Naar Oostland willen we rijden Achter den ploeg dat daarnaast andere belangen, laat ik maar direct hoog grijpen, geestelijke en godsdienstige belan gen niet behartigd moeten worden door boeren- organisaties maar óf door andere organisaties óf door daarvoor, aangewezen personen, waarmede ik dan bedoel de geestelijken van welke richting dan ook. Jarenlang is dit betoogd en in elke politieke of godsdienstige strooming vond men velen die hiervan de juistheid inzagen. Nu is het zoo ver. Het kan nu gaan over de behartiging van de boeren- belangen door de boeren. Dit is in daden uitge drukt de geest van den niéuwen tijd. Het merk waardige is nu dat er allerlei verzet te bespeuren valt. Toch moeten wij in die richting omdat zij ouderwetsch degelijk is. En nu is voor alles noodig dat de leider van zoo'n commissie van overleg, advies, toezicht of hoe men haar ook noemen wil, een man is, die den geest van den nieuwen tijd goed begrijpt. De mogelijkheid bestaat intusschen dat wij er daar mede niet komen en dat inderdaad plaatselijke bureauhouders nu reeds dusdanig van hun onge schiktheid hebben doen blijken dat zij beslist ver vangen moeten worden. En ik kon ook waarnemen, dat er goede vervangers gereed staan. Vervangers, die geen plan hebben de één of andere politiek naar voren te brengen, maar die het boeren-belang zullen behartigen voor alle boeren, onverschillig hoe deze overigens geestelijk of godsdienstig zijn ingesteld. BETERE ORDENING. Een tweede verschijnsel, dat ik kon waarnemen was de behoefte aan betere ordening. Hetgeen de boeren op het oogenblik het meest in beroering brengt is natuurlijk de veelevering, vooral omdat in vele gevallen dit niet alleen een vee kwestie is maar ook een weidekwestie. Zoo kreeg ik in die dagen het volgende verhaal: „Mijn boerderij is 12 hè. In December was er „4 ha. bouwland en 7.8 ha. weiland en 0.2 ha. „huis en erf. N/u heb ik 1.25 gescheurd, dus is „het nu 5.25 bouwland en 6.55 weiland. Mijn „veestapel bestond uit 7 koeien en ook 7 kal keren, waarvan ik leveren moet 2290 kg. met „tenminste 1 koe. Ik heb dit voorjaar al twee „koeien geleverd met een gewicht van 923 kg. „en twee kalveren van 144 kg. is samen 1067 kg. „Moet nog leveren 1223 kg. Dit moet komen uit „de zeven kalveren waarvan er een dragend is „en moet houden voor aanvulling van mijn „koeien die ik maar 5 meer heb. Nu wegen „deze zes kalveren samen nog op geen "stuk „na samen 1223 kg. Oorzaak dat ik zooveel „kalveren moet houden is dat ik 3 ha. weiland „2 uur gaans van huis heb en dus onmogelijk „met melkvee kan beweiden. Ik weid op dit „stuk voor de helft met 5 pinken en half hooien. „Ik had hier zelf liever melkvee voor/maar het „kan niet anders. Nu zal ik straks bij deze leve ring al mijn jongvee kwijt raken, wat moet ik „dan volgend jaar met dat weiland beginnen? „Hieruit ziet U dat in sommige gevallen het „onmogelijke van een boer gevergd wordt." Het is een ingewikkeld geval. Waarschijnlijk komen er niet veel van zulke gevallen voor. Maar nu lijkt het mij toe, dat de ordening in iedere buurt dusdanig moet zijn, dat ter plaatse kan worden uit gemaakt wat wel en wat niet inzake de veelevering kan geschieden. Ik wil niet in het minst tornen aan het totaal wat geleverd moet worden, een beoor deeling ligt verre buiten mijn kunde. Doch als vast staat wat geleverd moet worden en deze levering voor het geheele land wordt verdeeld over de provincies en -in de provincie weder verdeeld over de verschillende streken en buurten, dan moet ter plaatse de beslissing vallen over hetgeen van lede ren boer in het totaal van de buurt moet worden geleverd. Men kan daarvoor regelen stellen, men kan trachten zooveel mogelijk langs algemeene lijnen te werken, doch alleen ter plaatse kan worden uit gemaakt wat wel en wét niet kan geschieden. Wan neer nu de organisatie van den Landstand in de buurt goed is en ieder wil daartoe medewerken, dan wordt voldaan aan hetgeen in dezen wordt ge- eïscht en de boer heeft daarvan niet meer moei lijkheden te wachten dan noodzakelijkerwijs aan de levering zijn verbonden. STAD EN LAND. Op mijn reis kwam ik ook in aanraking met een groentendetaillist en deze verhaalde mij, dat bij hem nog 