Uitvoeringsbesluit
behoorende bij het pachtbesluit
Verhouding Grondkamer en
den Nederlandsclien
Landstand
Toelichting
De Secretarissen-Generaal van de Departemen
ten van Justitie en van Landbouw en Visscherij;
Op grond van artikel 89 van het Pachtbesluit en
artikel 5, sub 2 van de Verordening no. 196/1941,
gelet op artikel 2 der Verordening no. 196/1941
en in overeenstemming met de 2 en 3 der
Verordening No. 3/1940 van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied;
Hebben goedgevonden te bepalen:
Artikel 1.
In dit Besluit wordt verstaan onder:
„Secretarissei>Generaal": de Secretarissen-Gene
raal van de Departementen van Justitie en van
Landbouw en Visscherij.
Artikel 2.
Bij benoeming van een deskundig lid van de
Grondkamer zal de Grondkamer met den Boeren
leider der provincie overleg plegen omtrent de
aan de Secretarissen-Generaal in te zenden aan
beveling, Wannee de Grondkamer en de Boeren
leider der provincie niet tot overeenstemming
komen, zendt de Grondkamer haar aanbeveling
in te zamen met de door den Boerenleider der
provincie schriftelijk vastgelegde bezwaren. In
dit geval nemen de Secretarissen-Generaal geen
beslissing dan na overleg met den Boerenleider.
Artikel 3.
(1) De Boerenleider der provincie is bevoegd
om op zittingen van een in zijn ambtsgebied ge
vestigde Grondkamer aanwezig te zijn.
(2) Met yerlof van den Voorzitter kan hij al
daar het woord voeren.
Ook kan hij den Voorzitter verzoeken de aan
wezige partijen en 'getuigen de door hem op
gegeven vragen te stellen; de Voorzitter geeft
aan dit verzoek gevolg, tenzij daartegen bepaal
delijk bezwaren bestaan.
(3) Vóór de zitting zal hem, op zijn verzoek,
inzage van stukken worden gegeven en hij zal,
eveneens op zijn verzoek, een afschrift ontvangen
van de beslissing van de Grondkamer. Dit af
schrift zal hem worden toegezonden zooveel
mogelijk tegelijk met de -^riftelijke mededee-
ling van de beslissing aan partijen.
Artikel 4.
De Secretarissen-Generaal zullen de Grondkamer
niet belasten met de uitvoering van opdrachten,
als bedoeld in artikel 49, lid 3, van het Pacht
besluit, dan na gepleegd overleg met den Boeren
leider. Met betrekking tot het in den vorigen
volzin bepaalde kunnen- tevens cle Boerenleiders
der nrovincies worden ingeschakeld.
Artikel 5.
De Secretarissen-Generaal zullen geen richtlijnen
vaststellen, als bedoeld in artikel 49, lid 5, van
het Pachtbesluit, dan na gepleegd overleg met
den Boerenleider.
Artikel 6.
Op grond van het bepaalde in artikel 53, lid 2,
van het Pachtbesluit kan de Boerenleider der
provincie bij de Centrale Grondkamer beroep in
stellen tegen bepaalde beslissingen van een in
zijn ambtsgebied gevestigde Grondkamer. De Boe
renleider der provincie beoordeelt, of het geval
principieele beteekenis heeft.
Artikel 7.
De Boerenleider der provincie is bevoegd om op
de zitting der Centrale Grondkamer, waar een
door hem ingesteld beroep wordt behandeld, aan-
wezig te zijn. Artikel 3, lid 2 en 3, is van toe
passing.
Artikel 8.
kamer indient tot verlenging van een pachtover
eenkomst, welke voor den duur van ten minste
twaalf jaren voor een hoeve is aangegaan, zal de
Pachtkamer den Boerenleider der provincie bin
nen veertien dagen, nadat bedoeld verzoek is
ingekomen, hiervan schriftelijk kennis geven, ten
einde dezen in de gelegenheid te stellen om,"bin
nen een termijn van veertien dagen, zijn meening
omtrent bedoeld verzoek kenbaar te maken. De
Boerenleider der provincie ontvangt op zijn ver
zoek een afschrift van de beslissing.
Artikel 12.
(1) De Boerenleider der provincie is bevoegd
om op zittingen van de in zijn ambtsgebied ge
vestigde Pachtkamers aanwezig te zijn.
(2) Met verlof van den Voorzitter kan hij al
daar het woord voeren.
Ook kan hij den Voorzitter verzoeken de aan
wezige partijen en getuigen de door hem opgege
ven vragen te stellen; de Voorzitter geeft aan
dit verzoek gevolg, tenzij daartegen bepaaldelijk
bezwaren bestaan.
(3) Voor de zitting zal hem op zijn verzoek
inzage van stukken worden gegeven en hij zal,
eveneens op zijn verzoek, een afschrift ontvangen
van de beslissing van de Pachtkamer. Dit afschrift
zal hem worden toegezonden zoovee1, mogelijk
tegelijk met de schriftelijke mededeeling aan
partijen. v
Artikel 13.
