Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening
maakt Ukcnd;
Veevoedernormen
voor de periode van 14 Juni
tot 11 Juli a.s.
Bespuiting van het aardappel
loof tegen aardappelziekte
£cftstLy>e> scUadc
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening
in Oorlogstijd maakt bekend, -dat voor de pe
riode van 14 Juni11 Juli 1942 volgens onder
staande normen krachtvoeder toewijzingen zul
len plaats hebben.
Rundvee.
Behoudens de uitzonderingsgevallen, dat" op
advies van den Provincialen Voedselcommis-
tsaris voor dekstieren van fokvereenigingen ert
stierhouderijen een toewijzing wordt verstrekt,
komt voor deze periode geen enkele categorie
van het ruijdvee voor een krachtvoedertoewij
zing in aanmerlnng.
Paarden.
p. dier p.
4 weken
werkpaarden, 3 jaar en ouder,
niet tot een der volgende catego-
reën behoorende nihil
werkpaarden van V/23 jaar, niet
tot een der volgende categoriën
behoorende nihil
manegepaarden nihil
stalhouderspaarden max. 112 kg
paarden van de bereden politie max. 112 kg
venterspaarden max. 56 kg
sleeperspaarden max. 140 kg
melkrijderspaarden max. 84 kg
Bij wijze van uitzondering kuanen de hier
boven voor stadhouderspaarden en paarden
van de bereden' politie vastgestelde maxima,
wanneer deze dieren zeer zware arbeid ver
richten, tot resp. 126 kg en 168 kg. worden
verhoogd.
p. dier p.
4 weken
jonge paarden van 1-3 jaar (geen
hengsten), welke niet als werk
paarden worden gebruiktnihil
veulens beneden 1 jaarnihil
hengsten van 13 jaarnihil
hengsten boven 3 jaar max. 100 kg
Varkens.
p. dier p. 4 weken,
biggen tot 30 kg
Varkens van 30-40 kg
varkens van 40 60 kg volgende nihU
varkens van 60—95 kg t ië
varkens van 95-110 kg "ende.
mestvarkens b. 110 kg
ïokzeugen bij de
biggen 15 kg
fokzeugen, minstens 3
maanden drachtig 15 kg grint/zemelen-
andere fokzeugen ....10 kg voeder Z.
stamboekdekbeeren 30 kg
sterzeugen 20 kg
Voor stamboekzeugen en boventallige fokvar-
kens, welke het eigendom zijn van stamböek-
fokkers, die vóór 1 Januari 1941 lid waren van
een erkend varkensstamboek gelden de vol
gende normen:
p. dier p. 4 weken,
stamboekzeugen 20 kg grint/zemelen-
boventallige fokvarkens10 kg voeder Z.
Voor deze dieren wordt evenwel alleen een
toewijzing verstrekt, indien een vergunning tot
'het houden er van is uitgereikt.
Schapen.
Voor schapen worden voor deze periode geen
toewijzingen vertrekt
Geiten.
p. dier p. 4 wekend
geiten, geboren in 1941 of vroeger nihil
dekbokken nihil
geitenlammeren, geboren in 1942 nihil
Zooals bekend is. kan de aardappelziekte be
langrijke schade, zoowel aan het aardappel
loof, als aan de knollen, veroorzaken. Daarom
moet thans, voor het verkrijgen van een goede
aardappeloogst, meer dan ooit allf aandacht
worden gewijd aan hetgeen men tegen deze
ziekte kan doen. Deze maatregelen bestaan in
het op het juiste tij-dstip beginnen met en het
daarna eenige malen herhalen van de bespui
ting van het aardappelloof met een koper-
houdend' middel.
Daar het tijdstip, waarop de. ziekte kan optre
den nadert, vestigt de P]antenziektenkundige
Dienst te Wageningen de aandacht van alle
aardappelverbouwers op de noodzakelijkheid
om de noodige maatregelen voor de uitvoering
dezer bespuitinger. te nemen.
