HET KADASTER III Nu komen we aan de registers en de voor naamste daarvan is de Kadastrale Legger, meestal kortweg legger genoemd. Dit is een dik* boek, opgemaakt per kadastrale gemeente met genommerde bladzijden en wel voor ieder,persoon (een gewoon persoon of een rechtspersoon, zooals bijv. een gemeen te of een vennootschap) een bladzijde of soms, nl. indien deze een groot aantal per- ceelen bezit, meerdere pagina's. Ieder, die het kadaster wij raadplegen, be hoort heel goed thuis te zijn èn in de kaar ten en in dezen kadastralen legger, ook wel perceelsgewijzen legger genoemd. Aan het hoofd der bladzijde is de naam van den rechthebbende vermeld, benevens de na men van alle personen, welke op de een of andere wijze medegerechtigd zijn, zooals me deeigenaar, vruchtgebruiker, bekende be klemde meyer (in Groningen bij het Gronin ger beklemrecht), erfpachter enz., doch niet zijn vermeld de gewone huurders in romeinsch rechtelijken zin, omdat deze geen enkel ei gendomsrecht hebben. Daaronder vindt men in 19 kolommen bij zonderheden van elk perceel, zooals ligging, sectie, nommer, grootte, soort (fabriek, woon huis, straat plein, meer, bouwland, tuin enz. enz.) benevens en dat is het voornaamste voor het Rijk, niet voor de belanghebbenden de belastbare opbrengst en verder meer der bijzonderheden in het belang van een richtige bijhouding der z.g. kadastrale boek houding. De nommers der bladzijden noemt men Artikelen van den Legger. Behooren een of meer perceelen aan meer dere personen, dan wordt daarvoor een af zonderlijk artikel genomen en dan wordt een hunner aan het hoofd vermeld met bijvoe ging van „en anderen", doch de namen der medegerechtigden worden ook omschreven. Eik jaar, even vóór 1 Jan, worden ahe kolom men der belastbare opbrengsten samengeteld r en overgenomen op kaarten en gezonden aan den belastinginspecteur, welke daaruit het kohier der grondbelasting na berekening der aanslagen, samenstelt. Sinds een 15 tal ja ren geschiedt de opmaking der kahieren ma chinaal aan de z.g. kohierpentrales aan de belastinginspecties te Arnhem, Leiden en Rotterdam. Ten dienste van den legger heeft men opgemaakt een- Algemeene Naamwijzer, waarvoor de naam klapper duidelijker zou zijn. Vroeger was dit een register, doch dat Is veel beter veranderd in een kaart systeem, dat zuiver alphabetisch gerang schikt (lenicografisch noemt men dat) naar de namen der eigenaren (de mede-eigenaren zijn niet vermeld). In tegenstelling met de kaartèn, leggers en andere registers is deze klapper opgemaakt per hypotheekkantoor, omdat men bij het zoeken meestal niet weet in welke kadastrale gemeente men moet zoeken en deze klapper altijd een zeer bescheiden omvang heeft. Ir, dezen naamwijzer vindt men achter de namen der eigenaren de kadastrale gemeen ten, benevens de leggerartikelen. Wanneer men dus slechts den naam van een eigenaar kent en het hypotheekkantoor, waaronder de perceelen liggen kan men alle kadastrale gegevens gewaar worden. Een ander register voor het gemakkelijk op zoeken is het Perceeisregister, waarin per kadastrale gemeente alle percee len in de volgorde van sectie en nommer zijn opgenomen en daarachter de plaats op de kaarten (letter en nommer der vierkanten: zie het vorige artikel) benevens de artikelen van den legger. Dit register de kadasterambtenaren noe men het: register no. 71 dient men dus te raadplegen indien men alleen sectie en nommer weet. Gemeentehuis. Wij hebben in ons land slechts weinig hypo- theekkantoren, doch het zeer eigenaardige ervan is, dat dit aantal nog nimmer is inge krompen. Ook is er nog nooit een wijziging in het gebied ervan gekomen, om de eenvou dige reden, dat taj van registers, o.a. de uiterst belangrijke hypotheekregisters per kantoor zijn bijgehouden en wel in registers en niet volgens een losbladig systeem en omdat deze registers dagelijks moeten worden geraad pleegd en overschrijving ervan een bijna on