10.000 kg aardappelen Jagen opgeslagen, waarvoor bonnen bij hem waren ingeleverd. De inleveraars van de bonnen konden dus nu over de aardappelen beschikken, doch zij deden dit niet en toen dacht ik aan de stad, waarin ik woon en waarin In die dagen zoo'n groote behoefte aan aardappe len was -en het scheen mij toe dat er in de distri- NAAR Oostland willen wij rijden! De eerste regel van het eeuwenoude lied, dat gezongen werd, toen in de Middel eeuwen Vlaamsche en Hollandsche en Thu- ringer en Saksische, toen hoeren en am bachtslieden uit alle gouwen van het toen malige Duitsche Rijk op trek gingen naar het Oosten om de woeste gronden aan de grenzen van het toenmalige beschaafde Eu ropa te gaan bebouwen. En nu is dat lied weer een volkslied gewor den, omdat weer de trek naar het Oosten tot een levensnoodzakelijkheid van be schaafd Europa geworden is. Zoo is er ook ten deze niets nieuws onder de zon en her haalt zich de geschiedenis. Wij hadden geleerd, het Oosten van ons we relddeel te verwaarloozen. De koene moed van onze voorgeslachten, die alle wereldzeeën bevoeren en de schat ten uit verre koloniën veroverden, had in het bijzonder ons Nederlandsche volk aan rijkdommen geholpen, die gemakkelijker ge wonnen werden dan de vruchten van onze eigen aarde. Nadat de pioniers die koloniën veroverd hadden kon het nageslacht er maar halen en weer halen en de handel was winstge vender dan het stoere boerenwerk. Müli- oenen leefden van die winsten, rechtstreeks of zijdelings, leefden er van, zonder er mee te rekenen ,dat het wel eens niet altijd zoo zou kunnen blijven. Wél werden er telkens en telkens weer waarschuwende stemmen gehoord, maar zij drongen niet door tot het hart van het volk en de leiders schenen ze ook niet te hooren. Met een volkomen verwaarloozing van de boerendeelen van het land, leerde men, dat Nederland was een zeevarende mogendheid, een handelsvolk, dat zijn bestaan vond op en over de wateren. Zwaar heeft ons boerenvolk geleden onder dezen waan. Terwijl de Gouden Eeuw schatrijke ste den schiep, was het platteland noodlijdend De slaaf der steden was het en die steden bepaalden hoe de boer zou leven. Oorlogen en revoluties brachten weliswaar somwijlen oogenblïkken van eenige bezinning, dan werd 't bevorderen van den landbouw even ter hand genomen, maar spoedig herwon weer de eenzijdig ingestelde koopmansgeest het verloren terrein en de boerengeslach ten schreden met gebogen ruggen van de eene crisis naar de andere. Herinneren we ons maar enkel, welk een golven van nood er over deze landen sloe gen nog maar een jaar of wat geleden, na dat de wereld in een bitteren oorlog van vier jaren meende de les geleerd te hebben die haar moest genezen van haar kwaad. Kort stondig was er na 1918 algemeene welvaart en in die welvaart vergat men als steeds maar al te gauw opnieuw zijn boeren voor zijn handelaren. De kernvragen, waarom het ging, waren niet opgelostja, door het vredestractaat van Versailles, dat een tractaat van koop lieden was, werden ze verscherpt. En voor de boerenvolken stond een leed achter de oogenblikkelijke schijnwelvaart, dat erger was dan ooit,, omdat het minder noodig was dan ooit. Hoe goed had alles geor dend kunnen worden, als men op den bo dem van de werkelijkheid was gaan staan in 1918 en had willen begrijpen, dat het le ven der volken afhankelijk is, niet van hun kooplieden, maar van hun boeren en hun arbeiders, de werkers, die den eigen grond als basis van hun bestaan kennen. Het is enkel én alleen om het niet erkennen van deze waarheid, dat thans opnieuw een uitweg uit de ellende moet worden gezocht door een oorlog. Een oorlog die heftiger en verbetener nog wordt gevoerd dan de vori ge, omdat men nu wel weet, waarom het gaat, omdat men nu beseft, dat de kans op een grondige herziening van het we reldgebeuren op het spel staat. Öpn dat dit begrepen wordt, daarvan is het butie van de aardappelen iets haperde. Meer wil ik hiervan niet zeggen en ik heb natuurlijk de kilo grammen aardappelen niet kunnen nawegen. Het tweede verhaal dat ik kreeg betrof ondermelk. Met naam en woonplaats werd mij iemand genoemd die de ondermelk, welke hij van de fabriek kreeg als zijnde voor hem