De Boerenleider der provincie is bevoegd om op
- de zitting van de Pachtkamer van het gerechts
hof te Arnhem, waar een zaak, die zijn provincie
betreft, wordt behandeld, aanwezig te zijn.
Artikel 12, lid 2 en 3, is van toepassing. m
Artikel 14.
Voor de benoeming door de Secretarissen-Gene
raal van de in artikel 73, lid 2, van het Pacht
besluit bedoelde, niet tot de rechterlijke macht
behoorende personen tot leden van de Pachtkamer
van het gerechtshof te Arnhem wordt een aan
beveling opgemaakt door den Boerenleider.
Artikel 15.
Voor zoover de nadere regelen, bedoeld in artikel
89 van het Pachtbesluit, in eenig verband staan
met de uitvoering van de taak van den Neder-
landschen Landstand, zooals deze omschreven
wordt in de Verordening No. 196/1941 van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche
gebied, komen genoemde regelen niet tot stand
dan na overleg met den Boerenleider.
Artikel 16.
De Boerenleider der provincie kan zich, waar
hem in dit Besluit de bevoegdheid is gegeven om
op een zitting aanwezig te zijn, door een van
zijnentwege schriftelijk gemachtigde doen ver
tegenwoordigen. De schriftelijk gemachtigde heeft
dan de bevoegdheden, welke in dit Besluif aan
den Boerenleider der provincie zijn gegeven.
Artikel 17.
Met betrekking tot de personen van den Neder-
landschen Landstand, die overeenkomstig het be
paalde in dit Besluit op eenigerlei wijze zijn in
geschakeld, vindt het bepaalde in artikel 60 van
het Pachtbesluit overeenkomstige toepassing.
Artikel 18.
Dit Besluit treedt in werking op den dag van
zijn afkondiging in de Nederlandsche Staatscou
rant en kan worden aangehaald als: Uitvoerings
besluit, behoorende bij het Pachtbesluit.
's-GRAVENHAGE, 22 Juni 1942.
De Secretaris-Generaal van het
Departement van Justitie,
(w.g.SCHRTEKE.
De Secretaris-Generaal van het
Departement van Landbouw en
Visscherij,
(w.g.) H. M. HIRSCHFELD.
Voordat de Grondkamer richtlijnen vaststelt, als
bedoeld in artikel 76 van het Pachtbesluit, pleegt
de Grondkamer, na het hooren van den bevoeg
den Rijkslandbouwconsulent, overleg met den
Boerenleider der provincie.
Artikel 9.
De Secretarissen-Generaal zullen niet overgaan
tot de instelling van den Grondraad, bedoeld in
artikel 62, lid I, van het Pachtbesluit, dan na
gepleegd overleg met den Boerenleider.
Artikel 10.
Voor de benoeming door de Secretarissen-Gene
raal van de in artikel 65 van het Pachtbesluit
bedoelde, niet tot de rechterlijke macht béhoo-
rende personen totleden van de Pachtkamer
wordt een aanbeveling opgemaakt door den
Boerenleider.
Artikel 11.
Ingeval een pachter krachtens artikci 30, lid 1,
van het Pachtbesluit een verzoek bij de Pacht-
In de Nederlandsche Staatscourant is dezer
dagen een Besluit van de Secretarissen-Generaal
van Landbouw en Justitie verschenen, dat regelen
stelt betreffende samenwerking tusschen de
Grondkamers en den Nederlandschen Landstand.
Tot nu toe was het zoo, dat de Grondkamers
door hun bevoegdheid op gfond van de Vervreem
dingsverordening en het Pachtbesluit, zeer be
langrijken invloed hadden op tal van aangelegen
heden, die voor den geheelen boerenstand van
overwegend belang zijn, zonder dat de standorga
nisatie van de boeren zelf, de Nederlandsche
Landstand, daarop zijn directen invloed kon
gelden. Dit was onvermijdelijk, omdat de invoe
ring van het Pachtbesluit, dat eenaanzienlijke
verbetering van het pachtrecht met zich bracht,
waarnaar in breede kringen met verlangen werd
uitgezien, niet langer op zich kon laten wachten.
Dit Pachtbesluit verscheen 12 November 1941.
Op 23 October d.a.v. was de Nederlandsche Land
stand gesticht. De Landstand was dus nog niet
voldoende met zijn organisatie gereed om ter
stond reeds zijn taak in de Grondkamers te gaan
vervullen. Daarom heeft men de bestaande
Pachtbureaux zonder meer over laten gaan in de
Grondkamers, welke bij het Pachtbesluit werden
ingevoerd. Daarmede wasechter ook de nood
zakelijkheid ontstaan om dit Pachtbesluit ach
teraf zoodanig te wijzigen, dat de Landstand in
de belangrijke zaken, die de Grondkamers ter
behartiging krijgen, een woordje kan meespre
ken. Door het thans verschenen Besluit van de
beide Secretarissen-Generaal is deze bevoegdheid
- gegeven.
Dit Besluit houdt in, dat de Boerenleider of diens
gemachtigde de zittingen van de Grondkamer in
zijn Provincie kan bijwonen en aan de behande
ling van de aanhangige zaken kan deelnemen.
