Hef bureau <<P3Cht>>
van den Landstand
li
ER is geen enkele reden deze verblijder.de
waarheid niet eerlijk te erkennen en
dankbaar te waardeeren. Trouwens, dat do,en
de pachters ook! Daarom maken zoovelen
hunner de gang naar de Landstandsgebouwen,
waarirf zooveel mogelijk de zittingen worden
gehouden of spoedig zullen worden gehouden,
indien zij voorlichting noodig hebben of met
moeilijkheden zitten. Anderzijds komen ze ook
met allerlei mededeelingen .om aldus mate
riaal te verzamelen tot verderen uitbouw en
verbetering van het pachtrecht.
Op de zittingen ls de gang van zaken als
volgt: Nadat de pachter zijn vraag heeft ge
steld en toegelicht, of de moeilijkheid die hem
kwelt heeft meegedeeld', verstrekt de adviseur
van het Bureau „Pacht"'hem advies, of be
spreekt met hem de mogelijkheden tot op
lossing van de moeiten, grieven en bezwaren
dfe hij heeft. Na afloop der zitting maakt de
adviseur een rapport op, waarin hij vraag
en advies in 't kort formuleert. Deze rappor
ten worden.wekelijks aan het Bureau „Pacht"
ter controle opgezonden. Eeh enkele maal
blijkt het noodig naar aanleiding van het
gerapporteerde den adviseur een nadere toe
lichting, een verbeterd advies of een opmer
king te doen toekomen. Het Bureau, „Pacht"
zorgt voorts voor geregelde en- spoedige toe
zending van nieuwe wettelijke maatregelen,
van instructies omtrent de uitvoering van de
wettelijke bepalingen op pachtgebied enz., aan
de adviseurs, opdat deze volkomen op de
hoogte kunnen zijn. Tevens worden scholings
bijeenkomsten voor de adviseurs gehouden,
waarop door <fén leider van het Bureau
„Pacht" de adviseurs verder voor hun taak
worden bekwaamd en waarop onderling de op
de zittingen opgedane ervaringen worden uit
gewisseld en besproken.
Daarnaast worden een groot aantal schrifte
lijke adviezen door het Bureau „Pacht" ver
strekt zoowel aan pachters die vragen inzen
den. als aan provinciale Landstandinstanties,
die vragen over pachtzaken stellen. In het
orgaan van den Nederlandschen Landstand
wordt bovendien door den leider van heit
Bureau „Pacht" een Vragenbus verzorgd. De
kennis omtrent het pachtrecht wordt aldus
in de kringen der pachters veel grooter en de
erkenning, dat men met vragen en moeilijk-
heden.op pachtgebied niet beter kan doen dan
zich te wenden tot het Bureau „Pacht" wordt
onder hen steeds algemeener.
Gelukkig dringt het besef steeds meer door,
dat adviezen van onbevoegden tot ernstige
ongelukken kunnen leiden. Menigeen heeft
tot zijn schade reeds ondervonden, dat óók
op pachtgebied kwakzalverij uit den booze is.
Op grond van vroegere ervaringen mag worden
aangenomen, dat in de zomermaanden, als
de drukte in het bedrijf alle aandtcht en
tijd van den boer in beslag neemt, de toe
loop naar de zittingen heel wat geringer zal
zijn dan het tot nu toe was. Er zijn dan niet
veel „kwesties" en er worden dan geen pacht
overeenkomsten gesloten. Ook is het dan, waar
de uitkomst van het bedrijf over het pas aan
gevangen oogstjaar r.og geheel onzeker is,
niet de tijd om over wijziging der pacht-
voorwaarden, pf vermindering van pachtsom
op grond van onvoorziene toevallen, te spre
ken. Het zijn op pachtgebied de „rustige
maanden" en het Bureau „Pacht" krimpt
gedurende de maanden Juni, Juli, Augustus
en September dan ook het getal zittingen
geducht in. Om a.s. herfst weer overal paraat
te zijn en weer te zorgen voor gelegenheid
tot voorlichting, hulp en bemiddeling op een
voldoend aantal plaatsen.
