De rundveehouderij
in verband met de voederpositie
in den winter 1942-1943 en de
verplichte veelevering 1943
NVERMUDELIJK brengt het derde oorlog»-
jaar evenals de twee vorige met zich mede, dat
aan den veehouder verplichtingen moeten worden
opgelegd met betrekking tot de levering van zijn
aandeel in de vleeschvoorziening en dat tevens
maatregelen dienen te worden genomen om het
in ons land beschikbare veevoeder zooveel moge
lijk ten goede te doen komen aan een passenden
melkveestapel.
Ten aanzien van de op te leggen verplichtingen
zal in de wijze waarop de aanslag zal worden
vastgesteld, weinig verschil bestaan met de vast
stelling van den aanslag voor 1942.
Wat de maatregelen ter bevordering van een
zoo groot mogelijke melkproductie bij dè be
schikbare hoeveelheid veevoeder betreft, zullen
de veehouders ten volle verantwoordelijk worden
gesteld voor een bedrijfsvoering, welke hierop is
gericht. Een toewijzing in den geest, zooals dat
voor de- periode 1 December 1941 tot 1 Maart
1942 geschiedde, zal daarom niet plaats hebben;
hiervoor in de plaats komt een systeem, waarbij
zooveel mogelijk rekening moet worden gehouden
met de voederpositie van het bedrijf. Er zal verder
worden nagegaan of de veebezetting op het be
drijf in overeenstemming is met de voedervoor-
raden waarover beschikt kan worden en of de
melkveestapel zjch wel zoodanig tot den jong
veestapel verhoudt, dat met aanwending van het
beschikbare voeder zooveel mogelijk melk gepro
duceerd wordt.
Met betrekking tot de te verwachten veevoeder
positie wordt nadrukkelijk op het volgende
gewezen:
a. De resultaten van den iiooi-oogst zijn iederen
veehouder voldoende bekend;
Desondanks moet erop gerekend worden, dat
een aanslag voor de verplichte levering van
hooi en stroo onvermijdelijk is;
b. Alle granen (uitgezonderd de havertoewrjzing
voor de paarden op het eigen bedrijf) en.de
aardappelen, welke voor consumptiedoeleinden
geschikt zijn, moeten wederom ingeleverd
worden;
c. Voor rundvee en schapen is geen krachtvoer
beschikbaar;
d. De oppervlakte bouwland zal nog aanzienlijk
uitgebreid worden, zoodat opnieuw een zware
scheurplicht te verwachten is.
Deze overwegingen vormen den grondslag voor
de rundveehouderij in het komencjg jaar en voor
de verplichte veelevering 1943.
Hiervoor gelden de navolgende bepalingen:
J Als algemeene regel zal gelden, dat in de
periode van 1 December 1942 tot 1 Maart
1943 niet meer rundvee boven 1 jaar aangehou
den zal mogen worden dan ongeveer 9/10 deel
van den veestapel ouder dan 1 jaar, welke voor
de periode 1 December 19411 Maart 1942 aan
ieder bedrijf werd toegewezen; in tegenstelling
met het vorig jaar, zullen stieren boven 1 jaar
in di£ aantal begrepen zijn.
2 Vóór 15 October a.s. dient door de veehou
ders aan den P.B.H. voor hun district schrif
telijk te worden opgegeven of zij per 1 December
1942 «peer of minder vee boven 1 jaar wenschen
aan te houden dan het maximum aantal (bedryfs-
maximum), dat hun omstreeks de maand Augus
tus schriftelijk wordt medegedeeld.
Indien het de wensch is van dit bedrijfsmaximum
af te wyken, dient dus vóór 15 October medege
deeld te worden, hoeveel runderen boven 1 jaar
men dan per 1 December 1942 wèl wenscht aan
te houden.
Indien vóór 15 October a.s. geen schrifteüjke
mededeeling wordt ontvangen, zal worden aan
genomen ,dat het de bedoeling van de betreffende
veehouders is per 1 December 1942 zooveel run
deren boven 1 jaar aan te houden als overeen
komt met het bedrijfsmaximum, bovenbedoeld.