begonnen werk is, kan een hypotheekkantoor niet worden verkleind. Alleen zou het moge lijk zijn (niet eens gemakkelijk) een hypo theekkantoor heelemaal op te heffen en zijn gebied te voegen aan een ander kantoor. Voor het publiek is het dus verre van ge makkelijk de gegevens van een hypotheek kantoor te raadplegen en daarom heeft men in 1831 de menschlievqnde gedachte uitge voerd de vereischte kaarten en registers ook te deponeeren op de gemeentehuizen der ruim 1100 gemeenten. Er zijn echter geen 1100 gemeentehuizen, omdat vele kleine gemeen ten niet zulk een centraal gebouw bezitten. Op elk gemeentehuis treft men per kada strale gemeente aan: a. een copie van het nette plan; b. een afschrift van den kadastralen leg ger (een register dus); c. een alphabetische namenlijst! hiervoor is het moderne kaartsysteem, zooals op het hypotheekkantoor, nog niet ge bruikt) de erwten trekt en aan beide zijden vast maakt. Nu is het touw op het oogenblik schaarsch en daarom is er een ander middel. Men slaat op eenigen afstand van elkaar langs de rij erwten een paal in den grond en verbindt die palen door een stok zoodat de erwten tegen het rijs worden aangedrukt waardoor het om vallen Würdt^verhinderd. Bij een dubbele rg rijshout zal het opbinden meestal overbodig zijn, bij een enkele rij rijsen met twee rijen erwten is het bijna altijd noodig. Men lette goed op, vooral bij slagregen opdat er niets van den oogst verloren gaat. Reeds eerder wees ik er op dat sommige men- schen graag zelf zaad winnen maar vaak daar voor het overschot maar laten zitten. Dat is natuurlijk fout, alleen het beste is goed genoeg voor zaad. Zoo te zien wordt het een best fruitjaar en bij de in de laatste jaren veel gevolgde methode, om zoogenaamde dwergvormen te planten dus pyramide of struikvorm van appel en peer op dwergonderstam, zien wij sommige boompjes overbeladen. Hier is dunnen noodzakelijk, dat komt aan het overblijvende deel ten goede. Bij dat dunnen kieze men eerst de grootste trossen en lette op dat de aangestokene er het eerst uit gaan. Gooi het uitgedunde niet op den grond, allerlei ontuig zoekt dat op. Ook afge vallen wormstekige vruchtjes onmiddellijk op ruimen en verbranden. Zoo bestrijdt men de worm in de appels en peren.' En nu gaan wij nog even de bloemenafdeeling in. Onze rozen kunnen in deze maand geweldig onder „het Wit" lijden, een meeldauwzwam die de groei en bloei belemmert. Vroeger bestoof men de rozen daartegen met zwavel. Tegenwoordig hebben wij een eenvoudig middeltje in de sa- lycil. Het eenvoudigste is een asperientje in wat spiritus op lossen en dat op een halven liter wa ter doen. Het geheel met de flitspuit over de- rozen fijn verstuiven. Voor enkele dubbeltjes zijn zélfs thans nog die spuiten te koop. Hebt U nog een beetje zeep dan kunt U er gelijk de groene luis mee bestrijden. Men lost dan in het genoemde mengsel wat zeep op en verspuit het tegelijkertijd. Eindigen wij met een kalendertje voor de werkzaamheden in dezen maand. We zaaien nog spinazie, andijvie, winterwortelen, koolrapen. We kunnen nog wat late boontjes leggen, wat zomerradijs zaaien, selderij en peterselie voor lateren oogst De vroegere kunnen wij verplan ten. Eveneens planten wij de rooie, savoye en groene kool, wij planten prei en reeds; boere- kool. Spruitkool kan reeds op een leeggekomen hoekje uitgezet worden. Augurken kunt U nog uitzaaien terwijl U Uw tomatenplanten nu aan stokjes moet binden. Denk er om de zijscheu ten weg te halen, deze dragen geen vrucht en benadeelen den oogst. P. J. v. B. d. een afschrift van het perceelsregister (register), zoodat het publiek voor alle gegevens even goed terecht kan als op het hypotheekkantoor. Bij inzage van de kaarten en registers op het gemeentehuis dient men evenwel één ding terdege te bedenken. Men zal goed doen er vooral rekening mede te houden, dat al deze gemeentestukken slechts één keer per jaar naar het bureau van