Voor- het vragen van schriftelijke adviezen
blijfter ook gedurende de zomermaanden
onbeperkt gelegenheid. Men adresseere zijn
vragen aan het bekende adres: Anna Pau-
lownastraat 20, te 's-Gravenhage. en niet-san
mijn persoonlijk adres. Evenmin valle men
den adviseurs aan huis lastig; er is waarlijk
voldop^de gelegenheid hen op de zittingen te
spreken te krijgen. In 't kort is hiermee ver
teld wat doel en werkwijze van het Bureau
„Pacht" is. Mijn adviseurs en ik zijn er vol
komen van overtuigd, dat ons Bureau niet
het belangrijkste deel van den Nederland
schen Landstand is en dat wij in Hen Land
stand waarlijk geen vooraanstaande positie
innemen. Maar wij weten wel, dat onze ar
beid voor zeef vele individueele pachters
uiterst belangrijk is, veelal over de vraag be
slist, of zij in 't eigen land al dan niet °P
een eigen bedrijf zullen blijven; wij weten wel,
dat ons werk voor de ontwikkeling van het
pachtrecht van groote beteekenis is; wij we
ten ook. dat ons Bureau goed georganiseerd
is en goed functioneert, zoodat velen met
groote dankbaarheid terugdenken aan de
voorlichting en hulp hen'door het Bureau
.Pacht" verleend. Natuurlijk blijven in dezen
tijd, waarin velen wantrouwen hamsteren en
van allerlei geruchten smullen als waren het
malsche varkenslapjes, noch ons Bureau, noch
zij die daar aanleiding of medewerking ver-
leenen, verschoond van onware beweringen
en verdachtmakingen. Ook dit instituut en
deze arbeid heeft openlijke en stille vijanden
die weinig scrupuleus zijn in de middelen van
bestrijding en tegenwerking. Men moet dat op
den koop toe nemen. De dankbaarheid van
eenvoudige, stoere werkers, die door ons ge
holpen, dikwijls van ondergang gered' zijn,
.weegt daar méér dan tegen op. Het werk van
het Bureau „Pacht" staat iri dienst der socia-
le-gerechtigheidbevordert vreedzame verhou
dingen op pachtgebied; streeft naar een heel
het volksbelang dienende ontwikkeling van
't pachtrecht. Dit werk moet geschieden; het
is thans alleen mogelijk in het kader van den
Landstand. Maar als onderdeel van den Ne
derlandschen Landstand kan het Bureau
„Pacht" dezen arbeid ook verrichten zooals-
het behoort en veel bereiken voor de pach
ters. Ik ben er van overtuigd, mede namens
al de adviseurs van ons Bureau te spreken
als ik zeg: wij zullen dezen arbeid naar eer
en geweten voortzetten zoolang ons daartoe de
gelegenheid gegeven wordt en wij hopen aldus
met Gods zegen nog zeer velen te kunnen
helpen, dieop grond van het verleden van
ons Ook in dezen tijd terecht hulp en steun
verwachten.
NU de zorg voor de voorteelten voor het
grootste gedeelte achter den rug is, komt
de tomatencultuur weer de speciale en lang
durige aandacht van den tuinder vragen. En
een van de moeilijkheden, die zich bij deze
cultuur voordoet, is die der vruchtzetting.
Hierbij dienen we allereerst vast te stellen,
dat een bestuiving' aan de vruchtzetting moet
voorafgaan. De natuurlijke manieren voor
het overbrengen van het stuifmeel nl. door
de insecten en den wind zijn uitgeschakeld,
want we kennen geen Insecten, die tomaten-
bloemen bezoeken. Proeven met een volk bijen
in een warenhuis zijn mislukt. Ondanks het
feit, adt er slechts tomatenbloemen aanwe
zig waren, lieten deze bestuivers bij uitne
mendheid de bloemen ongemoeid. Doordat
£>ractisch bijna alle tomaten onder glas ge
kweekt worden, kunnen wij de bestuiving
evenmin aan den wind overlaten; de stand
,en de aard van de bloem zouden zich daar
trouwens ook niet voor leenen.
Kunstmatig moeten wij daarom de tomaten
planten bij deze taak helpen. Gelukkig ei-
schen onze diverse soorten geen kruisbestui
ving. Als 't stuifmeel van een bloem maai
terecht komt .op den stamper van diezelfde
bloem dan is dat al voldoende.
Een oud en beproefd middel nu om de be
stuiving te bevorderen is met water over het
gewas broezen. Inderdaad zou hiermee een
positief resultaat verkregen kunnen worden,
alS we maar iederen dag voldoende zon had
den. Maar vooral bij stooktomaten kan het
juist aan dezen factor, dien we nu eenmaal
niet kunnen beheerschen, ontb.ehen. Van
daar dat het broezen tegenwoordig minder
wordt toegepast, want doordat er aanvanke
lijk weinig of niet gelucht wordt, is het ge
vaar groot, dat de luchtvochtigheid hoog
wordt, wat kwade gevolgen voor het gewas
kan hebben.
