Landhulp
biedt zich aan!
Benoemingen
Laat men thans alle zeilen bijzetten
8
t NKELE weken geleden verscheen in „De
Landstand" een oproep tot de boeren gericht,
onder den veelzeggenden titel: „Zet uw boerderij
open voor de stadsjeugd". Wij plaatsten dezen
oproep naar aanleiding van het feit ,dat honder
den jongens en meisjes uit de stad zich beschik
baar wilden stellen, om gedurende de zomermaan
den hun vacantie als landhulp op de boerderij
productief te maken. Reeds waren er vele boeren,
die zich opgaven voor zoo'n landhulp en nog
dagelijks komen de aanvragen bij de Gewestelijke
Arbeidsbureaux binnen.
Een tweede opwekking was dus eigenlijk over
bodig, maar het hoofdartikel, dat op 12 Juni in
„De Landstand" verscheen, geeft ons aanleiding
nóg eens terug te komen op het thema „land-
hulp". Wat toch is het geval?
De schrijver van bovengenoemd artikel betoogt
hierin, dat de voedselpositie var ons land voor
den komenden winter afhangt van den oogst van
dezen zomer.
Van der aardappeloogst schrijft hij:
„Er mag niets verloren gaan, nu ons volk
óp de aardappel is aangewezen.
Dat weten de boeren en daarom hebben velen,
zij het met zwaar hoofd hun aardappelen in
den grond gepoot. Zij herinneren zich nog
de ervaringen in den vorigen herfst opgedaan,
toen de winter vrij vroeg inviel en degenen,
die geen voldoende arbeiders konden krijgen,
met bevroren aardappelen bleven zitten. „Ze
zitten d'r in, mar hoe ze d'r weer üt mut
komen, wee'k niet", heeft menige boer uitge
sproken. En toch werden de aardappelen ge
poot. Veertig duizend ha. meer dan het vorig
jaar. Meer dan het dubbele van enkele jaren
geleden, omdat men beseft, dat ons volk ze
noodig heeft. Daarom mag men de boeren niet
alleen laten zitten voor .iet arbeidersvraag
stuk, daarom dient niet gewacht te worden
tot den herfst met maatregelen, maar dieijt
men reeds thans aan te vangen met het zoe
ken van* een oplossing. Stadsjeugd naar het
land in den tijd van aardappelrooien, inscha
keling van den arbeidsdienst, van de grond
werkers, die thans ergens aan het ontwateren
zijn, alles wordt reeds onder oogen gezien".
En hij besluit zijn artikel als volgt:
„Straks staat de oogst rijp te velde en zal
hij binnen gehaald moeten worden. Het komt
er op aan, dat ook dit oogsten vlug en goed
geschiedt. Daarvoor zijn veel werkkrachten
noodig. Geheel ons volk is daarvan afhanke
lijk met de voeding. Daarom dienen alle zeilen
te worden bijgezet en tijdig zoodanige voor
bereidingen getroffen, dat een onberispelijke
samenwerking van ons volk in oogsttijd het
gevolg is. Maar, ons volk kan alleen aan het
werk in den oogsttijd door een juiste regeling
van te voren".
Kort samengevat kan men het aldus uitdrukken:
De boer werkt voor het volk ,laat het volk hem
onder deze moeilijke omstandigheden helpen by
zijn werk.
Vooral de stadsjeugd kan hiervoor in aanmerking
komen en zij wil ook wel helpen, maar dan is
ook noodig, dat de boer zich opgeeft voor een
of meer landhuipen.
Vele boeren nu zijn van harte bereid gehoor te
geven aan onzen oproep, doch zij zouden eerst
nog wel iets meer erover willen wetrn. Daarom
zijn wij onlangs naar een boer gestapt, die vorig
jaar een paar stadsjongens op zijn hoeve had
uitgenoodigd en hem hebben wij gevraagd eens te
vertellen wat zijn bevindingen waren geweest.
„Wel", vertelde hij ons, „toen ik vorig jaar in
de krant las, dat de mogelijkheid bestond om
landhuipen voor den oogst te krijgen, heb ik mij
meteen opgegeven. Ik k-on best wat hulp gebrui
ken in den drukken tijd, want al werkt ook ieder
een mee, je komt toch handen te kort, wil je
op tijd alles „binnen" hebben.
Eerst dacht ik even, van die jongens, die het
werk niet gewend zijn, heb je misschien meer
last dan gemak, maar ik moet zeggen, dat is
me erg meegevallen en ik heb best kunnen mer
ken, dat er meer handen bezig waren dan andere
jaren. Boonen schoffelen, onkruid .steken, aard
appels rooien, daar hadden ze den slag al gauw
van beet en ook liet ik ze verschillende andere
werkjes opknappen, zooals paarden naar den
smid brengen, zoodat ik daarvoor geen volwaar
dige krachten behoefde te missen. De oudste van
de twee kon ik ■óyfl.ïs na een paae weken al zelf
standig erop uit sturen om te maaien met de
machine, en voor het scheuren van grasland had
ik ook een beste aan hem. Nee, ik mag niet kla
gen, ik heb een heeleboel aan ze gehad. Ik heb
me nu dan ook weer opgegeven voor een paar
Een groot aantal van zulke flinke HoTianöscïi.e
jongens staat klaar omden boer te helpen bij
den oogst. Zij kunnen ook U helpen! Maar geeft
U zich dan onmiddellijk op bij een der
Gewestelijke Arbeidsbureaux (afd. Landhulp).
