Besmettelijk verwerpen
DOOR DE BACIL VAN BANG
n.
De bestrijding van de ziekte ia belangrijk.
We hebben reeds gezien, welke schadelijke
gevolgen het verwerpen met zich mede sleept
in den stal van een betrokken veehouder.
Zouden er slechts enkele van deze besmette
lijke stallen in Nederland zijn, dan was dit
nog niet zoo erg. We zien echter, dat het
besmettelijk verwerpen al tot een algemeen
bekend verschijnsel geworden is, vooral in de
weidestreken met groote stallen.
Om een voorbeeld te noemen: Bij den Ge
zondheidsdienst voor Vee in Friesland werden
in 't jaar 19401941 310 bedrijven onderzocht
met een totaal van 9039 dieren.
Dit geschiedde door middel van bloedonder
zoek. Bij 1244 dieren (13,8 was de reac
tie positief, bij 926 (10,6 zwak positief.
Op slechts 69 bedrijven van de 310 werden
geen positieve reacties gevonden; deze wa
ren dus geheel vrij. De andere 241 bedrijven
hadden verwerpende koeien, of liepen in
ieder geval gevaar, ze te krijgen.
Een positieve bloedreactie zegt namelijk, dat
het betreffende dier besmet is, of geweest
is, met de bacillen van Bang, dus reeds
heeft verworpen of dit nog zal doen.
Het is duidelijk, dat aap deze ziekte paal
en perk gesteld dient te worden.
Het streven is in de eerste plaats er op ge
richt, om het verwerpen zelf tegen te gaan,
zijnde dit de meest schadelijke factor.
Zooals bekend, verwerpt het rund in den
regel slechts één maal, zelden twee maal en
hoogst zelden meerdere malen.
Gé&oonlijk is dus het dier immuun gewor
den als gevolg van een éénmalig, natuurlijke
besmetting.
Men heeft nu getracht, deze verkregen «na
tuurlijke onvatbaarheid kunstmatig op te
wekken, door de niet drachtige dieren on
derhuids in te spuiten met een cultuur
van levende, maar verzwakte abortus-bacil
len. (Helaas bestaat er tot nu toe geen mid
del om reeds drachtige dieren immuun te
maken.)
Na jarenlange proefnemingen is het gelukt
om den juisten tijd van enting te bepalen
en de abortus-bacillen dusdanig te verzwak
ken, dat ze wel een goede ontvatbaarheid
geven bij het geënte dier en daarvoor toch
niet gevaarlijk zijn. Vooral in Friesland,
vindt deze enting ruime toepassing. In den
afgeloopen herfst en wnter werd door den
Frieschen Gezondheidsdienst entstof voor plm.
30.000 pinken afgeleverd aan de plaatselijke
dierenartsen.
In de besmette bedrijven, waar men gere
geld last van verwerpen heeft, gaat men
de kalveren op een leeftijd van 68 maanden
inspuiten met deze entstof. Deze levende
bacillen circuleeren nu in het lichaam en
doen bij deze nog niet geslachtsrijpe dieren
een onvatbaarheid ontstaan, in het bijzonder
van de jonge baarmoeder.
Ook hebben deze pinken nog geen voldoende
ontwikkelde uier, waarin de bacillen zich blij
vend zouden kunnen nestelen. Na 3 maanden
zijn alle ingespoten bacillen door het lichaam
gedood of verwijderd en kan men het dier
bij den stier toelaten. Er dient goed vast
gehouden te worden aan deze termijnen, zoo
men een goed resultaat wil hebben. Dus niet
eerder enten, dan op een leeftijd van 6
maanden en niet later dan die van 8 maan
den. Als men langer wacht, zijn de pinken
ouder geworden en kunnen deze de ingespo
ten bacillen niet meer zoo goed meester wor
den.
Ook heeft men dan kans, dat het dier (dat
pas in deze periode gevoelig wordt voor de
bacil) al op natuurlijke wijze door een ver
werper besmet is, waardoor men met de en
ting achteraan en te laat komt.
't Volgend jaar, tegen den staltijd, worden de
nieuwe kalveren ingespoten enz., zoodat men
na eenige jaren een geheel doorgeënt bedrijf
heeft, waarin dus alle koeien als kalf reeds
onvatbaar gemaakt zijn.
Op deze wijze toegepast, voldoet de enting
zeer goed. Men voert als bezwaar tegen daze
enting nog al eens aan, dat de pinken slecht
drachtig willen worden.
Dit slecht drachtig worden treft men ech
ter ongevêer evenvaak aan op absoluut abor
tus-vrije bedrijven, waar niet geënt wordt.
Ook theoretisch is het niet waarschijnlijk,
daar de kalveren vóór 8 maanden ouderdom
geënt zijn geworden en de bacillen reeds lang
het lichaam hebben verlaten, voordat de pin
ken bij den stier worden toegelaten. De en
ting voldoet dus zeer goed in de besmette
stallen, getuige het ruime gebruik, dat ervan
gemaakt wordt.
Vanzelfsprekend is ze echter niet 100 want
niets is nu eenmaal volmaakt in deze wereld.