2 Aan verzoeken om een verhooging van het
bedrijfsmaximum zal voldaan worden mits de
veehouder kan aantoonen:
a. dat de voederpositie van het bedrijf een ver
hooging mogelijk maakt;
b. dat hij in 1941 en in de eerste 9 maanden
van 1942 een in overeenstemming met zijn
melkveestapel bevredigende hoeveelheid melk
heeft afgeleverd;
c. dat hij zijn leveringeplicht voor de op zijn
bedrijf geteelde gewassen behoorlijk is na
gekomen;
d. dat hij voldaan heeft aan zijn, scheurplicht
1941—1942.
Opgaven, welke beneden het bedrijfsmaximum
blijven, worden zonder meer genoteerd. Uit
drukkelijk wordt er op gewezen, dat de veehouder
daardoor geenszins van zijn verantwoordelijkheid
voor een juiste aanpassing van zijn veestapel aan
de voederomstandigheden op zijn bedrijf ontheven
wordt. Blijkt derhalve, dat de door hem aange
houden veestapel niet aan dezen eisch voldoet,
dan zal door middel van een extra leiferingsplicht
op korten termijn het aantal runderen terugge
bracht worden tot een aantal, dat in overeen
stemming geacht wordt met het beschikbare
voeder.
0 De opgaven, welke vóór 15 October aan den
P.B.H. schriftelijk zyn verstrekt, zullen den
grondslag vormen voor de vaststelling van den
aanslag voor de verplichte veelevering 1943.
Voor de gevallen, waar het houden van een groo-
ter aantal runderen werd aangevraagd, dan bij
onderzoek toelaatbaar werd geacht, zal het getal
gelden, dat door de instantie, welke met het
onderzoek was belast, werd toegestaan.
Voor zoover vóór 15 October geen schriftelijke
opgave werd ontvangen, zal het bedrijfsmaximum
dat voor de betreffende bedrijven werd vastge
steld, als grondslag bovenbedoeld worden aange
nomen.
0 De aanslag voor de verplichte veelevering
over de periode 1 December 19421 Decem
ber 1943 zal als volgt worden vastgesteld:
a. Runderen boven 1 jaar.
1. Vrouwelijke runderen boven 1 jaar worden
aangeslagen voor gemiddeld 110 kg. levend
gewicht per dier, met dien verstande, dat een
lagere aanslag zal gelden voor bedrijven met
lichten veestapel en een hoogere op bedrijven
met zwaren veestapel;
2. Stieren boven 1 jaar worden aangeslagen voor
gemiddeld 220 kg., waarbij ontheffing resp.
uitstel van levering verleend kan worden in
dezelfde gevallen als bij de regeling van de
verplichte veelevering 1942 waren aangegeven.
Eenvoudigheidshalve zullen onder „runderen
boven 1 jaar" run deren begrepen worden, wel
ke vóór 1 Januari 1942 geboren 'zijn. Deze
runderen hebben n.l. een registratiemerk ont
vangen, dat verschillend is van het registra
tiemerk 1942.
Voor kleine bedrijven met minder dan 6 run
deren boven 1 jaar geldt een aparte regeling
voor de vaststelling van den aanslag. Ook
voor handelsvee geldt een r parte regeling.
Contractrunderen vallen vanzelfsprekend bui
ten den aanslag.
b. Runderen beneden 1 jaar.
Hieronder wordt weer eenvoudigheidshalve
verstaan runderen, welke voorzien zijn van
een registratiemerk voor den jaargang 1942.
Dit registratiemerk is te herkennen aan een
daarop aangebracht sterretje.
1. Vouwelyk jongvee beneden 1 jaar.
Hiervan zal een aantal, gelijk aan 1/5 gedeelte
van het aantal toegestane runderen boven 1
jaar, vrijgesteld zijn van eenigen aanslag.
Breuken van 0,5 en daarboven worden naar
boven afgerond, terwijl breuken beneden 0,5
naar beneden worden afgerond.
