Als iemand verre reizen doet
SCHEPPENDE KRACHT
Vrijdag 26 Juni 1942
DAN KAN HU WAT VERHALEN
arvcUtand
Redactie-adres
GROOTE MARKT 28
GOES
üitgave: Uitgeverij „Volk en
Bodem", afdeeling Tijdschriften,
Postbus 281, Den Haag.
Briefwisseling betreffende exploitatie,
advertenties en abonnementen uitslui
tend aan bovenstaand adres.
DE boer verricht scheppenden arbeid. Het wer
ken, het bouwen, het zit den boer in het bloed.
Van den jongen ochtend tot den laten avond is hij
in de weer om, al scheppend, te zorgen voor zijn
land en zijn vee.
De boer kan niet stilzitten. De arbeid roept hem en
de stem van den arbeid kan hij niet weerstaan.
Zoo is het door de eeuwen heen geweest en zoo
ral het door de eeuwen heen blijven. De boer
ploegt, zaait en oogst en hij weet steeds nauw
keurig den tijd, waarop die werkzaamheden moeten
plaats vinden.
Hij weet steeds den tijd
En toch zijn er boeren, die nu, in een tijd, die zoo
dringend om ontzaglijk veel scheppenden arbeid
vraagt, blijkbaar opeens hun tijd hebben vergeten.
Die, inplaats van, zooals hun natuur dat toch wil,
aan te pakken, aan den kant blijven staan, om an
deren het werk te laten doen.
Zie, dat ligt buiten den boerenaard en het is on
natuurlijk
De Landstand i$ gekomen en bezig, een groot op
bouwend werk te verrichten, m het belang van de
b< eren zelf.
Ook boerenarbeid dus. En met de scheppende
kracht, den boer eigen, is die arbeid aangevat ki
een tijd, waarin, naast arbeidskracht, durf wordt ver-
eischt om iets van belang te ondernemen.
En ook aan ondernemingsgeest heeft het den boer
nooit Ontbroken en de boer kreeg dien geest van
de wieg af mee, omdat zijn leven als boer als het
ware is één werken met risico's.
Er wordt thans, door boeren, gewerkt vóór de boe
ren, voor. èlle boeren wel te verstaan. En om dat
gene te bereiken, wat bereikt moet worden, is het
noodig, dat 'alle boeren hun stoere schouders onder
dien arbeid zetten.
De arbeid is een eerezaak en voor den boer is,
juist in dezen tijd, de arbeid zeer in het bijzonder
een zaak van eer.
Nog temeer is dat het geval, als het er om gaat,
den boer datgene te brengen, wat hem rechtens
toekomt en hem die plaats te verschaffen in onze
volksgemeenschap, waarop hij recht kan doen
gelden
Het gaat niet alleen om den welstand van den boer,
het gaat ook om zijn hoereneer en dat is een ar
beid, die waajd is, verricht te worden.
Maar aan den zelfkant van het wereldgebeuren
Staan nog boeren, die er nog niet toe hebben kun
nen besluiten, mede te werken. Sommigen, omdat
zij verkeerd zijn voorgelicht in een achter ons lig
gende periode. Anderen, wijl zij zich nog verkeerd
voor laten lichten door lieden, die het signaal van
dezen tijd niet vermogen te verstaan. Boeren die,
ondanks hun spreekwoordelijk nuchter denken, ge
hoor geven aan inblazingen van Heden, die er be
lang bij hebben, dat de boer blijft op de onderge
schikte plaats, die hij, schandelijk genoeg, veie
faren tegen wil en dank heeft moeten innemen.
Boeren, die hun boereneergevoel offeren aan oude
denkbeelden, naar voren gebracht door verpoli
tiekte leiders, die niet het belang der boeren na
streefden, maar wel de belangen van hen, die niet
anders hebben gedaan, dan den boer knechten en
bi boeien slaan, omdat de belangen van het groot
kapitaal daarmee werden gebaat,
in dan zijn er de weifelzuchtigen, de kat-uit-de-
boomkijkers.
De boeren, die het eens aan willen zien en die ver
geten, dat het toch te eenenmale in strijd is met
hun hoereneer, anderen bet boerenwerk op te la
ten knappen en zelf het zaakje rustig aan te zien.
Dat het voor hen toch niet prettig moet zijn, straks
tegen hun kinderen en kindskinderen te moeten zeg
gen, dat zij verzuimden mee te bouwen aan dien
nieuwen, krachtigen boerenstand en dat zij alles,
wat werd gewrocht door harde boerenhanden, als
een gave dankbaar hebben aanvaard.
Neen, zij, die nog aén den kant zijn blijven staan,
zij schijnen het nog niet te begrijpen, dat ook hun
tijd is gekomen. Dat ook zij geroepen zijn om mee
te arbeiden, om den boer eens en voorgoed de
plaats in onze volksgemeenschap te geven, die hem
toebehoort.
Het is voor iederen boer een eerezaak, zich en de
zijnen op te heffen uit den poel der vernedering,
waarin hij door een vorig stelsel werd gedompeld.
Wie nu aan den kant blijft staan, om welke reden
dan ook, zal later ervaren, dat hij heeft misgezien.
De boer werpe den verpolitiekten geest van zich.
