Koolzaad-dorschen WANNEER een Groninger boer van min- tens 40 jaar het heeft over „zoad" (zaad), dan bedoelt hij daarmede geen blauwmaan-, spinazie, raap, knol-, wortel-, wikken- of net gelijk welk zaad, doch uit- sluitend Koolzaad en vast en zeker niets anders. Vooral in een zmsvei'band of in verbinding met een ander woord zal hij nooit het woord: „Koolzaad" gebruikers, doch alleen spreken over „zoad", zooals: ,,'t zoad bluit' ('t zaad bloeit), ,,'t zoad is best deur de winter komen" (een Groninger gebruikt voor een verleden deel woord nooit het voorvoegsel „ge") „wat ins 't een best zoadjoar" of tegen zijn vrouw „ats 't zoad goud schudt en goud beslagt, krigst doe 'neie mantel" en zoo ook in „zoaddör- schen." En als hij dit laatste woord zegt of maar in de verte hoort, wordt zijn gemoed danig warm en komen er allerlei mooie herinne ringen aan werkelijke hoogtijdagen uit zijn jeugd opdoemen, hoogtijdagen vol van deugd en plezier, vol van lekker eten en drinken 'n „lange pipe" van firma Goedewaagen (stamt onze tegenwoordige, zoo ijverige en sympathieke secretaris-generaal van het Mi nisterie van Volksvoorlichting en Kunsten daarvan af?) merk „Het Lam onder den Boom" uit Gouda, vol van echte, ronde, oer gezonde boerenhumor, dagen om nooit te vergeten vol van mooie oude volksliederen, balladen zou men ze kunnen noemen nog veel meer moois. Ik kan niet de juiste woor den vinden om mijn eigen mooie herinnerin gen aan die prachtige „zoaddörschersdoagen" uit te drukken, want om het echt-mooie daar" van te kunnen hebben met men het „be leefd (Duitsch „erlebt") hebben. Deze herinneringen zijn vanaf het begin van het vorige jaar zeer levendig bij mij en met mij vast en zeker bij alle niet meer jonge kleiboeren van ons land gehouden door de vele aansporing vanwege het Mini sterie van Landbouw en Visscherij onder leiding van den secretaris-generaal dr. H. M. Hirschfeld en vooral in het bijzonder van den enengieken, nieuwen Directeur-Generaal van den Landbouw G. J. Ruiter, vóór dien tijd niet meer, maar ook vooral niet minder dan een uitstekend Friesche veeboer in oe Knijpe bij Heerenveen met zijn ongeveer 50 bruggetjes over den eenigen weg (een fiets pad niet breeder) langs de bijna verzande schoterlandsche Compagnonsvaart. Deze aan sporingen betroffen een flinken richtprijs per H.L. voor het product in den zomer van 1942, doch vóóraf een groote toezegging van kunstmeststoffen met een groot stikstofge halte en daarenboven nog een premie van f 200,(of van f 250,dat herinner ik me niet meer precies) per H.A. voor het scheuren van grasland, omdat daarin een groote stik stofrijkdom aanwezig is, vooral wanneer het oude grasland op zware, derhalve oude klei grond betreft. Het mij hebben zeer velen het ten zeerste betreurd dat toen zoowel voor de stimuleering van koolzaadverbouw als van aardappelteelt geen scheurplicht is opgelegd. Zou men daartoe willicht dit jaar besluiten? Nog beter echter zijn nieuwe polders, aan de zee, of aan de rivieren, dus met jonge klei en dan ook meer vooral zeeklei gronden met een goede ontwatering dus goede structuur (geen z.g. knik en geen roodoorn), die in een goeden bemestingstoestand verkeeren. Van Groningen zijn van het Noorden naar het Zuiden de Noordelijkste zavelgronden niet bij uitstek geschiet, omdat deze te veel zand bevatten (sommige hebben minder dan 10% klei), doch zeer geschikt de ten zui den daarvan liggende z.g. Centrale bouw- streek en de Centrale weidesbreek (het oer oude „Blockflurgebied dat „hnenter en twen ter" door elkaar ligt, doordat het ver voor 't jaar nul reeds in gebruik is gènomen, toen meen nog geen waarde hechtte aan landbe zit en men, o, luilekkerland! net zooveel land voor niemendal kon krijgen els men maar begeerde m.its men maar rr.ac.ht en kracht genoeg had om het later genoegzaam tegen roovers zelf te kunnen verdedigen) er. het z g. „lutje Oldambt" een verkeerde beraming voor „klei-Oldambt" ten zuiden van Delfzijl, doch vooral in betrekkelijk nieuwe Dollardpolders, die een zeer bijzondere samenstelling hebben, in tal van opzichten afwijkend van andere zeekleigebieden, doch zeer bijzonder geschikt zijn gebleken voor den verbotrw van kool zaad ongeveer