvoorbeeld niet moge- Hik, zoo voldoende kunstmeststoffen en vooral stikstofmeststoffen weer beschikbaar zijn, met de verbetëVde conserveeringsmetho- den en wat krachtvoeder, van het melkvee, een ook voor ons land vrij normale productie te krijgen, en is ook geen varkensvleesch te produceeren met ondermelk en aardappels en een weinig meelvoeder? Ik weet we] men zal dan direct geen nieuw- melkte koeien hebben die meer dan 30 kg melk geven, en de mestperiode van de var kens zul ook wel wat langer duren dan bij volop meelvoeder, doch is dit zoo erg? Een 20 kg melk van een verschgekalfde koe is bij een billijken melkprijs ook mooi. Over 't algemeen komt een minder geforceerde productie de gezondheid van de dieren ten goede. Ik zou dan cfbk willen bepleiten, lïiet alleen een instandhouding van het kleine boeren bedrijf, doch zelfs willen aandringen, dat maatregelen worden genomen, dat het zich na den oorlog zooveel mogelijk jcan ont plooien. Dit bedrijf is m.i. één der hoekstee- nen van onze geheele volkshuishouding. Waar zullen onze boeren en landarbeiders werk moeten vinden, als gedaan wordt zooals op sommige grootere bedrijven, waar drievierde van de oppervlakte beteeld wordt met gra- pen? Kunnen deze granen misschien later niet beter in andere gebieden van de Euro- peesche ruimte verbouwd worden en kan' de Nederlandsche landbouw zich dan niet beter bezig houden met meer intellect en arbeid vragende gewassen? Het voorgaande is niet bedoeld als een plei dooi om het kleine bedrijf als het gunstigste voor te stellen, en het middelgroote* en groote bedrijf te verwerpen. Bedrijfjes met een paar hectare land of min der en die geheel drijven op de veevar kensof pluimveeteelt met aangekocht voeder, zijn zeker te verwerpen, omdat ze niet „bodenstandig" zijn, en vele middel— en groote bedrijven zijn ook zeer arbeidsinten sief en vaak een voorbeeld en hulp voor het kleine bedrijf. Een „bodenstandig" bedrijf behoeft hier echter m.i. niet die oppervlakte te hebben, welke men daarvoor in Duitsch- land noodig acht. Tenslotte nog enkele cijfers. In 1930 was het aantal bedrijven met 1 tot 12 ha. land (zon der de tuinbouwbedrijven) te schatten op 120.000, op een totaal aantal Van 176.000 landbouwbedrijven in ons land. Verder was in 19371938, dus in jaren met lage produc.' tenprijzen, de brutoopbrengst van de bedrij ven van 1 tot 5 ha f 528 per ha, die van 5 tot 10 ha f 408, van 10 tot 20 ha f 336 en die van 20 tot 50 ha f 282 per ha. Ook deze cij fers zeggen nog al iets over de maatschap pelijke beteekenis van het kleinbedrijf. Ir. J. B. VERLEDEN week' hebben wij gezegd, dat de boer een werker is voor den vrede, dat hij dien vrede liefheeft en dat hij dien vrede ook noodig heeft om als gezeten boer op zijn erf, trouw aan zijn grond, zijn roe ping te kunnen vervullen. We kunnen ons voorstellen, dat hier en daar een dezer met een grimmig gezicht ge zegd heeft: ze kunnen het mooi schrijven! En er zullen wellicht anderen geweest zijn, die nog verder gingen en die uitvielen: dat moet hij noodig zeggén, zoo'n vechtjas voor die zoogenaamde nieuwe orde, die is me nog al vredelievend. Ge weet, wij winden er geen doekjes om, wij zijn gewoon, de dingen te zeggen en te schrijven zooals wij dat denken als goed en noodig. En het is nu eenmaal zoo, dat „De Landstand" gelezen wordt door menig een, die er nog weinig van begrijpt, wat er gaande is en die ons, wegbereiders van een andere wereldorde, enkel kunnen zien als onruststokers en vechtmachines. Zoo is het hun geleerd en zoo gelooven zij het, omdat zij niet de moeite nemen, eens wezenlijk de vraagstukken tot in hun kern door te den ken om er zelf over tot klaarheid te gera ken. Ook 'en vooral onder de eenvoudige boeren bevolking is nu eenmaal groot het getal der genen, die niet geleerd hebben om