De Silobouw
voor groenvoederconserveering
in Nederland.
6
HOEWEL reeds sinds jarep
i
i vele landbouwin.
istanties en landbouwdeskundigen zich in
teresseeren voor betere inkuilingsmethodes
voor gras en groenvoeders en de groot® eiwit-
en kwantiteitsverliezen bij de hier gebruike
lijke methodes aan kuilen al lang bekend wa
ren, is de silobouw in Nederland altijd een
sleepende kwestie geweest en eerst in het
tweede oorlogsjaar is de aanbouw van silo's
flink gestegen.
Sedert de Regeering in 1933 het octrooi op de
A.I.V.-methode kocht en iater met een sub-
sidieering op aanbouw van silo's begon, staan
ons tot 1940 interessante cijfers ter beschik
king, die in het staatje hieronder volgen.
Provincies Einde Sept./Oct. 1937 MeiH
Provincies
Groningen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht
Nrd-Holland
Zd-Holland
Zeeland
Nrd-Brabant
Limburg
rH CO
S3
52
"15
6
100
83
50
80
13
75
65
03 3
87
73
141
149
75
180
60
3
146
107
t- -H
CO 03
Oi 3
-H
187
159
27
218
269
99
300
190
3
180
349
286
332
45
363
398
150
475
332
4
212
600
<3
366
376
54
554
422
209
514
491
7
464
1991
Nederland 539 1027 1981 3197 5439-
Bovenstaande cijfers hebben dus betrekking
op den toestand tot Sept. '40. Direct valt bij
een nadere beschouwing op de weinige inte
resse, die men in de Noordelijke provincies
voor silobouw betoonde. Vooral de grasland
provincie Friesland slaat in dezen een slecht
figuur. Opmerkelijk is verder de groote stij
ging- yan het aantal silo's in de provincie
Limburg, vooral de toename in '39 en '40 is
enorm. Men volgde-hier de laatste jaren de
volgende werkwijze:
Door den silodienst van den Limburgschen
Land- en Tuinbouwbond werd een rouleer
systeem van de bekistingen opgemaakt en
jonge boeren werden aangewezen, om bij het
bouwen van de silo's behulpzaam te zijn. Aan
wezig waren 67 bekistingen, waarvan de
huurprijs pensilo f 2.50 bedroeg. De vergoe
ding voor de technische hulpkracht .bedroeg
eveneens f 2.50, zoodat door den boer f 5 werd
betaald. Eenzelfde systeem werd voor Noord-
Brabant ontworpen. Natuurlijk geven de cij
fers geen maatstaf voor het inkuilen volgens
de A.I.V.-methode, omdat in silo's ook wel
wordt ingekuild zonder zuur en daarnaast de
A.I.V.-methode ook wordt toegepast zonder
dat men een silo gebruikt.
Was dit dus de toestand in Sept. 1940, de
cijfers van 1941 laten een heel ander beeld
zien. Mede door de krachtige propaganda en
de ervaringen van de veehouders over het
eiwittekort, opgedaan tijdens de eerste oor
logswinters, werden in 1941 13.000 silo's bij
gebouwd, zoodat in totaal in Nederland on
geveer 18.600 silo's ter beschikking voor den
'oogst van 1942 zijn.
Stellen wij de gemiddelde inhoud op 20
m3 dan komen wij op een totaal van rond
400.000 m3. Deze enorme silo-uitbreiding in
1941 is een zeer verheugend feit, waarvan
men de juiste be teekenis het best kan schat
ten, als men weet, dat er voor de geheele
groenvoederberging in Nederland nog 10.000
silo's van 20 m3 inhoud noodig zijn.
Voor de ensilage in 1942 staat ongeveer 4000
ton zuur - hoewel niet van dezelfde samen
stelling als het A.I.V.-zuur - ter beschikking,
.een hoeveelheid, die een aanwending op rui
me schaal mogelijk maakt.
Nu maakt de materiaalpositie de bouw van
silo's op grooten schaal onmogelijk. Maar ze
ker zal hier of daar op het platteland" nog
wel een beetje materiaal beschikbaar zijn en
dan is van het grootste belang, dat dit mate-'
riaal ook zoo spoedig mogelijk benut wordt.
Vooral op de kleinere bedrijven is het aantal
silo's onvoldoende en juist deze bedrijven
hebben de meeste behoefte aan een zoo groot
mogelijk kwantum hoogwaardig veevoeder.
Ook de ensilage met zuur zonder silo, dus in
een kuil of gewoon aan den hoop, waarbij
bij een goede werkmethode de kant- en bo-
demverliezen ook uiterst miniem kunnen zijn,
vraagt dit jaar de bijzondere aandacht.
Argus.
Plichtsgevoel is de inwendinge drang
cm in zekere omstandigheden juist dat
ééne te doen, wat het geweten voor
schrijft, en zich daarvan door geene
overwegingen, door geen voordeel of
nadeel, door gpene beloften of bedrei
gingen te laten afbrengen.
De Silo wordt gevuld.
