Ons lot in eigen handen
Achter den ploeg
overal Is dit niet het geval en komt het wel
degelijk voor, dat er boeren zijn die hun wa
ter verpachten voor meer of minder belang
rijke bedragen. Een enkele -maal aan een be-
roepsvisscher, doch gewoonlijk aan sport-
visschers of een vereeniging van sportvis-
schers of allebei.
Beslist ongewenschte toestanden, omdat door
deze versnippering veel water voor de be-
roepsvisschers erloren gaat.
Ook komt het voor dat een halve sloot door
een beroepsvisscher, de andere helft door een
collega of een sportvisscher wordt bevischt.
Omdat het bij bovengenoemde verhoudingen
vast staat, dat in dergelijke wateren nooit
aal of andere jonge visch wordt gepoot door
onderlingen naijver, is het bittere noodzaak
tot andere en meer gezonde toestanden te
komen.
Deze polders hebben het juist zeer noodig
met jonge visch bevolkt te worden, gezien de
intensieve visseherij en ter bestrijding van de
gevolgen der strenge winters.
Nu is het te begrijpen, dat zelfs al zou hij
overigens willen, geen enkele boer er aan kan
denken, om den vischstand te gaan verbete
ren in de paar slooten, waarvan hij eigenaar
is. Het zou immers niet helpen, want de visch
zou verhuizen naar het water van zijn buur
man, die daaraan niet medewerkt en daar
of elders worden gevangen. Van verbetering
van dergelijke wateren kan eerst sprake zijn,
als alle eigenaren van slooten, poelen en
vaarten binnen een polder daartoe mede-
werkten. Daartoe is noodig, dat niet ieder
zijn •eigen water wil verpachten, maar dat
alle eigenaars van vischwater zich vereeni
gen tot een visch- of pachtcollege, dat de ge
zamenlijke wateren beheert, zoo noodig ver
betert en verpacht aan een beroepsvisscher.
Dit visch- of pachtcollege zorgt voor den ge-
heelen polder voor het aankoopen en uit
zetten van pootvisch. Zoo'n college kan zoo
noodig bij de overheid om steun vragen bij
zijn pogingen om den vischstand te verbe
teren en de productiviteit van zijn water te
verhoogen. En is het eenmaal zift ver, dat
er weer visch in zijn polderwateren is, dan
heeft het niet alleen de voldoening, dat op
deze wijze goed volksvoedsel beschikbaar
komt, maar krijgt door den pachtprijs rente
van zijn uitgegeven geld en helpt een of meer
beroepsvisschers aan een draaglijk bestaan.
Dit is geen idéaal, dat geen werkelij' 'leid kan
worden. Neen, gelukkig zijn er al voorbeelden,
dat het kan, al zijn ze ook nog zeldzaam.
Maar ze zijn waard te worden nagevolgd. Het
kan nu nog vrijwillig en dat is altijd schoo
ner, dan wanneer het later door dwang mis
schien moet.
Onze ervaring is, dat in het algemeen van
onwil om mede te werken geen sprake is, wel
constateeren we steeds weer een ontstellend
gebrek aan kenr.rs van 't Pachtbesluit Visch-
recht 1941, gevolgd door het le en 2e Uitvoe
ringsbesluit, welke in het kort hierop neer
komen
1. Alle beschikbare water moet verpacht wor
den.
2. In principe kan alleen een beroepsvisscher
water pachten.
3. Loopende vergunningen van sportvisschers
blijven van kracht. Zoodra het contract af
loopt krijgt de beroepsvisscher het eerste
bod op het vrijgekomen water.
4. Wordt alleen een water verpacht aan sport
visschers, dan wordt een dergelijk water
ondoelmatig bevischt en kan de Secretaris-
Generaal een overeenkomst nietig verklaren.
Wordt door boeren, waterschappen en pol
ders, in het algemeen eigenaren van visch
water naar bovengenoemde richtlijnen ge
handeld. dan is de tijd daar, dat groote com
plexen water productief gemaakt kunnen
worden, ten bate van den werkelijken be
roepsvisscher.
De visscher is dan zeker van het vischwater;
eerst dan kan ordenend worden opgetreden
en het vischwater productief gemaakt. Iedere
landbouwer zal het toch duidelijk zijn, dat
wanneer een vischwater wordt bevolkt met
diverse soorten jonge visch, deze ook in een
bepaalde verhouding moet worde- weggevan
gen. Op tijd dient gepoot, gewied en ook ge--
oogst te worden. Deze taak kan te eenenmaie
niet worden toevertrouwd aan den sportvis
scher alleen, dat zou wanverhoudingen in het
watèr scheppen en de ontwikkeling vun de
visch aanmerkelijk remmen Alleer hei be
roep, hetweb uit hoofde van hui vak alh
soorten visch vangt, is in staal het eemuaai
ih cultuur gebrachte water te bevischen. Het
Ik was onlangs hij een van %>nze provin
ciale boerenleiders, die me zijn bedrijf liet
zien. Daarbij werd me nog eens weer een
duidelijk bewijs van de dwaasheid van het
boerenvreemde beleid van het jongste ver
leden voor oogen gevoerd.