Hij schare zich in de rij van hen, die zich hebben
opgemaakt om de boeren, niet alleen nu, maar voor
alle tijden, het fundament tè doen vormen van onze
HET behoort niet tot de mogelijkheden om vanaf
den stoel alles te overzien en nog minder is het
mogelijk om thuis zittend zich een juist beeld te
vormen van hetgeen in de wereld leeft. Van oudsher
is er dan ook altijd gereisd en getrokken en velen
aan wien het voorrecht om dit te kunnen doen niet
te beurt viel, hebben-hun kennis kunnen verrijken
door de beschrijvingen van die reizen en trekpar-
tijen. Doch het bleef altijd het zrch verrijken met
wetenschap uit de tweede hand. Bovendien speel*
de kennis en de geaardheid van dengene die 'de
reis deed en de meer of mindere objectiviteit van
zijn kijk op de dingen altijd een rol bij de wijze
waarop hij beschrijft hetgeen hij waarneemt en de
lezer kan dit alles niet weten en moet het dus wel
nemen zooais hij het leest, maar komt daardoor
onder den invloed van den verteller. Wil men inder
daad zelf waarnemingen op maatschappelijk terrein
doen, dan moet men er zelf op uit trekken.
Dit was mijn gedachtengang toen ik den Achterhoek
van Gelderland dezer dagen doortrok en .vanaf
Laren in het Noorden van den Achterhoek tot aan
Wehl in het Zuiden verschillende Buurtboerenleiders
eens bezocht en met hen ging spreken. NatuijUijk
speelt nu bij het verhalen van deze reis ook mijn
persoonlijke geaardheid en kijk op de dingen een
rol, doch ik zal trachten zoo objectief mogelijk
te zijn.
PLAATSELIJKE BUREAUHOUDERS.
In de verschillende gemeenten zijn plaatselijke
bureauhouders aangesteld en deze plaatselijke bu
reauhouders kunnen niet allen gelijk denken en
oefenen dus hun functie niet allen gelijk uit. Zij
moeten waken over de belangen welke opgedragen
zijn aan de instanties die hun opdrachjen verstrek
ken en zij moeten tegelijkertijd waken over de be
langen van alle boeren, die geroepen zijn die op
dracht te vervullen. Daarvoor is een groote mate
van onpartijdigheid noodig en vriendendiensten ko
men daarbij niet te pas. Ook politieke inzichten
moeten bij deze functie van plaatselijken bureau
samenleving. De boer bewerkt den bodem en hij
plukt er de vruchten van
Zonder zaaien en oogsten, zonder de producten, die
He boer aflevert, heeft een volk geen bestaan.
Zonder den arbeid van den boer is geen leven op
aarde mogelijk. De arbeid van den boer zijn schep
pende arbeid, is de eerste levensvoorwaarde van
een volk. Naar dien maatstaf gerekend moet den
boer een plaats worden toegekend in die samen
leving.
Dat zal worden bereikt, ongetwijfeld. Maar dan die
nen alle krachten te worden ingespannen en dan
gaat het niet aan, dat er onder de boeren onwilligen
of profitei^s zijn. En als de boer zijn verstand laat
zegevieren, dan zal zijn natuurlijk eergevoel hem
mede drijven tot het verrichten van de daad.
Dan zal het hem niet langer mogelijk zijn, werkloos
toe te zien, hoe anderen den boerenstrijd. ook voor
hem, strijden.
Boeren, die nog terzijde staan, het is ook Uw tijd,
de hand mede aan den ploeg te «laan.
Ook Uw scheppende kracht wordt vereischt.
COMELLO.
houder totaal buitengesloten worden. Het gaat om
zuiver materiëele, maatschappelijke rechten en ver
plichtingen. Ik ben dan ook begonnen met alle
Buurtboerenleiders te vragen naar de verhou
dingen in hun buurt in verband met den plaat
selijken bureauhouder. Van heel goede verhoudin
gen wisselen zij af tot heel slechte en dit hing altijd
samen met den persoon van den plaatselijken bu
reauhouder. Het geeft natuurlijk niet of men zooiets
al vaststelt. Ook in dezen kan men gemakkelijk af
breken, hetgeen dan zou moeten bestaan in het
verwijderen van den plaatselijken bureauhouder.
Maar ook hier is opbouwen de weg en niet af
breken.
PLAATSELIJKE COMMISSIES.
Zoo'n plaatselijke bureauhouder heeft naast zich
een commissie van advies of toezicht of hoe men
deze maar wil noemen. En aangezien de plaatselijke
bureauhouders aangesteld zijn in den tijd voor den
oorlog en degenen die deze commissies moesten
samenstellen landbouworganisaties waren in den
tijd voor, den oorlog, is er van eenigen invloed op
grond van den nieuwen gedachtengang, die zich
ook op landbouwgebied baan breekt, in het mee-
rendeel der gevallen geen sprake. Moeten nu die
commissies ook verdwijnen? Ook hier zouden wij
dan kunnen zeggen afbreken is gemakkelijk, maar
het gaat om opbouwen. Dit opbouwen moet gaan
in de richting van den nieuwen tijd. Ik gebruik op
zettelijk deze woorden omdat mij op de geheele
reis 4s gebleken, dat iedere boer weet wat de
woorden: „De geest van den nieuwen tijd" willen
zeggen.
DE GEEST VAN DEN NIEUWEN TIJD.
Velen staan daar bot-afwerend tegenover, maar er
komen en ik heb den indruk dat dit aantal lang
zaamaan vermeerdert die begrijpen dat die geesl
van den nieuwen tijd toch eigenlijk iets heel ouder-
wetsch is. Altijd is er betoogd, ook al sinds jaren
lang, dat boerenbelangen boerenbelangen zijn en
docF ï)r. F. 5P©slhuma