Voor de kleine bedrijven met minder dan 6
toegestane runderen boven 1 jaar, geldt een
aparte regeling.
Het vrouwelijk jongvee, dat méér aanwezig
is dan het aantal, dat met .1/5 gedeelte van
het aantal toegestane dieren boven 1 jaar
overeenkomt, wordt aangeslagen voor een
verplichte levering van gemiddeld 220 kg.
gewicht per dier; ook hier zal een lagere
aanslag voor bedrijven met lichten veestapel
en een zwaardere aanslag voor bedrijven met
zwaren veestapel gelden.
Voor bepaalde bedrijven, waaronder typische
mestbedrijven in bepaalde akkerbouwstreken,
kan de aanslag tot 110 kg. per dier worden
verminderd.
2. Mannelijk jongvee beneden 1 jaar.
Stierkalveren beneden 1 jaar worden niet aan
geslagen. Evenals in 1942 mogen echter slechts
die stierkalveren worden aangehouden, welke
voorzien zyn van een identiteitsbewijs.
Alle overige stierkalveren dienen nuchter te
worden geleverd aan de Bedrijfsorganisatie
voor Vee en Vleesch.
7 Kleine bedrijven.
Voor de verplichte veelevenng 1943 geldt
dezelfde schaal als voor den aanslag 1942, n.l.
bij een toegestaan aantal van 1 rund geen aan
slag;
bij een toegestaan aantal van 2 runderen aan
slag 40 kg.
bij een toegestaan aantal van 3 runderen aan
slag 100 kg.
by een toegestaan aantal van 4 runderen aan
slag 250 kg.
bij een toegestaan aantal van 5 runderen aan
slag 500 kg.
Voor de vrijstelling van aanslag van vrouwelijk
jongvee beneden 1 jaar geldt de regeling, dat bij
aanwezigheid van 3 of 4 toegestane runderen
boven 1 jaar 1 stuks vrouwelijk jongvee beneden
1 jaar vrijgesteld zal zijn van een aanslag. Hou
ders van 1 of 2 stuks toegestane runderen boven
1 jaar kunnen vrijstelling van aanslag voor 1
stuks vrouwelijk jongvee beneden 1 jaar krijgen,
indien zij over een vergunning hiervoor beschik
ken van den Provincialen Voedselcommissaris.
g Rundveehandelaren.
a. Gebruiksvee.
Het hierbovenvermelde is vanzelfsprekend
eveneens van toepassing op het gebruiksvee
van hundveehandelaren
b. Handelsvee.
Hieronder wordt verstaan rundvee, dat ten
hoogste 14 dagen door een handelaar in voor
raad of voorhanden gehouden wordt.
Voor het handelsvee ouder 1an 1 jaar geldt
ten aanzien van het bedrijfsmaximum dezelfde
regeling als voor het gebruiksvee
De aanslag op dit handelsvee bedraagt 55 kg.
per toegestanae stuks vrouwelijk rund boven
1 jaar en 110 kg. per stuks mannelijk rund
boven 1 jaar.
Op het handelsvee beneden 1 jaar wordt een
aanslag gelegd van 25 kg per stuks jongvee,
voorzoover het aantal stuks jongvee het 1/5
gedeelte van het toegestane aantal handels
vee boven 1 jaar niet overschrijdt; het meer
aanwezige jongvee beneden 1 jaar wordt aan
geslagen voor 220 kg. per dier.
Handelaren, die kunnen aantoonen voorna
melijk in jongvee beneden 1 jaar te-handelen,
kunnen vóór 15 October a.s. bij den plaatse
lijken bureauhouder een aanvraag indienen om
een grooter aantal stuks jongvee beneden 1
jaar dan overeenkomt met 1/5 van het hun
toegestane handelsvee bover- 1 jaar aan te
doen slaan voor 25 kg. per dier.
9 Vee bestemd voor vetweiden.
De aanslag hierop zal op overeenkomstige
wijze als in 1942 geschieden.
10 Contractrunderen.
Deze vallen vanzelfsprekend buiten den
aanslag.
(Zie vervolg pag. 8)