(Foto Archief De Landstand)
jongens en als het mogelijk 19, zou ik ook wel
een paar meisjes willen hebben voor het lichtere
werk, want dit jaar hebben we het drukker dan
ooit".
Zoo denkt deze boer over zijn landhuipen: „Je
kon best merken, dat er meer handen bezig
waren dan andere jaren". Hij moet niet de eenige
zijn, die dit ook dezen zomer weer zeggen kan.
Het klinkt erg mooi, wanneer er over gesproken
wordt, dat de stadsbevolking onder de huidige
omstandigheden haar deel moet dragen om den
boer bij te staan in zijn taak: het Nederlandsche
volk dezen winter van voedsel te voorzien.
Wij zeggen het nogmaals: de stedeling en vooral
de stadsjeugd is niet onwillig en wil haar steen
tje gaarne bijdragen.
Doch dat alleen is niet voldoende.
Ook de boer kan een daad verrichten: een be
richtje aan het Arbeidsbureau bij hem in de buurt
en het komt in orde.
Geeft ons volk de kans mede te helpen aan het
binnenhalen van zijn eigen voedsel!
Zet alle zeilen bij ,ons volk moet gevoed worden.
Iemand afwijzen, die hierbij helpen wil, is een
misdaad tegenover dat volk!
v. V.
Dezen zomer zuilen ook de boerenzoons en de
boerendochters wel mee moeten naar het land.
En- wie moet dan zorgen, dat thuis alles goed
loopt Kan ZIJ dat niet doen, een van die vele
stadsmeisjesdie graag zouden meehelpen?
Foto Warburg)
Benoemd tot:
Gezworene van het Waterschap Poortvliet, C. J.
M. Hage te Tholen;
Gezworene van het waterschap Baarland, J. de
Dreu te Oudelande, uiterlijk tot het einde van
•het zittingsjaar, waarin hij zeventig jaar zal zijn
geworden
Gezworene van het waterschap Oud- en Nieuw-
Noord-Beveland, M. W. van Arenthals te Kats
(gemeente Kortgene);
Dijkgraaf van den Nieuw-Othenepolder, H. de
Régt-Huyssen te Terneuzen;
Plaatsvervanger van den dijkgraaf van den Ser-
Lippenspolder, J. J. Huijsse-de Bruijne te Ter-
neuzen
Dijkgraaf van het waterschap Koegors c.a., L. v,
Höeve Jz. te Axel;
Hoofdingelanden van h£t waterschap Schouwen
voor den ongebouwden eigendom:
L. Blom Pz. te Noordwelle;
P. L. Vis, J. Smallegange en W. de Vrieze te
Haamstede;
Jhr. A. van Citters te Burgh én J. Énzlin te
Zierikzee
en tot Hoofdingeland voor den gebouwden eigen
dom: P. M. Panny te Zierikzee;
Dijkgraaf van den Oud-WeslTenrijkpolder, D. Haak
te Hoek;
Lid van den Dijkraad voor de waterkeering van
den calamiteuzen Zimmermanpolder, als verte
genwoordiger van dien polder W. Walraven te
Rilland-Bath
Herbenoemd:
Dijkgraaf Ed. van Esbroeck, van Hengst- en
Rummersdijk-waterschap
Afgevaardigde bij het waterschap Stoppeldijk
0.a. L. C. A. van Esbroeck.
Dijkgraaf van den Oude-Zevenaarpolder: A. Dees
DJzn te Terneuzen;
Lid van het bestuur van het waterschap Nol—
Koude en Loven: D. J. Jansen te Hoek;
Lid van den Dijkraad voor de waterkeering van
de calamiteuze polders: Ser. Lippens c.a. als
vertegenwoordiger van den calamiteuzen Marga-
rethapolder: L. W. de Regt "te Zaamslag;
Dijkgraaf van den Kruispolder: L. J. Vereecken
te Hontenisse;
Gezworene van het waterschap Rumoirt: W. C.
van Nieuwenhurjzen te St. Philipsland;
Dijkgraaf van den Kanaalpolder: A. F. van Hijfte
te Philippine;
Dijkgraaf van het waterschap Groote en Kleine
Issabelia: C. A. Barbé te Philippine;
Dijkgraaf van het waterschap Hoedekenskerke:
1. Groenewege te Hoedekenskerke;
Gezworene van het waterschap Oud-Vossemeer:
B. G. Friderichs te Oud-Vossemeer;
Dijkgraaf van den Van Remvoiterepolder: E.
Perdaem te Sas van Gent en tot plaatsvervanger
van den Dijkgraaf: P. C. Verhelst te Westdorpe;
Dijkgraaf van den Groote- of Oude St. Albert-
polders: M. P. H. Wauters te Sas van Gent;
Lid van den Dijkraad voor de waterkeering van
het calamiteuze waterschap Bruinisse, als ver
tegenwoordiger van dat waterschap: S. Hage te
Bruinisse.