met een ruime opbrengst on zwaar van gewicht. Het bewijs voor dit laatste is vroeger gele verd. In 1743 werd de KroonpoLder door de Stad Groningen toegepolderd. Kosten ruim 8 ton. Geen bezwaar, al was dat een reusachtige som voor dien tijd, want dadelijk na het ont- zouten der gronden werd er in Juli 1743 kool zaad gezaaid in den geheelen polder. Het kwam best door den winter en leek schitte rend en het voldeed prachtig aan de ver wachtingen. De in de stad Groningen te be dingen prijs voor het zaad was Heeren Bor- gemeesters en Raad niet hoog genoeg en der halve werd besloten het zaad een zeer verre reis te doen-maken naar de graanbeurzen te ^Jtotterdam en Amsterdam en na aftrek der zaai-, bewerkings-, toez-ichts-, oogst-, vervoer en verkoopkosten o.a. voor de niet goedkoope makelaars in de genoemde groote Holland- sche steden bleek de stad een netto-opbrengst te hebben van meer dan 8 ton, zoodat de geheele polder meer dan vrij werd. Dit reusachtig gunstig resultaat deed de vroe de vaderen in de Stad zelfs besluiten om het volgend jaar het groote risico te nemen weer koolzaad te verbouwen en zelfs zonder eenige bemesting, pus koolzaad na koolzaad. De pas verschenen en zeer praktische en mooi uit gevoerde Dr. Staring's Landbouw-Almanak van 1942 schrijft daaromtrent: „Koolzaad na koolzaad komt in nieuwe polders wel eens voor" (inderdaad kwam dit voor, geachte Redactie, althans in de Dollardpolders); dik wijls is het bezwaar dat de ziekten er sterk door toenemen; niet zelden in den tweeden oogst gering". In 1744'45 was de tweede oogst in de Kroonpolder aan de Dollard ech ter verre van gering, zij het niet zoo groot als het jaar tevoren, doch zij was toch nog zóó winstgevend, dat de Stedelijke Regeering een nieuw groot risico op zich nam, door in de „Hondsdagen:" van 1845 na het ontbloo- ten van den koolzaadstoppel niet eens weer koolzaad te zaaien doch Gods water over Gods Akker te laten loopen door het z.g. op slag, dus het bij het zichten en oogsten e- loor gegane zaad, te laten ontkiemen met het vergezellende nokruid en warempel, de Go den waren meer met Gruno's veste, want weer kreeg men een ruim beschot en datzelf de kunstje is nog een of meenttere keeren uitgehaald met naar omstandigheden zeer gunstige resultaten. Wat zal daar in die ja ren in die mooie, ruime, eenzame polderwe reld een feest zijn gevierd! Koolzaad is dus van nature evenals alle koolsoorten een kleiproduct, doch in deze vet arme jaren had men niet zoo kieskeurig en vooral niet zoo conservatief moeten zijn n de keuze van grondsoorten voor den verbouw van dit ongeveer 45% zegge en schrijve miet minder dan 45%, dus ongeveer de helft oliehoudend product. Bij een gemiddelden oogst per hectare van 2000 kg. wint men dus reeds ongeveer 800 kg. olie, terwijl een oogst van 40 H.L. ad 70 kg. per H.L. heele- maal geen zeldzaamheid is Volgens den reeds genoemden Landbouw-Al manak is de gemiddelde opbrengst per ha. 30 tot 50 H.L. en het gewicht per H.L. 60 tot 71 kg., erwijl de hoeveelheid zaaizaad, noodig voor het zaaien met de hand slechts 0.2 tot 0.25 H.L. bedraagt en voor het zaaien op rijen, dus met de machine slechts 10 L.. alles per H.A. Dit zaaien geschiedt van half Augustus tot half September en dan liefst zoo vroeg mo gelijk, omda det planten voldoende ontwik keld moeten zijn om door een eenigszins strengen winter te kunnen komen. Ik reisde onlangs in de eerste dagen van Zomermaand per spoor van Groningen naar Appingedam en ik zag vanuit den trein links en rechts slechts hier en daar een stuk geelbloeiend koolzaad. Nu is er ook witbloei end koolzaad, doch ik heb daarvan alleen bij name gehoord, zoodat ik mij daarom trent absoluut geen illusies heb gemaakt. Daarna ben ik gefietst over Delfzijl en het Klei-Oldambt, Farmsum, Heveskes, Weiwerd, Oterdum) Wagenborgen en 't Waar naar Nieuwolde en tot mijn spijt heb ik aldaar geen enkel stuk gezien, evenmin als op mijn verderen tocht door Oostwolderhamrik, Fin- sterwolder- en Reiderwolderpolder, Drieborg, Finsterwblde, Nieuw-Beerta, Beerta, Scheem- da, Winschoten, Blijham, Bellingwolde, Oude en Nieuweschans en Ulsda, dus, zeg maar in zoowat het geheele Oldambt. Mijn gastheer te