ZEEUWSCHE SCHORREN Voedsel van de Dé hof bijde boerderij^ HET was op der. eersten regenachtigen Mei dag, dat wij Zeeland introkken om op de groote slibveldenbuitenriijks, de schorren, met enkele wilde groentensoorten kennis te maken. Gedurende de treinreis en verder den middag op onzen fietstocht langs de bloeiende boomgaarden, had de zon gesche nen, maar langzamerhand was de horizon betrokken, de wazige nevelbanken concen treerden zich tot donkere loodzware wolken, al dreigender en dreigender, en eindelijk vie len de eerste droppels, de eerste na een langen tijd van droogte. Het Vanuit de velden kwamen de land arbeiders aanj akkeren, zonder jas, klets en kletsnat maar met lachende gezichten: het regende immers! Gichelend stoven de meis jes voorbij, die des middags nog tusschen de aardappelplanten hadden gekropen, met als bescherming tegen de zon een grooter. zwar ten strookoek op. Nu stroomde het water in straaltjes van de breede randen vari den hoed over hun knieën en rug, kletsnat de rokken tegen de beenen, maar wat zou'dat: het re gende immers! Door de bloeiende vruchtboomen ruischte de regen, de eerste witte bloesemblaadjes sloe gen naar beneden en dreven in de plassen rond. Het bloeiende koolzaadveld stond zwaar gebogen van het water, aan ieder geel bloem- gebogen van het water aan ieder geel bloemblaadje hing een glinsteren de druppel. Het werd schemerig nog immer ruischte de regen, een zware donk«re aardegeur drong van de natte velden de hui zen binnen, buiten in den tuin zong de me zen binnen, buiten in den tuin zong de me- over Zeeland. De volgende morgen bracht een parelgrijze wereld, nog regende het zachtjes en nog waren de horizonnen nevelig en vaag. Geen ideaal weer om een bezoek te brengen aan de slagvelden, maar wij lieten ons niet af schrikken, leenden een paar laarzen en klom men over den hoogen dijk. En aan de over zijde lagen de schorren wijd en ledig met als achterdoek in de verte de blanke zee. Zoo liggen boven Friesland en Groningen de wad den, zoo liggen langs de Hollandsche eilan den de slikken. Maar worden in Friesland en Groningen deze buitendijkslanden zorgvuldig verpleegd, ge- gre'ppeld en zoo spoedig mogélijk in cul- tuurstaat gebracht, in Zeeland schijnt men dit meer aan' zee, natuur en toeval over te laten waardoor deze buitendijksche gronden een heel ander aspect hebben gekregen. Toch blijft deze grond niet enkel waardeloos lig gen, juist in Zeeland wordt de eerste plan tengroei gesneden en als groente gebruikt. Als zoodanig gelden de zee-astêr hier lams oor genoemd en het krabkruid of zeekraal, als zeer voedzame groenten en honderden •kilo's worden hiervan jaarlijks gesneden en op de eilanden zelf geconsumeerd of geser veerd en geexporteerd. Reeds vroeg in het voorjaar verschijnen de eerste lamsoorsnijders op de schorren met hun breede sikkelvormige messen en snij den de spitse, dikke, op zuring gelijkende blaadjes van dë zee-aster af, vullen de mee gebrachte zakken met deze kostelijke groen ten en verdienen zoo eiken dag een .behoor lijk loon. De voorraad is onuitputtelijk. Lams oor kan gesneden worden tot diep in den zo mer en het product vindt een goede afzet. Vooral in de vorige mobilisatie was de uit voer van deze groente werkelijk van betee- kenis. Bij honderden kilo's werd er toen ge conserveerd en naar het buitenland verzon den. De prijs blijft ongeveer gelijk aan de spinazieprijzen- en waar voor dit in het wild groeiende product enkel de oogst arbeids kracht vergt en een goede plukker verschei dene kilo's per dag kan snijden, beteekent deze lamsoorenoogst voor enkele families een behoorlijke bron van inkomsten. In dezen tijd is er vaak een tekort aan arbeidskracht en het is 'ook voornamelijk, hierdoor, dat de campagne niet die afmetingen van de vorige oorlogsjaren bereikt. De zeekraal wordt heel jong gesneden en is vooral als rauwkost een heerlijke groente. Het snijden hiervan vraagt meer ervaring en overleg en ook moeten de kleine plantjes di- reet gezuiverd worden van slik en doode sten- p gels. Voor het snijden scheert men als hat ware langs den slikbodem, neemt zoodoende ook veel slik op het breede mes op. Om dit product dadelijk te reinigen, graaft de zee kraalplukker een kuil welke hij vol met wa ter laat open, gooit zijn oogst hierin en schept Üan voorzichtig\ de bovendrijvende plantjes af. De zeekraal blijft gewoonlijk op de Zeeuwsche eilanden zelf en brengt een flinken prijs op. De snijders venten 's middags hun oogst uit langs de boerderijen en in de dorpen en vinden voor hun producten