Foto De Jong
v",f;
m- w - J
Het grotntevraagstuk in de stad is den laatsten
tijd wel heel groot geweest en wij moeten het
nu zooveel te meer waardeeren dat wij zelf
wat kunnen kweeken. Vooral als men tijdig
begonnen is en regelmatig onze wenken opvolg
de en te meer als men over een bak beschikt
dan heeft men nu onder de hand volop
groente. En zelfs al heeft men geen bak dan
is er nu toch zeker volop spinazieraapstelen
en kropsla in den hof. En wat kunnen die
ouderwetsche vaste planten geen] uitkomst ge
ven, ik doel op zuring en rhabarber.-Vroeger
trof men ze langs de randen van iedere boom
gaard aan en meestal was er wel zoo'n apart
hoekje mee gevuld.
Wij oogsten nu zeker groote boonenjonge erw
ten en peulen, terwijl de vroegst gezaaide zo-
merwortels nu oogstbaar moeten zijn. Zeker
is alles later als anders, het koude voorjaar
later de droogte, hebben ontegenzeggelijk veel
kwaad gedaan. Men moet echter op tijd zijn,
ook in de particuliere groentetuin. Men denke
maar eens aan.de vergelijking uit den bijbel over
de maagden met de brandende lampen.
Nu is het weer zoover dat wij de preiplanten,
die wij dit voorjaar hébben gezaaid, uit moeten
gaan planten. Preiplanten verdragen dat ver
planten zonder eenig bezwaar, ook al hebben
ze eenige omvang verkregen. Dat mag echter
geen reden zijn om met verplanten maar te
wachten, want in de beperkte ruimte van
het zaaibed staan ze dicht opeen en door die -
dichte stand worden ze spoedig spillig. Ook la
tere zaaisels laat men niet langer staan als noo
dig is.
Gezaaide uien moeten nu worden gedund, ook
bij deze geeft een ruime afstand betere re-
sultaten dan een dichte stand. Men krijgt door.
een dichte stand wel een grooter aantal uien
maar geen betere kwaliteit. Bespeuren wij tij
dens dat dunnen planten die door de uienvlieg
zijn aangetast, wat te bemerken is aan de onna
tuurlijke stand, een ziekelijke en onnatuurlijke
ontwikkeling, dan verwijderen wij deze onmid
dellijk, ook al is er ruimte genoeg voor deze
planten. Zulke planten zijn toch ten doode op-
géschreven en in het gunstigste geval geven
ze kleine, scheeve bollen, die voor bewaring
ongeschikt zijn. Ook bij sjalotten treedt de
uienvlieg soms op, men ziet ze ontijdig af
sterven en zulke houden wij in het oog. Die
worden spoedig 1 verwijderd.
Hebt ZJ al knolselderij uitgeplant? Ze is lekker
in de snert en de bladeren zijn ook bruikbaar
Men kan ze bijna den geheelen winter bewa
ren. Probeer (fok eens bleekselderij. Het is voor
de boerderij een vrijwel onbekende groente,
maar ze is heel smakelijk en gezond. Bleek
selderij plant men in ondiepe voren, zoowat 15
centimeier diep. Langzamerhand worden die
voren met aarde gevuld en zoo krijgt men een
groot stukgebleekte stengel. Deze worden ge
kookt of gestoofd gegeten.
Hebt U er aan gedacht om eenige tomaten
planten op een warm plekje uit te zetten. Houdt
ze dan goed in het oog, zorg dat er tijdig een
stok bij staat, want ze kunnen niet blijven
staan met hun vruchten bel'aden. Ook de zij-
scheuten ,de zoogenaamde dieven, worden uit
de oksels weggebroken en wij houden alleen de
hoofdstengel.
Bij de kruisbessen zien wij nu dikwlijs heel wat
scheuten uit den grond komen die snel en forsch
groeien. Moeten wij de struik verjongen dan
kunnen''wij er wat laten staan. In het andere
geval doen wij beter dip takken maar weg te
trekken, anders wordt de struik te vol en te
dicht ten nadeele-van de vruchtzetting. U moet
die spheuten niet wegschoffelen of snijden,
want dan komen ze weer terug.
Verzamel nu in den boomgaard afgevallen
vruchten, meestal zijn ze aangestoken door
worm en die worm zoekt dan soms weer een
nieuwe vrucht. In ieder geval bestaat de kans
dat de worm zich verpopt en zoo de generatie
voortzet.
Houdt verder geregelde inspectie bij al Uwe
planten, zoowel in den bloementuin als in den
moestuin en de boomgaard. Nu het minder ge
makkelijk is om aan bestrijdingsmiddelen te
komen is een spoedige bestrijding van luis en
dergelijke van groot belang. Indien U water
leiding hebt kunt U*met een krachtige straal
d,e luis gewoonlijk wel wegspuiten uit rozen en
dergelijke. In de sla is er niet veel aan te doenf
groote boonen worden getopt. En zoo is het
ook met de onkruidbestrijding, ook hier spoe
dig ingrijpen. Die onkruiden gebruiken voed
sel uit den bodem, ze .nemen ruimte in die voor
andere planten bestemd is.'
En zoo is het eigenlijk ovpral in den hof, men
moet tijdig even opletten, dan ziet men de eer
ste rupsen in de kool, men merkt de mol4 die
het jdng gezaaide oplicht, in het kort ook hier
geldt het spreekwoord: het oog van den meester,
maakt het paard vetP- J- v. B