Dwars^door de beste gronden van de plaats
stonden er de piketten van een weg in aan
leg. De breede strook tusschen deze piket
ten was geploegd en met aardappels be-
poot, omdat het werk van den aanleg door
den oorlog vertraagd werd en vooreerst niet
vervolgd zal worden.
Mijn begeleider zou geen boerenleider ge
weest zijn als hij niet dit gebruik' van den
onteigenden grond geprezen had als een.
verstandige daad. Maar hij ware ook geen
boer geweest, als ,hij niet met bitterheid zou
gesproken hebben over de manier, waarop
deze weg ontworpen werd, dwars door een
aantal mooie, oude boerenplaatsen heen,
plaatsen, die totaal vernield werden, omdat
de boer een deel van zijn gronden nog
slechts langs aanzienlijke omwegen zou
kunnen bereiken als de drukke verkeers
ader in gebruik genomen zou worden, plaat
sen, die soms ook door de onteigening véél
te klein werden om nog een redelijk be
staan te kunnen opleveren.
En dat alles, terwijl het heel gemakkelijk
anders had gekund.
Want heel deze groep van boerderijen leunt
aan tegen honderden en honderden hecta
ren kroondomein, heide en bosch, enkel be
stemd om jachtterrein te wezen voor de in
hoogheid gezetenen. Dit kroondomein mocht
niet geschonden worden, de rust van het
wild niet verstoord.
Daarom moest oude bedrijfsgrond vernield
worden, terwijl woeste grond onbenut bleef
liggen, daarom moest
een groep hard wer
kende boeren beroofd
en gegriefd en in haar
beroepseer aangestast
worden.
Ik heb er het hoofd
bij geschud en gezegd:
plutocratie tegen hoerendom
En inderdaad kan men bezwaarlijk een
veelzeggender voorbeeld van deze tegenstel
ling vinden. Omdat de Rijkswaterstaat niet
het vorstelijke domein mocht aantasten
werd deze weg op de kaart getrokken, zoo
als zij er op kwam te staan en omdat het
hoerendom machteloos was; tegenover het
geweld van het plutocratische recht hielp
geen enkel verweer.
Een bewind, dat zich rekenschap wilde ge
ven van boerenbelangen, dat iets begreep
van de waarde van den grond voor den
boer, zulk een bewind zou zijn ambtenaren
niet toegestaan hebben, anders clan in
uiterste noodzakelijkheid ook maar één en
kele are boerengrond op te offeren aan
eischen van algemeen belang.
En een hoerendom, dat in staat was, eigen
lot te bestieren, zou, al beging een over
heidsinstelling eenige onrechtvaardigheid,
herstel hebben weten te verkrijgen.
Het hiervoor besprokene is trouwens geens
zins het eenige voorbeeld van boerenvreemd
beleid. Ik wil er nog een met name noe
men.
Wie de Geldersche hoofdstad, Arnhem
kent, weet, dat deze aan de eene zijde
wordt begrensd door Veluwsche heidevel
den en bosschen, aan den anderen kant door
Vader Rijn, met aan de overzijde de
vruchtbare klei van de Betuwe. Als zoo'n
stad zich uitbreidt met woonwijken dan zou
dit naar boerenverstand moeten gebeuren
op de minst vruchtbare gronden, die voor
de productie geen of weinig beteekenis heb
ben. Arnhem zou dqn moeten bouwen op 't
zandgebied. Maar neen, Arnhem bouwt in
de laatste jaren op de vruchtbare klei, waar
aanzienlijke stadsuitbreidingen ontworpen
werden En zoo zien we een volk, dat alle
krachten inzet om uit zee vruchtbaren grond
te winnen, terwijl het elders honderden
bunders vruchtbaren grond noodeloos op
offert voor woonwijkenfdie evengoed elders
konden verrijzen.
Ook dit kan alleen een gevolg zijn van den
beroep waarborgt het op peil houden van den
vischstand en de hoogst mogelijke produc
tiviteit.
Op dit gebied ligt nog zeer veel scheef en
veel zal door de in te stellen dorpsvisschers-
raden na overleg met polder- en waterschaps
besturen nog tot stand moeten worden ge
bracht.
