Wenken
VAN DE DIRECTIE VAN DEN LANDBOUW j
De regeling van de verpachting van
vischrechten
In het laatste halfjaar zijn eenige 'besluiten
afgekondigd, ede van belang zijn voor hen,
die hetzij als verpachter hetzij als pachter of
als vergunninghouder eenige bemoeienis heb
ben met de zoetwatervisscherij. Wij hebben
het Pachtbesluit Vischrecht 1941 van 22 De
cember 1941 en de beide uitvoeringsbesluiten
van den Secretaris-Generaal van het Depar
tement van Landbouw en Visscherij, nj. van
12 Februari en van 21 April van dit jaar. Zoo
wel voor hen, die van de visscherij hun be
roep maken als voor de sportvisschers kan
het zijn nut hebben, deze drie besluiten in
hun onderlinge samenhang nog eens te be
zien.
Het verpachten van het vischrecht.
In de eerste plaats is bepaald, dat de eige
naar van een vischrecht, dat op 9 Mei was
verpacht, verplicht is, dit vischrecht te blij
ven verpachten. Slechts met toestemming van
den Secrearis-Generaal van het Departement
van Landbouw en Visscherij mag het recht
verpacht worden aan een anderen pachter
dan dien, aan wien het recht op 9 Mei 1&40
was verpacht. Deze toestemming heeft men
automatisch, wanneer aan een reeks voor
waarden is voldaan, waarvan de voornaamste
hier volgen.
Uitgifte van vischrecht d.i. het door den
eigenaar van vischrecht aan anderen ver
schaffen van de gelegenheid' tot uitoefening
van de visscherij mag slechts geschieden
door het aangaan van een pachtovereenkomst
en deze pachtovereenkomst mag slechts met
beroepsvisschers worden gesloten; onder be-
roepsvisschuers worden verstaan zij, die
daadwerkelijk de visscherij uitoefenen als
uitsluitend dan wel als hoofdbedrijf. Een uit
zondering hierop is tot wederopzegging
uiterlijk tot 1 Maart 1943 toegestaan voor
wateren, waarvan het vischrecht tert 12 Fe
bruari 1942 niet verpacht is geweest.
Een volgende voorwaarde is, dat de pacht
overeenkomst de bepaling inhoudt, dat zij van
rechtswege is ontbonden, zoodra de Secreta
ris-Generaal verklaart, dat het water, waarop
de overeenkomst betrekking heeft, niet doel
matig wordt bevischt, dan wel, dat de pach
ter handelingen verricht, doet verrichten of
toelaat, die in strijd zijn met de voorschriften
van Visscherijwet en reglementen, of die den
ordelijken gang van zaken van de regeling
of uitoefening van de visscherij verstoren of
in gevaar brengen.
Op 28 Mei 1941 werd door het Departement
van Landbouw en Visscherij een circulaire-
schrijven verzonden, bestemd voor gemeente
en waterschapsbesturen en later ook in de
bladen opgenomen, waarin, vooruitloopende
op het Pachtbesluit, zekere richtlijnen werden
gegeven inzake de verpachting van vischrecht.
Het Eerste Uitvoeringsbesluit heeft in aanslui
ting aan dezen datum een bepaling opgeno
men inhoudende, dat uitgifte van vischrecht,
welke plaats vond tusschen 28 Mei 1941 en 12
Februari 1942 op andere wijze dan door ver
pachting en/of aan niet-beroepsvisschers als
nog moet worden goedgekeurd. Dergelijke
overeenkomsten blijven slechts van kracht
tot den dag, waarop dienaangaande een be
slissing is ger.omen.
Goedkeuring van Secretaris-Generaal.
Tenslotte moet voor pachtovereenkomsten, die
na 12 Februari van dit jaar worden gesloten,
de goedkeuring van den Secretaris-Generaal
zijnverkregen alvorens zij van kracht wor
den. Aanvragen tot het verkrijgen van de
goedkeuring moeten tenminste drie maanden
vóór het ingaan van de pacht worden inge
diend onder vermelding van-namen en adres
sen van andere gegadigden.
Eveneens is goedkeuring vereischt voor aan
vullingen en wijzigingen van reeds bestaande
overeenkomsten, ook al zijn de oorspronke
lijke contracten reeds goedgekeurd.
Pachtovereenkomsten, die zijn aangegaan met
beroepsvisschers en welke eenmaal zijn goed
gekeurd', worden telkens verlengd met den
termijn, waarvoor zij oorspronkelijk zijn aan
gegaan, tenzij de Secretaris-Generaal op ver
zoek van den pachter of den verpachter an
ders beslist
De belangen van de
sportvisschers zijn ook verzekerd.