Hierdoor wordt bereikt, dat het element van des
kundigheid, dat in de Grondkamers reeds ver
tegenwoordigd is, aangevuld wordt door de ziens
wijze van den Nederlandschen Landstand, die de
belangen van den boerenstand in zijn geheel en
van zijn leden in het bijzonder moet behartigen
en als boerenorganisatie ook alleen in staat is
om deze te behartigen.
Ongetwijfeld zijn de leden van de tegenwoordige
Grondkamers voldoende in staat om b.v. een
pachtprijs of de waarde van een of ander perceel
landbouwgrond juist vast te stellen. De taak van
den Boerenleider of zijn gemachtigde in de
Grondkamer zal echter zijn oni bij de al of niet
goedkeuring van pachtovereenkomsten of over
drachten zorg te dragen, dat de grond, die het
voorwerp van deze overeenkomst of overdracht
vormt, aan den juisten grondgebruiker komt. De
Nederlandsche Landstand vertegenwoordigt dus
vooral het sociale element bij deze zaken.
Natuurlijk is het mogelijk, dat er verschil van
inzicht bestaat tusschen Grondkamer en Boeren
leider. Daarom is aan den Boerenleider het recht
toegekend om zelfstandig van de beslissing van
de Grondkamer in zijn provincie in beroep te
gaan' bij de Centrale Grondkamer.
Indien dus de Boerenleider der provincie meent,
dat bij een bepaalde beslissing van de Grond
kamer een of andere zijde van de zaak niet vol
doende tot zijn recht is gekomen, of dat de
Grondkamer t.a.v. de persoonlijkheid van den
verkrijger of den pachter onjuiste maatstaven,
heeft aangelegd, dan kan hij zelf bij de Centrale
Grondkamer in beroep gaan en hij kan zelf op
deze zitting van de Centrale Grondkamer zijn
standpunt nader toelichten.
Daarmede bestaat dus de mogelijkheid, dat min
der juiste beslissingen van de Grondkamer in
hooger beroep gewijzigd worden.
Tevens is daardoor gewaarborgd, dat uiteinde
lijk de opvattingen van de verschillende Grond
kamers tot meer eenheid komen, omdat natuur
lijk de belangrijkste beslissingen van de Centrale
Grondkamer regelmatig gepubliceerd worden, zoo
dat dus de Grondkamers en hun leden, door be
studeering van deze uitspraken, op de hoogte
komen van de lijn, die de Centrale Grondkamer
pleegt te volgen.
De Boerenleiders der provincies werken zoodoen
de dus mee aan het tot stand komen van be
paalde vaste opvattingen betreffende allerlei
kwesties.
Het spreekt vanzelf, dat den Nederlandschen
Landstand ook een zekere invloed toekomt op de
samenstelling van de Grondkamèrs. Daartoe is
bepaald, dat de Grondkamer, die de aanbeveling
voor toeneming van een lid moet opmaken, daar
toe overleg moet plegen met den Boerenleider
der provincie. Blijkt wederom geen overeenstem
ming te bestaan, dan moet de Grondkamer de
schriftelijk vastgestelde bezwaren van den Boe
renleider met haar aanbeveling indienen, waar
na dan de Secretarissen-Generaal overleg plegen
met het Hoofd van den Nederlandschen Land
stand.
Het Hoofd van den Landstand wordt voorts in
geschakeld bij het verleenen van opdrachten door
de Secretarissen-Generaal aan de Grondkamers.
Tevens kan aan de Boerenleiders der provincies
een taak worden gegeven bij het uitvoeren van
deze opdrachten. Wanneer dus in het vervolg be
paalde maatregelen op het gebied der agrarische
politiek zullen worden genomen, dan vindt hier
over steeds overleg plaats tusschen den betrok
ken Secretaris-Generaal en den Boerenleider, en
het is de bedoeling, dat de uitvoering van deze
maatregelen in handen wordt gelegd van de
Grondkamers en Landstand samen, voor zoover
het karakter van de maatregelen niet zoodanig
is, dat alleen den Landstand hiermede zou moe
ten worden belast.
Hetzelfde geldt voor de richtlijnen, welke de
Grondkamers plegen vast te stellen betreffende
de verhuring van gras- en hooiland en inscha-
ringsovefeenkomsten. Ook hierover moet de Boe
renleider der provincie gehoord worden.
In het Pachtbesluit van 1941 is voots in de in
stelling van een Grondraad, die in de plaats
komt van de oude Pachtraad, voorzien. Ook hier
over zal tusschen het Hoofd van- den Nederland
schen Landstand en de Secretarissen-Generaal
nader overleg gepleegd worden, zoodat ook hier
in de invloed van den Nederlandschen Landstand
verzekerd is.
Zeer belangrijk is, dat hetgeen hiervoor gezegd
is opitrent de bevoegdheid van de Boerenleiders
der provincies bij de Grondkamers, ook van.toe
passing is op de Pachtkamers. Met name moet
de Boerenleider gehoord worden omtrent alle be-
(Zie vervolg pag. 12)