We verzoeken den boeren, die vischrecht heb
ben - individueel of in polder- of water-
schapsverband - in de toekomst een open oog
te hebben voor het belang der visschers, de
productiviteit van het vischwater en in alle
boerenvreemden geest, wélke de leiding
in handen heeft.
De prijs, welke voor den misbruikten boe
rengrond betaald wordt, mag een reden zijn
geweest voor de er bij betrokken boeren, om
er zich schijnbaar mee te vereenigen, dwaas
blijft het en beschamend bovendien.
Beschamend, omdat de weerstand van den
boerengeest tegen den geest van het geld
blijkbaar niet sterk genoeg is.
En daarom maak ik er een onderwerp van
overdenking van, gaande achter mijn gees
telijken ploeg, die den akker moet helpen
toebereiden, waarop een gezond volk van
boeren wassen kan.
Het hoerendom moet eigen lot weer in eigen
hand nemen.
Dat is het doel van den strijd, waarin wij
gewikkeld zijn in de boerenlanden van het
oude Europa.
Maar willen wij daartoe in staat zijn, dan
moeten we sterk genoeg van geest zijn om
weerstand te bieden tegen het wapen van
het geld, dat in de oude wereld der pluto
cratie zulk een machtig wapen is geweest.
Dan moeten we niet toelaten, dat men raakt
aan onze hoeven, want onze hoeven zijn
boerenhoeven en als zoodanig dragers van
onze eer en dragers van ons lot. Daar is
maar één ding, dat nog belangrijker is: de
eer en het wélzijn van het volk, waartoe
wij behoor en.
Alleen als het welzijn van dat volk het be
slist eischt, mogen wij iets van onze hoeren
eer en onzen boerengrond prijs geven, in alle
andere omstandigheden moeten wij ons lot
zoo vast in eigen hand hebben, dat wij
„neen" zeggen en dat „neen" ook weten te
doen eerbiedigen.
Boerenhoeven vernielen omdat een weélde-
bezit van hoog geplaat
sten niet aangeraakt
mag worden, boeren
grond bedekken met
stadswijken omdat een
stadsbestuur dat nu
eenmaal wenscht, het
zijn ondenkbaarhe
den, waar de boerenstand zijn lot inderdaad
in eigen handen heeft en het zijn vanzelf
sprekendheden daar, waar men geleerd
heeft den boer niet voor vol mee te tellen.
Ik weet niet, of er nog mogelijkheden zijn
voor herètel van de hier bedoelde dwaas
heden en daar gaat het me op het oogen-
blik niet om. Anderen mogen zich met die
vraag bezig houden.
Mijn wensch is slechts, dat de feiten, zooals
ze er in liggen, begrepen worden in haar
diepere beteekenis, dat ze vrestaan worden
als uitingen van een geestesgesteldheid,
welke wij moeten baas worden, willen we
eigen lot in eigen handen nemen, voor zoo
ver de Schepper aller dingen dat verlangt
van den boer, wien Hij zulk een belangrijke
plaats in de wereld heeft toegewezen.
Mijn wensch is slechts, dat deze feiten spre
ken tot het onvertroebelde rechtsgevoel van
den Nederlandschen boer, dat rechtsgevoel,
waarop de kracht eens volks steunen moet
en zonder hetwelk geen bestier van eigen
lot mogelijk kan zijn.
We maken ons druk over velerlei van den
ouden tijd en velerlei van den nieuwen tijd,
maar het eenige, waarover we ons druk te
maken hebben, dat is het onverkorte recht,
zooals dat ons ingeschapen werd.
En tegen dat recht getuigen de beide voor
beelden van het oude zoodanig, dat er niet
meer over gepraat behoeft te worden
dat oude mag niet bestendigd blijven, dat
moet voor eens en voor altijd worden uit
gebannen.
Daartoe hebben wij, boeren, eigen lot in
eigen handen te nemen.
Boerenrecht is meer dan kroonrecht, want
boerenrecht is geschapen, kroonrecht werd
gemaakt en de weg, die het boerenrecht
verkracht om het kroonrecht te handhaven
is de weg van de volksvernietiging door
plutocratischen machtswellust.
Ik ben blij, dat ik dien weg, waarop nu
aardappels groeien, gezien heb
D. v. d. B.
zaken die hierop betrekking hebben, overleg
te willen plegen met de dorpsvisschersraden,
die overal in het leven zullen worden geroe
pen, en mede te werken dat het beroep in
eere wordt hersteld. Wat het aantal toe te
laten beroeps- en sportvisschers in Uw visch
water betreft, kunt U zich eveneens verstaan
met de dorpsvisschersraden of rechtstreeks
met de afd. Visseherij, van den Nederland-
schen Landstand, Zeestraat 69, Den Haag.
Nogmaals weest in dezen solidair met de vis
schers, om te komen tot meer geordende toe
standen."