Men houde er wel rekening mede, dat de
bespuitingen niet ter bestrijding, maar ter
voorkoming van de ziekte dienen. Daarom
moet er gespoten worden, als het weer gun
stig is voor het optreden van de ziekte, dat
is als de atmospheer warm-vochtig, dus
broeierig is. De bespuitingen moeten zeer zorg
vuldig worden uitgevoerd en tot in het laatst
van het groeiseizoen worden voortgezet. Daar
door kan het optreden der ziekte in het loof
belangrijk worden tegengegaan. Om de aan
tasting der knollen door de aardappelziekte te
voorkomen is het van veel belang dat, als de
ziekte in het loof aanwezig is, niet gerooid
wordt hij nat weer of als het gewas nog nat
is van dauw. Men moet met rooien wachten
tot de grond voldoende is opgedroogd.
Als bespuitingsmiddelen kunnen gebruikt wor
den kopersulfaat en de nieuwe zgn. koper-
kalkmiddelen (koperoxychloriden). Laatstge
noemden zijn direct voor gebruik gerepd en
behoeven dus alleen in de voorgeschreven
hoeveelheid water te worden opgelost Men
houde er verder rekening mede, dat het ge-
wenscht is de bespuitingen met de koperkalk-
middelen zeer zorgvuldig uit te voeren en ze
eerder te herhalen, dan bij gebruik tan Bor-
deauxsche- of Bourgondische pap. Voor alle
middelen geldt, dat de laatste bespuitingen
met' 11/3 a iy2 maal zoo sterke oplossing wor.
derf uitgevoerd' dan de eerste.
Kopersulfaat kan alleen na toevoeging van
kalk of van sodex gebruikt worden. De zgn.
BordeEfuxsehe pap wordt bereid d'oor l'/2 kg
'kopersulfaat en 1 kg versch gebluschte of poe-
derkalk afzonderlijk in water op te lossen. Is
dit geschied, dan wordt de kopersulfaatoplos-
sing bij de kalkoplossir.g gevoegd (niet omge
keerd'). Dit mengsel wordt dan tot 100 liter
aangelengd. Per 100 liter water is dus noodig
1V2 kg kopersulfaat en 1 kg Versch gebluschte
of. poederkalk.
De Bourgondische pap wordt bereid door van
1V2 kg kopervitriool en 3/4 kg sodex (water-
vrije soda) een papje te maken en daarbij -
onder voortdurend omroeren 100 liter water
toe te voegen Het mengsel van kopervitriool
en sodex was ook onder den naam van Nor
maal pappoeder ir. den handel verkrijgbaar.
Van dit mengsel (voor zoover nog beschik
baar) neemt men 2 1/4 kg per 100 liter water.
De nieuwe koperhoudende middelen bevatten
niet allen dezelfde hoeveelheid koper. Al naar
het koperhalte moet met een v«rschillende
sterke oplossing gespoten worden. Men geve
zich er dus goec.' rekenschap van hoe hoog
het kopergehalte is van het te gebruiken
middel.
Aanbeveling verdient het om de bespuitingen
met de volgende^ concentraties uit te voeren.
De midddelen met een kopergehalte van 15
tot 18 net worden bii d° eerste bespuitineen
verspoten in een concentratie van 2,2 en bij
de latere wordt 3.4 pet. gebruikt; die met
40—42 pet. koper in een van 0,9—1 pet. voor
de eerste en 1.31,5 pet. voor de latere be
spuitingen; die met 45 pet. in een van 6.80,9
pet. voor de eerste en 1.1—1.3 pet. voor de
latere en bij aanwending van de middelen
met plm. 50 pet. koper wordt bij de eerste
bespuitingen met 0,7—0,8 pet. en bij de latere
met 0,91,1 pet. gespoten.
Nadere inlichtingen worden verstrekt door
den Plantenziekter.kundigen Dienst te Wage
ningen en d'e bij dezen Dienst werkzame
ambtenaren, alsmede door de Rijksland- en
tüir.bou wconsulenten
van SchUdpadlcevect af* Ueien.
DOOR het schildpadkevertje (Cassida no-
bilis), werd en wordt dit jaar ernstige
schade toegebracht aan de jonge suikerbie
tenplantjes. Dit torretje treedt evenals in
vorige jaren het sterkst op in den Zuid
Westhoek van ons land. en vooral op de
Zeeuwsche en Zuid—Hollandsche eilanden
zijn vele bietenverbouwers dit jaar gealar
meerd door de opgetreden vreterij. Op ver
schillende plaatsen moesten bieten uitgere
den en overgezaaid worden en zelfs is het
reeds gebeurd, dat ook het tweede zaaisel,
"nadat het goed was opgekomen, tengevolge
van d evreterij nagenoeg verdween.