den landmeetkundigendienst worden gezonden ter bijwerking, zoodat even vóór deze bijwerking alles ongeveer een vol jaar ten achter is. En verder zal men natuurlijk bot vangen, indien men inzage wenscht ge durende den tijd, dien de kaarten en. regis ters doorbrengen op het landmeetkundig- bureau en dit duurt nog al wat want er gaan heel wat ureri zoek met het bijwerken. Kan men vlak na deze bijwerking er vast op rekenen dat het gemeentekadaster heelemaal bij is? O, neen, allerminst. Het spreekt im mers vanzeif, dat de bijwerking pas ge schiedt eenigen tijd na de opmetingen dooi de landmeters en na de schattingen door of meestal vanwege de belastinginspecteurs (door de „dorps"belasting-ambtenaren, assis tenten geheeten onder leiding van een spe ciaal daarvoor aangestelden hoofdassistent). Zoodat ook zelfs de kaarten en registers op de hypotheekkantoren nimmer geheel en al bij zijn, al worden deze ook het geheele jaar door zoo spoedig ais dit doenlijk is bijge werkt. Men vertrouwe dus nooit of te nimmer op het kadaster, noch op het eigenlijke kadaster, noch op het gemeentekadaster (nog minder) en ook zelfs niet op de inlichtingen van een landmeter, al heeft deze ook zeer kort ge leden zijn opmetingen verricht, doch men completeere het onderzoek aan het hypo theekkantoor of aan het gemeentehuis door een grondig onderzoek op het teruein en men verzuime dan ook vooral niet nauwkeurig in lichtingen in te winnen bij de betrokken be langhebbenden en tevens in voorkomende gé vallen desgewenscht of alsnoodig bij bureau of andere deskundigen of bekenden. Alleen wat de eigenaren betreft, kan men vertrouwen op het kadaster, behoudens uit den aard der zaak, dat we in ons land slechts een negatief kadaster of wei-een belasting kadaster hebben en niet zooals in Duitseh- land een rechtsgeldig of positief kadaster, zoodat iemand best op het kadaster geboekt kan zijn als eigenaar zonder dat te zijn en omgekeerd. Overigens geldt, dat niemar.d eigenaar is, zoolang het kadaster hem niet als zoodanig aanduidt.. Tot slot nog iets over de grensscheidingen der perceelen, welke ik reeds in het eerste artikel even heb aangestipt. Een grens heeft alleen lengte en geen dikte, evenals een z.g. meetkundige lijn. Een grens lusschen twee perceelen, die respectievelijk aan Pieters en Koopmans behooren, behoort dus aan beide perceelen en dus ook zoowel aan Pieters als aan Koopmans omdat daar, waar het bezit van Koopmans begint, dat van Pieters ophoudt en omgekeerd, evenals de jongen zei, die wat 'voor zijn broek kreeg: „dat is waar mijn rug ophoudt". Is de grens op het terrein nu aangegeven door een sloot, heg, of steenen, welke alle ook dikte hebben dan dienen we te weten waar de .grens loopt, rechts, links of door het midden. En dan geldt het laatste, behalve in één geval, nJ. indien het rijkseigendom betreft, vindt men kleine steenen of zerken paaltjes met de letters R.G. (rijksgrond) en dan loopt de grens langs deze paaltjes. Ik kan helaas niet zeggen langs welken kant dan de grens moet worden genomen. Men ziet die paaltjes o.a. langs de rijkswegen. Ik vermoed, dat hierbij de grens langs den „buiten" kant der paaltjes loopt vanaf den weg gezien, om dat aan te nemen is, dat deze grensaandui- dingen heelemaal op rijksgebied zijn ge plaatst. Nogmaals, men denke niet te gering over deze schijnbare nietigheden, want bij een diepte van een bouwterrein van 100 Meter en een waarde van f 500.per M2 scheelt een centimeter breedte reeds een waarde van f 500.—. En hiermede eindig ik mijn beschouwingen over het kadaster. Mocht een lezer omtrent deze aangelegenheid een vraag hebben te doen, hij wende zich gerust tot mij voor antwoord, evenals ik mij ten zeerste aanbevolen houd voor het ont vangen van mededeeiingen, waarvan men vermoedt, dat deze voor mij van belang kun nen zijn. Amersfoort, Bloeimaand 1942. J. D. BRUINING.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 7