Ook in de natuur zien we wel eens een dier
tweemaal verwerpen.
De verkregen onvatbaarheid kan natuurlijk
doorbroken worden door een sterke besmet
ting. Ook in een geheel doorgeënten stal
moet men een eventueele verwerper streng
afzonderen, want een geënt dier kan als het
bijvoorbeeld naast een verwerper staat, tegen
een dergelijke besmetting niet op.
Een verwerper scheidt zoo ontzaggelijk veêl
smetstof uit, ook na de abortus, dat een
afzondering niet eerder goed is, dan wanneer
het dier in een afzonderlijk hok of gebouw
staat en men dan nog voorzorgen neemt met
bezem, klompen enz.
Een afzondering van 4 weken is voldoende,
dus dit is niet onoverkomelijk.
Komt nu in een bedrijf een abortus-infectie
en kan men ze niet tijdig meer stuiten, dan
gaat men dus het jongvee enten. Ook ent
men wel de oudere, nog normaal afgekalfde,
niét drachtige, koeien, die dit jaar nog niet
verworpen hebben, maar die dat het volgend
jaar waarschijnlijk wel zouden doen.
De enting aan .het oudere vee heeft wel het
bezwaar, dat men de kans loopt, aldus dra
gers te maken, doordat de ingespoten kiemen
zich in de uiers nestelen, maar bij een
eenigszins uitgebreide stalbesmetting moet
men verwachten, dat dit toch zou gebeuren
bij de komende, natuurlijke infectie.
Mocht er nu het volgend seizoen nog een
verwerper komen, dan neme men de noodige
voorzorgsmaatregelen, in den vorm van tij
dige onderbrenging en isolatie, welke bij één
of twee gevallen nog wel genomen kunnen
worden.
Ent jaarlijks de kalveren.
Daarna zal men de ziekte tob staan ge
bracht hebben, indien men de kalveren jaar
lijks blijft enten.
Heeft men dit eenige jaren gedaan en krijgt
men £een nieuwe gevallen, dan kan men er
eens over gaan denken om de enting weer
te staken. Echter niet dan na een bloed
onderzoek van alle koeien. Worden hierbij
nog hooge positieve reacties aangetroffen,
dan gaat men door met enten, tenzij men de
betrokken dieren uit het bedrijf verwijdert.
Deze koeien namelijk, die bijvoorbeeld 4 jaar
geleden hebben verworpen en nu nog sterk
positief reageeren, zijn dragers geworden en
scheiden nog steeds levende abortus-bacillen
met de melk uit. Ze zijn dus gevaarlijk voor
•niet geënt jongvee en men kan dus niet op
houden met de jaarlijksche enting.
Echter, na een aantal jaren zijn ook deze
dieren door den normalen afzet uit het be
drijf verwijderd, en heeft men reeds jaren
lang geen verwerpers meer. Ook bij het
bloedonderzoek van alle dieren treft men
geen reacties meer aan, welke er op kunnen
wijzen, dat Je abortus-bacil zich nog schuil
houdt in den stal.
Men kan nu twee dingen doen: ophouden of
doorgaan met enten. Beide hebben hun vóór
en hun tegen.
Een abortus-vrije stal, waarin niet wordt ge-
ent, heeft natuurlijk gevaren als men buurlui
heeft met verwerpers, en die hier niet altijd
even voorzichtig mee omgaan.
Nog al te vaak komen vruchtjes of nageboor
ten in de sloot terecht, of kunnen honden
er mee gaan sleepen.
Ook gemeenschappelijke weiden, waar jong
vee van allerlei stallen samenkomt, zijn een
groot gevaar voor vrije bedrijven. Wil men
een abortusvrij bedrijf houden, dan moet
geen gebruik gemaakt worden van deze ge
meenschappelijke weiden.
Verder is handel in dieren, die niet van een
abortusvrij bedrijf komen of door bloed
onderzoek gegarandeerd goed zijn, funest.
Zooals de ervaring leert, wordt de abortus
infectie zelden of nooit van den eenen stal
naar den anderen gesleept door het gebruik
van denzelfden stier. Dit is althans een uit
zondering. Dez4) overbrenging van koe op koe
door den stier, speelt wel een groote rol bij
het zoogenaamde „heerschend opbreken".
Hier speelt de stier juist de hoofdrol bij de
overbrenging van infectie.
We hebben dus in 't algemeen twee pro
blemen.
Ie. Hoe krijg ik een abortusvrijen stal?
2. Hoe houd ik den stal vrij van abortus?
Wat het eerste aangaat, kan men reeds van
oudsher geen abortus in den stal hebben of
men kan ze met de regelmatige enting van
jongvee en verdere voorzorgsmaatregelen uit
een besmetten stal gemaakt hebben.
Wat het vrij houden van den stal betreft,
het antwoord op deze vraag hangt af van
de mate van besmetting, waaraan de bei-
trokken veehouder in zijn streek bloot staat.
In een sterk besmette streek,, waarin bijv. -
20 van de veehouders wel eens met de
ziekte te kampen hebben, doet men misschien
het verstandigst, het jongvee steeds te laten
enten. Ook op de van oudsher vrije bedrij
ven, indien men tenminste geen uiterste
voorzorgsmaatregelen in acht wil nemen.