Nieuwolde, de heer Hinderk Vos, Boerenleider van De Landstand, vertelde me, dat 80% van het in 1941 uitgezaaide kool zaad den vorigen strengen winter niet heeft doorstaan en in dit voorjaar nolens volens (tegen wil en dank), dus in spijt van de royale medwerking van alle kleiboeren voor het slagen van den productieslag van Dr. F. E. Posthuma moest worden omgeploegd om grootendeels te worden vervangen door blauw- maanzaad. Ik geloof dat deze energieke boe renleider in het voor een boer schitterend kleidorp Nieuwolde met zijn 80% veel te op timistisch is geweest en vermoedelijk nog is, want naar mijn ervaring moet dit minstens 90% en misschien nog meer zijn. Jammer, doodjammer is dat voor de vetvoor- ziening van ons land. Wij kunr<— dat zaad dit jaar en vooral in dit jaar, al wordt daarin naar het schijnt de oorlog voor een groot deel beslist, zoo ontzettend noode missen, want had onze regeering haar zip gekregen - 40.000 ha. bezaaid met koolzaad en dat moet er natuur lijk bij gezegd worden, bij gunstige overwin tering - dan had ons land de beschikking ge kregen over ongeveer een derde van de grond stoffen benoodigd voor de productie van de vóór den tegenwoordigen wereldoorlog in ons land verbruikte margarine. En dat zegt heel wat bij de thans gedistribueerde hoeveelhe den vet. Nu was naar mijn oordeel in den herfst van het vorige jaar die 40.000 ha. koolzaad op geen stukken na bereikt, zelfs niet voor een even redig deel op de daarvoor goed geschikte klei gronden in Groningen, het Noorden van Fries land, Wieringermeerpolder, West-Friesland, de Betuwe en de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche eilanden. Want mijn ervaring is, datvde bewerkers van onze goede zandgronden, die niet zuur en voldoende vochthoudend zijn voor koolver- bouw en op veengronden, welke 's winters niet te vochtig worden, ons wat te veel „kool hebben gestoofd" door niet voldoende oud grasland voor den verbouw van koolzaad te hebben gescheurd. Dat is zeer te betreuren, want mij bleek, dat alle gewassen op de goede zandgronden veel beter door den winter zijn gekomen dan zelfs op de beste kleigronden, denkelijk door de grootere droogte van deze zandgronden. Men heeft dit voorjaar dus voor koolzaad de stikstofbemesting van 100 tot 150 kg. per ha. bespaard. Vroeger liet men den voor koolzaadverbouw bestemden grond een zomer braak liggen en ettelijke malen werd dan geploegd om der wille van de biologische werking van zon, re gen en lucht. Ook werd veelal gezaaid tusschen paarde- boonen, die op rijen om de 4e, 5e of 6e voor werden gezaaid om de tusschenstrooken te voren te kunnen „braken" oftewel „zomer- valgen". Paardeboonen geven echter een dicht gewas en daarom paste men in later jaren deze bouwmethode toe met behulp van de meer ijle en vroeger rijpe z.g. Waalsche boonen of tuinboonen, ook wel groote boonen genaamd. Eveneens deed men dit, o.a. volgens den rijkslandbouwconsulent voor Groningen, Ir. P. G. Meijers in het Groninger Landbouw blad (zie De Landstand van Vrijdag 19 Zo mermaand j.l. voor Groningen) met de z.g. twijfelaars en met wier- en duiveboonen. Dit werd toegepast op de Proef boerderijde mooie Jacob Sykensheert te Nieuw-Beerta, alwaar op 21 Juli 1940 werd gezaaid. Vooral dit jaar, nu de boonenoogst zeer te lijden heeft gehad van het overmatig droge weer, lijkt dit een zeer aanbevelenswaardige methode. Koolzaad behoort tot de z.g. kruisbloemigen ven heet volgens Linnaeus Brassica Nopus, var. Oleifera (dat riekt reeds naar olie!). Linnaeus, wiens naam eigenlijk Carl von Lin- né was, geboren 1707 te Rashult' in Zweden als dominé'szoon, eerst theologisch student, doch reeds op 23-jarigen leeftijd opvolger van. professor Rudbeckia (denk aan de bloem Rudbeckia) in de botanie heeft door zijn wer ken Septema naturae (1735), Species planta- rum (1753) en Philosophia botanica (1751) een dubbel naam gegeven aan alle hem be kende planten. Na zijn dood in 1758 te Up- sala (Zweden) is dit systeem naar hem ge noemd, terwijl zijn belangrijke plantenverza- meling bewaard wordt te Londen door de Linneon-Society. (Slot volgt). Amersfoort, J. D. Bruining. Hooimaand 1942.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 11