poli tiek gezond te denken, ja die het denken over de groote vraagstukken, die het lot van volken aangaan, altijd aan anderen heb ben overgelaten en die dat nog doen. Als die anderen, die voor hen dachten, nu in Engeland of waar dan ook zitten, dat zegt hun nietSj, zij laten nog die anderen voor zich denken en ondervinden er allerlei na righeid van, omdat zij hierdoor niet de werkelijkheid leeren kennen', maar blijven leven in- een schijnwereld, die vergaan is, waar zij bijstonden, zonder dat zij het be grepen. Daarom is het voor ons begrijpelijk, dat zoovelen nog de houding aannemen van verongelijkten, van slachtoffers van noode- loos geweld, van opzij gezetten, van haters, van ieder, die het anders zegt dan hun „raadgevers" en oude leidslieden. Daarom verstaan wij ook de schampere snereii, dat het nu foch waarlijk onzin is als uitgere kend wij in „De Landstand" komen vertel len, dat de boer als vreedzaam mensch den vrede liefheeft. En daarom ook gevoelen wij volkomen aan, dat er onder U zijn, die niet begrijpen, hoe zij voor den vrede kunnen werken, terwijl van den anderen kant toch maar steeds wordt beweerd, dat, wie thans werkt voor een grootere productie, den oorlog helpt verlengen, omdat de vrede er pas zijn kan na een Engelsch-Amerikaansche overwin ning, die nu eenmaal door den honger ver kregen moet worden. De boer, die van nature niet anders kan dan werken voor de voedselvoorziening, steunt in dezen gedachtengang het weer standsvermogen van de Spilmogendheden en dus de verlenging van den oorlog. Deze noodlottige redeneering willen we even nader bekijken. Waarom gaat het in dezen oorlog? Om niets anders dan om een redelijke ver deeling van de welvaartsbronnen der vol ken. Wie de bestaansbronnen heeft, die heeft de macht. Men kan ook zeggen: wie d\macbt wil hebben, die moet de bestaans bronnen bezitten. Of zoo: een volk, dat eigen baas wil zijn, moet zichzelf van het noodige kunnen voorzien. Nu was, in het bijzonder na den vorïgen oorlog, de wereld zoo verdeeld, dat Enge land en andere koloniale grootheden de welvaartsbronnen bezaten, terwijl groote en levenskrachtige volken als het Italiaansche, het Duitsche en het Japansche van alles tekort kwamen en als het ware van de goedgunstigheid der wereldkooplieden af hingen. Aan den eenen kant was er van alles veel teveel, aan den anderen kant van al les veel te weinig. Hier -ontstond werk loosheid omdat men wegens overproduc tie bedrijven moest stilleggen, daar ontstond werkloosheid omdat men geen grondstoffen had om de bedrijven te laten werken. Zij, die de economische macht in handen hadden, begrepen heel goed, dat die macht bedreigd werd door de levenskracht van de arme volken en zij legden het er stelsel matig op toe om die levenskracht te ver zwakken door armoede en tekort. Dit is de eigenlijke reden, waarom Duitschland zijn koloniën werden afgenomen, waarom Ita lië niet meedeelde in den buit van den vo- rigen wereldoorlog en waarom men Japan in het Ve,rre Oosten aan banden legde. Men ging daarbij zoover, dat elk land, dat in staat zou zijn, de helpende hand të bie den aan de tekortkomenden, onder controle van de heerschende grootmachten werd ge houden.- Vooral Nederland moest daarom in de schuit van de wereldmachten meezeilen, want door zijn geweldig koloniaal bezit zou het zoo wel Japan af& Duitschland en Italië heel veel kunnen leveren, waarin zij behoefte hadden enin het bijzonder Duitschland zou zelfs uit het Europeesche Nederland veel kunnen krijgen, dat het voor zijn voedsel voorziening behoefde men denke maar aan - boter, kaas, eieren en tuinbouwvoortbreng- selen. v Er was dus hun, die Duitschland klein wil den houden, alles aan gelegen om Neder land tegen Duitschland in het harnas te jagen. Dank zij de nauwe verbondenheid van het Nederlandsche