Bij de koude tomaten ligt de zaak anders.
Daar kan het noodig zijn, dat er reeds bij de
eerste tros ruim gelucht wordt vanwege de
temperatuur. De luchtvochtigheid daalt daar
door en tevens bereiken wij, dat het stuif
meel bewegelijker wordt. Middelen om het los
te maken kunnen, nu „de natuur in de kas
is", achterwege blijven. Dreigt de lucht, te
droog te worden tijdens erg zonnig weer, dan
broezen we de planten het best op het heetst
van den dag.
Een ander middel, dat de laatste jaren veel
vuldig wordt toegepast om de bestuiving en
daarmee de vruchtzetting bij de tomaten
te bevorderen, is het bewerken, van de bloem
trossen met de plumeau. Al stond men in het
begin wat vreemd tegenover dit instrument,
spoedig bleek duidelijk, dat de tijd aan het
plumen" besteed, zeer wel loonend was. In
het begin van den bloei is dit een dagelijksch
terugkeerend karweitje, maar na verloop van
tijd, als de weersomstandigheden dit toela
ten, is vier maal per week wei voldoende.
De derde methode, die dikwijls afwisselend
met de boven beschrevene wordt gebruikt,
berust op het losmaken van het stuifmeel
door de planten enkele malen in trilling te
brengen. Deze trilling Worden in de praktijk
meestal opgewekt door óf tusschen de pooten
links en rechts van de plukpaden met een
stokje op de draden te tikken, óf met twee
tonkinstokjes door de plukpaden te loopen
en die van 't eene touwtje op het andere te
laten springen. Bij de eerste manier bereiken
we meer de herhaalde trilling, vandaar dat
deze de voorkeur moet hebben. De tweede
heeft trouwens ook nog dit bezwaar, dat ze
alleen bruikbaar is, als de planten nog be
trekkelijk klein zijn.
Ondanks de maatregelen om de bestuiving te
bevorderen, zooals we die hierboven beschre
ven, kan het voorkomen, dat de bloem ver
welkt zonder eenige-vruchtzetting, of dat wel
vruchtzetting plaats heeft, maar de vrucht
slechts klein blijft.
Het eerste kan opgemerkt worden bij zeer
hooge tempe.atuur, waarbij waarschijnlijk
door het snelle verloop van den bloei er wei
nig of geen bestuiving optreedt. Kleine, holle
vruchten zonder zaadvorming kunnen ver
oorzaakt worden door verschillende, deels
nog onbekende omstandigheden, die een ge
ringe bestuiving doen plaats hebben: lage
temperatuur vroeg in het voorjaar bij koude
kassen en bij geilen groei. In het algemeen
gesproken is het zeer moeilijk een bloemtros
tot normale ontwikkeling te brengen, als het
zonlicht te lang gaat ontbreken. Als de
kweeker verzuimt de andere groeiomstandig-
heden, bijv. de temperatuur, hiermee in over
eenstemming te brengen, dan wreekt deze
nalatigheid zich bij de vruchtzetting. De
nachtemperatuur moet bij zulk weer wel zak
ken tot ongeveer 55 gr. F. Dit geldt speciaal
op die gronden, waar de gewassen zich sterk
ontwikkelen, doordat zij behoorlijk vochtig
zijn, verdolven, gestoomd of behandeld met
zwavelkoolstof. In zulke gronden onderving,
den de wortels nl. bijna geen tegenstand van
dierlijke of plantaardige parasieten.
Als afdoend middel passen we hiertegen toe
een flinken wortelsnoei. Dit kan op verschil
lende manieren plaats hebben. Ijl het eene
geval zal het voldoende zijn, den grond en
kele keeren kort na elkaar goed diep los te
maken. Maar het kan ook noodig zijn, dat
men de spitschop op 20 k 25 cm. afstand van
de plant in eenlgszins schuine richting in den
grond duwt om hem daarna een paar keef
wat heen en weer te wippen. Het gevolg van
dit ingrijpen is een mindere ontwikkeling
van de plant, waardoor meer voedsej ten
goede komt aan de bloem. Wortelsnoei pas
sen wij alleen toe als de plant nog jong is;
wanneer de vierde tros zichtbaar wordt, zou
deze maatregel te gevaarlijk zijn en trouwens
meestal ook niet meer noodig. In het droog
houden hebben we dan een sterke troef en
bovendien is er op dat tijdstip allicht vol
doende licht. S.