Het bovenstaande geldt due in hoofdzaak de
beroepsvisschers, want daaruit blijkt, dat ver
pachting aan beroepsvisschers regel is. Ge
legenheid"- en sportvisschers komen slechts
als pachter in aanmerking, wanneer het be
treffende water voor de bedrijfsvisscherij niet
van voldoende belang is, of wel, wanneer geen
bedrijfsvisschei als gegadigde optreedt. Dit
laatste zal dus voorkomen in streken, waarin
weinig of geen beroepsvisschers wonen. Het
ligt echter niet in de bedoeling van deze
maatregelen de sportvisschers van het water
te verbannen. Ln c.e' wateren, die als publieke
verkeersweg dienst doen, mogen zij met één
hengel, evenals tot dusver, vrij blijven vis-
schen. En ook voor de overige wateren ook
al zijn zij dan geen pachter en hebben zij
dus niet alleen de beschikking over het visch
recht wordt met hun belangen gerekend
en wordt hun de mogelijkheid gelaten, om
in samenwerking met den beroepsvisscher-
pachter tot een coördinatie van de belan
gen van beide categorieën van geïnteres
seerden bij goed vischwater te geraken. Er
wordt slechts beoogd elke groep de plaats
te geven, die haar toekomt.
Beperkt aantal vergunningen.
Ook wat de sportvisschers betreft zijn bepa
lingen in het leven geroepen. Zoo mag de
pachter voor een water in een kalenderjaar
geen grooter aantal vergunningen aan sport
visschers uitreiken dan voor dat water in 1940
aan sportvisschers werd uitgereikt. Om dit te
bereiken moet de pachter van vischrecht, die
in 1940 vergunningen aan sportvisschers heeft
uitgereikt, een gespecificeerde opgave ver
strekken, waarin vermeld het water, het
vischtuig en het tijdvak, waarvooi* d'e vergun
ningen werden uitgereikt. Deze opgave dient
dan als basis voor het aantal, dat in het
vervolg mag worden uitgegeven, terwijl, zoo-
als nader zal blijken, de Secretaris-Generaal
van het Departement van Landbouw en Vis
scherij de bevoegdheid heeft in te grijpen, als
deze basis ondeugdelijk wordt bevonden.
Onder sportvisschers worden hier verstaan zij,
die de visscherij uitoefenen, zonder dat daar
voor een groote vischakte A of B vereischt is.
De aan sportvisschers uit te reiken vergun
ningen zijn ten hoogste één kalenderjaar gel
dig. Het aantal aan sportvisschers of aan
sportvisschers-orgar.isaties uit te reiken ver
gunningen kan door den Secretaris-Generaal
van het Departement van Landbouw en Vis
scherij worden vastgesteld, evenals het aantal
aan beroeps-, seizoen- of gelegenheidsvis-
schers uit te reiken vergunningen.
Intrekking van vergunning.
Om geldig te zijn moeten alle vergunningen
-dus ook die van beroepsvisschers voor
zien zijn van een aanteekening, waaruit blijkt,
dat zij vanwege den Secretaris-Generaal ge
viseerd zijn. De vergunning kan worden inge
trokken, waneer de houder zich schuldig
maakt aan het verrichten, doen verrichten of
toelaten van handelingen, die in strijd zijn
met de voorschriften van d'e Visscherijwet of
-reglementen of die den ordelijken gang van
zaken ten aanzien van de regeling of uitoefe
ning van de visscherij verstoren of in gevaar
brengen.
Van groot belang voor alle vergunninghou
ders is. zeker ook, dat de prijs der vergun
ningen, behoudens goedkeuring door den
Secretaris-Generaal, niet hooger mag zijn dan
de prijs, die op 9 Mei 1940 daarvoor gold.
Ernstige waarschuwing aan veehouders
Nu de tijd weer aanbreekt, waarin de bestrij
ding van den Coloradokever in de aardappel
velden, alsmede van bepaalde plantenziekten,
met behulp van de hiervoor aangewezen stof
fen plaats moet hebben, is het van groot be
lang de aandacht van de veehouders te ves
tigen op de groote gevaren, waaraan de die
ren somtijds zijn blootgesteld, wanneer op
onachtzame of onoordeelkundige wijze met
de zeer giftige stoffen wordt omgegaan.
Uit de onderzoekingen ten opzichte van het
voorkomen van vergiftigingen, die gedurende
het tijdvak, gelegen tusschen het jaar 1930
en begin 1941, in het scheikundig laborato
rium van de Rijks-seruminrichting te Rot
terdam zijn verricht, is gebleken, dat in vele
gevallen de ziekte- en sterfgevallen van die
ren aan de bestrijdingsmiddelen moesten wor
den toegeschreven. Men kan deze gevallen
verdeelen in:
le. die, waarbij het vee werd gevoederd met
zaaigoed, zooals graan, bol- en knolgewassen
enz., die waren behandeld met ontsmettings
middelen, welke kwikverbindingen bevatten,
zooals b.v. acetan, ceresan, germisan enz.;
2e. die, waarbij de bestrijdingsmiddelen tij
dens den groei der planten of vruchten wor
den gebezigd (besproeien van vruchtboomen,
aardappelvelden enz.). Als zoodanig kunnen
voornamelijk in aanmerking komen Bor
deauxsche pap, koperarseniet, loodarsenaat,
nicotinepreparaten enz.