overbodig, In de gierkelder had gestort. En ik dacht weder aan de stad en het scheen mij weder dat er in dit geval aan de distri butie iets haperde. Bijna zonder uitzondering moest ik aanhooren: Weel UecZ van de rijders naar het Oostland het beste bewijs. Want het getuigt er van, dat men nu den grond van het oude Europa wil maken tot de basis van het bestaan der volken, dat men hem dienstbaar wü maken aan de hoogste cultuur, om zoo door een onaf hankelijk bestaan van zijn boeren een on afhankelijk bestaan der volken zeker te stellen, zoo zeker althans als menschelijk kunnen dat vermag Zie, dit is wel het grootste verschil met den strijd van 19141918 en dien van nu. Toen wist men niet, waarom het eigenlijk ging nu is dat voor wie hooren en zien wil, vol komen duidelijk. Aan den eenen kant vechten volken, die tot het juiste begrip van de wetten van het volksbestaan gekomen zijn om hun be staansvoorwaarden, aan den anderen kant vechten de kooplieden, die het niet om volkswelzijn maar om volks exploitatie te doen is, om het instandhouden van hun voordeelige zaken. Die zaken kunnen alleen gaande gehouden worden als de boeren van Amerika en Au stralië en Indië uitgespeeld kunnen xporden tegen de boeren van Europa, als men met de producten van het eene werelddeel de prijzen van de producten van het andere werelddeel kan drukken of opjagen net naar dat men zelf wil. Maar een gezonde ordening der volken ver biedt een zoodanige exploitatie op den grondslag van de concurrentie om goud en geld. Zij vereischt, dat den boer van ieder land voor alle dingen een redelijk be staan verzekerd wordt en zij eischt, dat als het moet ,elk gezond volk voor zichzelf het noodigste winnen kan op eigen grond. En die eigen grond had het oude Europa in onvoldoende mate. Het was afhankelijk van vreemden en die vreemden profiteerden daarvan. De weg naar het Wes ten voor het volkste- veel is en was reeds lang afgesloten. Van jaar tot jaar groeide het getal menschen, van jaar tot jaar werd 't ruimtegebrek dringender. Vreedzame openlegging van beschikbare ruimte eiders, daar dachten de kooplieden niet aan. Dus moest het komen tot een strijd om den grond. In hoofdzaak is die strijd gewonnen. De grenzen van het oude Europa verwijden zich naar het Oos ten, waar de onafzienbare, veel te dun be volkte gebieden liggen, die de Slavische vol ken niet tot hun recht konden laten komen. Daar ligt de toekomst, daar ligt de vrijheid van den Europeeschen boer, daar ligt land, ook voor de zonen van onze boeren. En daarom wordt weer gezongen: naar Oostland willen wij rijden! Daarom zal, naarmate dit lied, meer het lijf- lied wtfjfót van onze landelijke jeugd, de kracht van ons volk groeien, want het zal zijn ruimte daarginder bezetten en zich een betere toekomst, met vasten grond onder de voeten, scheppen. Nog wordt ook dit te weinig begrepen. Maar eens zal het verstaan worden en dan zal het nu nog door menigeen gesmade lied een psalm der dankbaarheid worden. Naar Oostland willen wij rijden Onze kindskinderen komen uit het Oosten, in een dag reizens de Kerstmis in het oude vaderland doorbrengen en zullen vertellen van de nieuwe welvaart, die zij daar schie pen, het nieuwe geluk, dat zij daar von den. En zij zullen aan de Oostcompagnie van 1942 met groote erkentelijkheid terugden ken. Dat daarvoor zware, zeer zware offers ge bracht werden zullen zij begrijpen. Niet be grijpen zullen zij, dat in dezen tijd zoovélen blind waren voor de grootheid der dingen. Mogen onder ons boerenvolk van dag tot dag meerderen de schellen van de oogen vallen en de ooren het lied van de Oost- landrijders in zijn ware beteekenis ver staan! D. v. d. B. U wat wij ergerlijk vinden? DH: dat wij voor onze aardappelen maar 3,50 per 100 kg krijgen en de consumenten in de stad 7,en meer betalen en weder scheen het mij toe, dat er in de distributie iets haperde. Als goed wordt begrepen het belang dat stad en platteland In deze vraagstukken hebben, dan komt het voor den boer betèr maar ook voor de stad. De volgende maal zal ik eens iets schrijven over een onderwerp dat op mijn reis altijd maar weder in mijn gedachten kwam.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 2