Deze schade werd veroorzaakt door de vol
wassen kevers ,die na de overwintering 'tot
paring en voortplanting ovedgaan en die ter*
voorbereiding van deze taak een flinke hoe-;
veelheid voedsel tot zich nemen. Dit geschied
de evenals in andere jaren vooral in de
laatste helft van Mei. Het optreden der ke
vers is dit jaar dus niet later of vroeger dan
in andere jaren, terwijl ook het aantal ke
vers ons dit jaar over het algemeen niet uit
zonderlijk groot lijkt. Dat echter ditmaal
sprake kan zijn van zulk een belangrijke
schade door deze vreterij, wordt veroorzaakt
door het fei, dat de bietjes op zeer veie
plaatsen tengevolge van de moeilijkheden bij
het zaaiklaar maken van vele bietenakkers
en van de daarop volgende abnormale weers
omstandigheden dit voorjaar in groei be
langrijk ten achter kwamen. De kleine plan
tjes lijden daardoor relatief veel meer scha
de dan in normale jaren.
In de meeste gevallen werden de plantjes
reeds in het kiemplantstadium aangevreten,
zoodat vaak slechts stompjes overbleven, die
geen groeikracht meer hadden en wegkwijn
den. Door den Planbenziéktekundigen" Dienst
werd reeds eind Mei op deze vreterij de aan
dacht gevestigd, terwijl tevens de bestrij
dingsmogelijkheden door bespuiting met ar-
senicumhoudende middelen (bv. 3 gram cal-
ciumarsenaa't per liter water) werd aange
geven. Op verschillende plaatsen werd inder
daad gespoten, maar voor zoover ons bekend,
met weinig succes. Na de „rijpingsvraat" zul
len de kevers namelijk in het algemeen niet
veel meer eten, zoodat bespuiting met maag
gif dan geen of weinig effect meer oplevert.
Zij paren, leggen eieren en gaan in deri loop
van Juni en Juli te gronde: hun taak is ge
ëindigd.
Maar belangrijke schade kan vooral dit
jaar op de achterlijke bieten aangericht
worden door de nieuwe generatie, die zich
.uit de eieren ontwikkelt en het is vooral
hierop, dat wij de aandacht willen vestigen.
Zelfs op de kleinste plantjes kan men en
kele (en vaak vele) eieren vinden, meestal
op de onderzijde der zaadlobben. Daaruit
ontwikkelen zich de larven, die dit jaar ln de
eerste Junidagen werden aangetroffen en die
van de onderzijde uit gaatjes in de blaadjes
vreten. De gaatjes worden grooter naarmate,
de larven groeien, er ontstaan de zgn. ven-'
stertjes, doordat de opperhuid aan de boven
zijde van het blad is blijven staan. De jonge
larven vreten gewoonlijk eerst nabij de plaats
waar zij uit he,t ei kruipen, dus als regel op
de oudste, dwz. de onderste blaadjes. Daar
zij bovendien op de onderzijde der blaadjes
zittien ,zijn ze in dit stadium moeilijk te be
reiken met de bespuitingsmiddelen. Zoodra
zij de jongere en meer rechtopstaande blade
ren van de biet opzoeken, lieeft naar onze
meening een grondige bespuiting de meeste
kans op succes. Dit moment achten wij thans
gekomen.
In normale jaren, wanneer de bieten op dit
tijdstip reeds flink zijn ontwikkeld, heeft de
ze bladbeschadiging gewoonlijk weinig te be-
teekenen, maar dit jaar kan deze vreterij bij
achterlijke bieten fataal worden.
Veel hangt ook nu nog af van de weersom
standigheden. Bij groeizaam weer kunnen
de bieten gemakkelijker het bladverlies ten
gevolge van deze vreterij te boven komen dan
onder ongunstige condities. Vochtig weer be
nadeelt de ontwikkeling der larven.
Opgemerkt kan nog worden, dat door tijdig
doorhakken en opéénzetten met de .vernie
tigde plantjes vele eieren en ook jonge larven
te gronde gaan.
INSTITUUT VOOR SUIKERBIETENTEELT
Bergen op Zoom.