In een artikel, gepubliceerd in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 1941, werd een 39
tal vergiftigingsgevallen meer uitvoerig weer
gegeven. Bijna al deze gevallen waren een
gevolg van het onachtzaam of ondoordacht
omgaaramet bestrijdingsmiddelen.
De kwestie is niet alleen van belang voor den
dierenarts bij het stellen zijner diagnose of
bij het bepalen van de doodsoorzaak, doch
ook voor den veehouder, die in den tegen-
woordigen tijd wel zeer hoogen prijs moet
stellen op het behoud van zijn veestapel.
Wanneer men nu nagaat onder welke om
standigheden de vergiftigingen hebben plaats
gehad, dan blijkt, dat dikwijls de oorzaak
hiervan moet worden gezocht in het te spoe
dig laten grazen van de dieren in boomgaar
den, die met de betreffende bestrijdingsmid
delen bespoten waren. Tijdens het spuiten en
ook door den regen komen deze dan op het
gras onder de boomen terecht en worden zoo
door de dieren opgenomen. Wanneer het ge
durende eenigen tijd blijft regenen na de be
spuiting zullen de giftige middelen langza
merhand in den bodem verdwijnen en het
gevaar grootendeels ondervangen worden.
Ook traden somtijds ziekte- en sterfgevallen
op, waarvan de oorzaak nu niet zoo direct
voor de hand lag. Het is namelijk enkele ma
len voorgekomen, dat gedurende den staltijd
een groot gedeelte van den veestapel verloren
ging, doordat hooi werd gevoederd, afkom
stig uit boomgaarden of van de greppelkan
ten van aardappelvelden, welke met loodar
senaat waren bespoten. Dat aan het voederen
van dergelijk hooi onder bepaalde omstan
digheden gevaren verbonden zijn, is derhalve
aan geen twijfel onderhevig. Naast de groo-
tere dieren staan ook de kleinere aan de ge
varen van het besproeien bloot. Geheele bij
envolken zijn tijdens het uitzwermen vergif
tigd geworden doordat in de onmiddellijke
nabijheid de korven bloeiende boomen, hees
ters en andere gewassen waren bespoten. Men
zij dus ook hier op zijn hoede en wachte zoo
mogelijk met't besproeien tot na den bloeitijd.
Kunnen de vermelde vergiftigingen worden
toegeschreven aan onbedachtzaamheid, er
zijn ook andera gevallen geconstateerd, waar
bij helaas sprake is van ernstige onvoorzich
tigheid. Enkele voorbeelden hiervan zijn de
navolgende.
In een welland werd een hoeveelheid groen
gekleurd poeder gevonden, dat bleek te be
staan uit een mengsel van kopersulfaat en
kalk en blijkbaar moest dienen voor de be
reiding van Bordeauxsche pap.
Tweemaal werd een wit poeder ter onderzoek
ontvangen, hetwelk loodarsenaat bleek te zijn.
In één dezer gevallen is een groot onheil
voorkomen, aangezien de inzender vermoedde
dat het poeder de onschuldige phosphorzure
kalk was, die ter bereiding van mengvoeders
gebezigd wordt.
Aanleiding tot de publicatie van dit artikel,
hetwelk als een ernstige waarschuwing aan
veehouders, dus een zeer belangrijk deel van
de lezers van dit blad, moet dienen is de om
standigheid, dat een groote toename van het
aantal door onvoorzichtigheid veroorzaakte
vergiftigingen is waargenomen.
Sinds Mei 1941 zijn namelijk niet minder .dan
14 van dergelijke ernstige vergiftigingsgeval
len ter kennis gekomen. Het is wellicht in
teressant hiervan een overzicht te geven.
Aan ondoordachtzaamheid der eigenaren mo
gen de volgende gevallen worden toegeschre
ven. Doordat men de dieren in de boomgaar
den liet grazen, slechts zeer korten tijd nadat
deze besproeid waren met bestrijdingsmidde
len tegen plantenziekten en schadelijke in
secten, stierven in twee gevallen schapen
door opname van Bordeauxsche pap; in twee
gevallen runderen door opname van calcium-
arsenaat en in één geval een varken door op
name van calciumarsenaat.
Eenmaal stierven runderen door' voedering
met hooi, geoogst in een boomgaard, welke
met Parijsch groen was bespoten en éénmaal
stierven paarden, welke graasden in een wei
de, grenzende aan een akker, welke eveneens
met Parijsch groen was bespoten.
De hieronder vermelde vergiftigingen werden
veroorzaakt door het onvoorzichtig omgaan
met de bestrijdingsmiddelen: Eenmaal stierf