kapitaal jnet het Brïtsch-Amerïkaansche in gezamenlijk ge vormde internationale ondernemingen als Unilever, Shell en andere, gelukte dit maar al te goed en de gevolgen er van moesten wij dragen. De natuur is evenwel sterker dan de leer en het bestaat niet dat een van nature ge zond en sterk groeiencf volk op den duur genoegen neemt met een ten hemel schrei ende armoede in een wereld, die overrijk is. Het bestaat evenmin, dat een zichzelf respecteerend cultuurvolk genoegen neemt met de houding van den bedelaar, die bij minder levenskrachtigen maar stoffelijk rij keren, om gunsten op de stoep moet staan. En zoo kon niet uitblijven, wat gebeurde: de natuurlijke gezondheid van de meer genoem de volken bracht de krachten voort, die de natuurlijke rechten opeischten, ja, die er de voorkeur aan gaven, met alle middelen, waarover zij beschikten zich recht te ver schaffen, als het hun niet in verstandig overleg gegeven zou worden. Wij kunnen niet vaak genoeg herhalen, dat zoo en niet anders de oorlog is ontstaan als een natuurlijk gevolg van de onnatuu,r- lijke verdeeling der goederen van de aarde. Een wereld met zulk een onnatuurlijke ver deeling kan nooit een wereld zijn van vrede. Als een Duitsche moeder haar kind geen boter op 't brood kan smeren omdat Duitschla7id geen boter heeft en in Neder land, worden drachti ge koeien bij tiendui zenden afgeschaft om dat Engeland niet wil hebben dat Nederland boter verkoopt aan Duitschland dan moet daaruit ruzie voort komen. Als Duitschland boter 'genoeg he'eftis er geen enkele reden om zulk een ruzie te ont ketenen en de beste zonen te laten dood bloeden op schrikkelijke slagvelden. Wij kunnen voor Duitschland ook zeggen: Europa. Als Europa völdoende 'heeft om zich behoorlijk te kunnen voeden en zich gezond en levensblij te ontwikkelen, dan heeft het er geen belang bij ivat men in Amerika doet en laat. Dit is zoo klaar als een klontje. Maar daarmee is het ook zoo klaar als een klontje, dat iedere Europeaan die zijn nuch tere verstand gebruikt, al het mogelijke *doet om dezen toestand te helpen bereiken. En als buiten-Europeesche ma'chten, wien het. enkel om de voordeelen van de macht gaat, dan welbewust een oorlog ontketenen om een gezonde orde tegen te houden, dan i" het de heilige plicht van eiken Europe aanom Ï7i dien oorlog de partij voor Euro pa te kiezen. Want het is de eenige mogelijkheid om een durenden vredestoestand te verkijgen. Dat in Nederland nog altijd menschen ge vonden worden, die dit niet schijnen te snappen is eigenlijk volkomen onbegrijpe lijk,, omdat wij toch zoo wreed hebben moe ten ondervinden, dat Europa's gebreken on ze gebreken zijn. Waarom beleefden wij anders dé werkloosheid van meer dan een half millioen menschen, waarom beleefden we den schrikkelijken boerennood, waarom zaten we met zulk. een nijpend bevolkings overschot met geen enkele mogelijkheid om daar af te komen? Boerenvolk van Neder land, gij beroemt U er zoo graag op, dat ge nuchtere, verstandige menschen zijt. Welnu, dan weet ge toch ook zelf wel, hoe ge het beste werken kunt voor den zoozeer begeerden vrede. Enkel en alleen door te woekeren met den grond, door voort te brengen, wat ge kunt door met alle kracht U in te zetten voor een Europa, dat zichzelf kan voeden en klee- den, voor een Europa, dat de noodige le vensruimte heeft en dat zoo bestuurd wordt dat die levensruimte goed gebruikt wordt. Dat is de nieuwe orde en de Landstand is niets andersxdan een der in-die nieuwe orde noodzakelijke organen. Hoe werken wij voor den vrede? Door als goede Landstanders onzen plicht te doen, daar, waar wij geroepen worden en daar, waar qnze krachten het beste tot ont plooiing kunnen komen in de Europeesche levensruimte, hier of elders. D. v. d. B.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 2