Want neemt men op zoo'n bedrijf, waar dus
niet geënt wordt, deze maatregelen niet, dan
komt éénmaal de dag, waarop men dit diep
betreurt. Zelfs ondanks alle maatregelen
komt vaak op onverklaarbare wijze de smet
stof in den stal.
Zooals bij meerdere veeziekten, staat de in-
dividueele veehouder in een besmette streek
vrij zwak en zeker bij de abortus Bang.
Zoolang men, hetzij door vrijwillige samen
werking, hetzij door regeeringsmaatregelen
ter bestrijding, het besmettelijk verwerpen,
en vooral de smetstofbronnen zelf, niet beter
in de hand heeft, dient men in bijvoorbeeld
voor 25 of meer besmette streken het
jongvee jaarlijks te laten enten.
Hetzelfde geldt natuurlijk in nog sterkere
mate voor jong gevestigde veehouders, die b.v. -
door aankoop van de helft der dieren de
herkomst niet goed weten.
J. MEERTENS, Dierenarts.
voor de week van 28 4 Juli 1942
ZONDAG 28 JUNI openen we ons programma des mor
gens van 8.158.30 uur over Hilversum II met de
bekende serie ..De zin van het boer-zijn". Als titel
werd gekozen „De grond, waarop wij stam". Hieruit
volgt al, dat we zullen spreken over de werkelijkheids
zin van het boer-zijn.
MAANDAG 29 JUNI wordt onze causerie gehouden
Actueel Nieuws voor Boer en Tuinder van 13.0013.15
uur over Hilversum II. Voor iederen luisteraar zal hier
iets bij zijn. wat hem interesseert.
DINSDAG 30 JUNI van 13.00—13.15 uur over Hilv. H
wordt in de rubriek „Boerenland in Boek en Krant"
behandeld het boek ..Die rechte Erbe" van Gustav
Schröer. Dit boek behandelt de erfhoeve-kwestie in
Duitschland en is daarom ook wel belangrijk voor onze
boeren.
WOENSDAG 1 JULI van 13.00—13 15 uur over Hilv II
vindt er een vraaggesprek plaats met den heer
Rozendaal. secretaris van den Raad van Beheer en
Toezicht op het gebied van pluimvee en konijnenteelt.
Van luisteraarszijde werd ons gevraagd iets pieer te
brengen over de konijnenfokkerij in Nederland. Als
inleiding hebben we dit vraaggesprek gekozen
Van 14.1514.30 uur hoort U in onze rubriek --1- Vr
Neerlands Gouwen" een declamatie in het Friesch
van Theo de Vries, getiteld: „Plankenkoorts". Deze
voordracht zal omlijst worden met Friesche zang.
Van 21 0021.15 uur over Hilversum II kunt U weer
de Familie De Boer beluisteren. Zoo langzamerhand
ken£""tJ reeds de gezellige sfeer, die er in deze huis
houding heerscht. Daarom moet U niet vergeten om
Woensdagavond negen uur deze uitzending te beluis
teren.
DONDERDAG 2 JULI van 13.00—13.15 uur hoort U in het
Kwartier van den Landstand, den boerenleider van
Noord-Brabant, J. P. Jansen, die als onderwerp heeft
genomen: „De Landstand in Noord-Brabant".
VRIJDAG 3 JULI van 10.40—11.00 brengen wij in onze
uitzending Streekcultuur over Hilversum II een klan
kenreeks uit Kampen: „Stad van steur en uien-
De titel is: „Een rijk verleden, een groote toekomst".
De samensteller is H. P. Wouwenaar.
Van 13.00—13.15 uur over Hilv. II: Een praatje van Ir.
G. Vèenstra over Koolzaad.
Van 21.0021.30 uur over Hilv. II brengen wij in onze
serie Landmans Lust een hoorspel van Louis Fréquin:
„Waar de kersen rijpen". Zooals U uit den titel reeds
kunt afleiden moeten wij ons verplaatsen naar de
Betuwe, waar tijdens het plukken van kersen enkele
typische bizonderheden van de streek naar voren
worden gebracht.
ZATERDAG 4 JULI van 13.00—13.15 uur over Hilv. II
kunt U in ons kwartiertje voor de visscherij luisteren
naar de reportage over: „Het brengen van buitenvisch
in de binnenwateren". De verslaggever is D. Hiddinga.
Van 16.3016.45 uur over Hilversum II spreekt in de
serie kleine Tuinbouw de beer Herwig over: „De
groentetuin in Juli.
Dirk van den Hul besluit als gewoonlijk onze serie
uitzendingen met zijn praatje „Als ik het voor het
zeggen had", d~t U van 21.00—21.15 uur over Hilv. II
kunt beluisteren. Als titel heeft hij dezen keer gekozen
„Als ik nog jong was". Hieruit kunt U wel afleiden,
dat hij zeer zeker iets zal zeggen tot zijn jongere
luisteraars, maar ook ouderen zullen natuurlijk niet
vergeten hun luidspreker aan te zetten.