gril aftrek. Zoo ziet men in het voorjaar op de Zeeuw sche schorren veel gebogen gestalten, her en der verspreid in de groote wijdte. Lamsoor- en zeekraal-snijders, maar niet enkel dezen. Er zijn figuren bij, die zich sneller ver plaatsen, die langs de slenken en kreeken speuren en zoeken. En zij verzamelen de der de lekkernij, die de schorren opleveren, na melijk de kriekels of alikruiken. Deze zee slakken gelden overal in Zeeland als een lekkernij en worden door de liefhebbers best betaald. Ook de kriekelzoekers kunnen zeker zijn van een flink daggeld, als zij na het wegvallen van deh vloed de slikken op gaan en langs de slikranden zoeken. Zeéaster en zeekraal zijn niet ^leen te vin den op de Zeeuwsche schorren. komen ook op de Wadden voor en langs de Wadkan ten op de eilanden. Vooral bij Terschelling op de slibgronden groeien veel zeeasters. In den zomer zijn^deze buitendijksche gronden paars van hun bloei. Van een vrij algemeen ge bruik als groente is ons in deze provin cies echter niets bekend. Op de Friesche en Groningsche slibgronden echter wordt de plantengroei zoo veel mogelijk gespaard met het oog op de verdere aanslibbing, terwijl het greppelen en daardoor langer droog val len der gronden een andere zoutverhouding schept, waardoor genoemde planten al gauw moeten plaats maken voor het kweldergras. Bij de landaanwinningsmethóden. zooals die op het oogenblik in toepassing worden - ge bracht in Groningen en Fries land, wordt de zeekraal speciaal uitgeplant op de nog weeke slikvelden om de aanslib bing te beschermen. In Zeeland is de situatie eenigszins anders. Langs de Zeeuwsche stroomen staan de aan- geslibte gronden niet zooaan afslag bloot, terwijl bovendien hier de grondaanwinning 'wordt bevorderd. En voorloopig profiteeren de lamsoorsnijders hiervan en met hen vele huismoeders ARGUS. BIJ DE FOTO's. Bovenj Lamsoorsnijder op de Zeeuwsche schorren Midden: Het wasschen van de zeekraal in een kuil met zeewater. Onder: „Kriekel" zoeken langs de slenken. (Foto's De Jong) NU het den laatsten tijd flink geregend heeft, oogsten wij volop kropsla. En degene die op zijn tijd let heeft geen last van doorschieten omdat hij of zij steeds opvolgend ^zaait en steeds weer versche planten heeft. Wij zeiden het reeds eenigen tijd terug, juist in den moes- s tuin is het zaak geen groote hoeveelheden te gelijk te hebben, m,aar steeds opvolgend zaaien zoodat mensteeds over jonge groenten be schikt. Vooral voor de bladgroenten is dat van groot belang en sla smaakt het heele jaar lek ker. Wij kunnen voor latere zaaisels ook direct ter plaatse zaaien, dus zonder verplanten een regeltje uitzaaien en een week daarop het vol gende. Men lette er dan echter op dat men tijdig uitdunt zoodat elke plant tenminste 25 centimeter ruimte heeft om te groeien. Anders wordt de zaak waar wij groote hoeveel heden noodig hebben voor inmaak bijvoorbeeld. Andijvie wordt veel ingemaakt en isr een sma kelijke wintergroente. Zoowel geweckt als in het zout is andijvie bruikbaar én dan wordt het nu toch tijd voor dien inmaak te zaaien. Nu heeft men nog al eens last van doorschieten bij andijvie en aat geeft bittere groente. Vroeger wilde men dan voor 20 Juni niet zaaien en voorts letten oude tuinlieden op de maan. 'Bij afnemende maan zaaien, zoo zeiden die tuinlui, is het beste. Wij voor ons meenen dat de maan weinig invloed op het zaad uitoefent. Hebt U tijdig witlof, bieten en schorseneeren gezaaid en staan ze nu flink te zien op de rij dan wordt het nu tijd ze op afstanden uit te d.unnen. sa dat uitdunnen blijkt het groote ge mak dat men heeft van het zaaien op rijen. We dunnen zoo uit dat de planten een ouder lingen afstand hebben van 20 centimeter. Zijn er uitgevallen dan kan meri bieten of kroten en witlof wel verplanten. Schorseneeren schieten gemakkelijk in bloei als men ze verplant en dat geeft stohkerige schorseneeren. Wie heel vroeg doperwten en peulen gezaaid heeft, of, zooals wij beschreven, ze in een kistje ter voorkieming had JLCifcgelegd en ze zoo vroeg geplant, is nu aan den oogst toe. Heeft men zé tegen rijs gezet dan is het gevaar niet denk beeldig dat ze, vooral als de oogst wat over vloedig is, van het rijs dreigen af te zakken Reeds eerder wezen wij er op dat men reeds in het begin van den groei, door kleine rijsjes tegen de planten aan te steken, de erwten kan helpen. -Nu is hei noodig dat men een of twee draden raffiabast, een bindmateriaal dat de tuinder veel gebruikt, maar anders touw, langs

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 6