Voeder winning
Je Jaargang AFo. 28
Vrijdag 17 Juli 1942
<1*1
maar de puntjes op de i
zetten
Hoe te komen tot meer en beter voer
'xwvcUiarui
IN de moeilijke tijden waarin wij leven heeft op
zijn beurt ieder onzer wel eens behoefte om
zijn hart uit te storten en wat er dan los komt is
van zeer verschillenden aard. Maar het samenvat
tende met één woord kunnen wij zeggen: klachten.
Het zijn klachten over de moeilijkheden om het
land gereed te maken, klachten over de moeilijk
heden om hier of daar het gewas eens even te
helpen, klachten over de moeilijkheden om het
land schoon te houden, klachten over de bezwaren
om den oogst en dan met name den aard
appeloogst binnen te krijgen. En als deze klach
ten dan nog niet voldoende waren, klachten over
de ons opgelegde plichten en bij deze weer in
het bijzonder klachten over de veelevering.
Meen nu niet, dat ik de bezwaren niet inzie en
meen ook niet dat ik niet kan begrijpen dat men
klaagt, maar ik vraag mij wel telkens weder af:
wat helpt dat klagen? U zelf niet, ons met el
kander als boeren niet en de gemeenschap niet.
Geeft het voor een oogenblik eens wat lucht,
welnu, klaag dan maar eens, maar niet lang en
blijf er vooral niet bij staan.
Waar ieder onzer en waar wij als landbouwgroep
en waar de gemeenschap belang bij heeft is, dat
wij, wat wij met een mooi woord noemen: de
puntjes op de i zetten. Alles wat wij doen, moe
ten wij dikwijls doen met onvoldoende hulpmid
delen, maar dat neemt niet weg dat wij het werk
wat wij doen hebben af te maken.
Vergeet bij de I het puntje niet, want deze letter
zou onvolkomen zijn als die punt er niet opgezet
was.
Zoo is het met ons werk op het oogenblik ook.
Natuurlijk hindert het ons, dat wij het niet zoo goed
kunnen doen als wij het vroeger gewoon waren,
dat wij zelfs zoo voor en na er wel eens wat van
moeten maken, maar ook in dit laatste geval moe
ten wij nog altijd weder zorgen, dat, wat wij er
van kunnen maken af Is. Zoo goed mogelijk dus
het land bestellen, zoo goed mogelijk met den be
schikbaren mest, hetzij met een beetje kunstmest,
hetzij met natuurlijken mest, die in ons bedrijf valt,
het land bemesten.
Meer nog dan vroeger zorgen voor schoon land
en dus meer nog dan vroeger alles wat onkruid is
en dus van het land mede eet verwijderen. Het
oogsten zoo doen dat wij ons nooit behoeven af
te vragen: is hierbij ook iets niet gedaan wat nog
had kunnen worden gedaan?
En wat het weidebedrijf betreft wordt misschien
nog meer inspanning van ons gevraagd. Uit de
weide halen wat er uit te haien is. Zoowel als gras
ais hooi en als kuilvoer en dan dit voedsel voor
*>©ns rundvee nog zooveel mogelijk met gewassen
van den akker aanvullen. Er komen doen wij niet,
maar waar het op het oogenblik op aan komt dat
is: zoo weinicf mogelijk afwijken van hetgeen wij
vroeger konden bereiken. Inspanning na inspan
ning, het is het eenigste wat er tegenwoordig voor
den bodembewerker en den bodemgebruiker is
weggelegd. Naarmate onze eigen Nederlandsche
grond meer opbrengt schiet er voor het Neder
landsche Volk meer over. leder, die het U anders
vertelt, tracht U van den goeden weg te brengen.
Het is niet de eerste maal dat ik het zeg en mis
schien ook niet de laatste, maar ik wil het toch
nog eens goed duidelijk zeggen: alleen als wij
zelf alles gedaan hebben wat wij konden doen om
in het akkerbouwbedrijf en in het veeteeltbedrijf
voort te brengen wat wij maar konden voortbren
gen hebben wij recht van spreken. Nogmaals, de
genen die U dat anders vertellen trachten U op den
verkeerden weg te brengen.
Nu nog tenslotte een enkel woord over hetgeen
ons volk dreigt te vernietigen: de zwarte handel.
Ik hoorde dezer dagen van een pont over een on
zer rivieren, niet een van de grootste, waar op
een dag tienduizend personen overgezet moesten
worden, allen op weg om wat te halen. Ik kreeg
het verhaal van iemand van het boerenland en
maakte de opmerking: op deze wijze wordt de dis
tributie totaal in de war gestuurd. Waarop prompt
het gewone antwoord kwam: als je eten moet
hebben dan moet je het toch maar gaan halen en
waarop mijn wederantwoord kwam: alleen zij, die
over geld beschikken kunnen op deze wijze hun
voedsel halèn maar de groote massa heeft dat
geld niet en hun aandeel in het voedsel waarop zij,
als Nederlandsch volksgenoot even goed recht
heeft als ieder ander krijgt zij door dezen zwarten
handel niet. Ik geloof dat ik mijn verteller over
tuigde, ik hoop het althans en ik wilde wel dat ik
iederen boer en lederen tuinder ervan kon door
dringen, dat, als zij er Inderdaad prijs op stellen
Nederlander te blijven zij te vuur en te zwaard den
zwarten handel moeten bestrijden. Het gevolg van
dezen zwarten handel is niet alleen dezen zomer,
maar ook in den komenden winter een dusdanig
verschil In het beschikbaar hebben van voedsel,
dat er geen Nederland zal blijven met een geor
dend volk. En dit is de eerste en de laatste voor
waarde om Nederlander te blijven en Nederland
te behouden.
Nadat ik had geschreven over de reis die ik heb
gemaakt en mij heb gewend tot de niet-mede-
werkenden en de laatste maal tot de wél-
medewerkenden onder de titel: Praten,
heb ik tot beiden nog iets te zeggen.
Als wij een vraagstuk bekijken, onverschillig op
welk gebied, dan mogen wij er alleen over gaan
spreken als wij het vraagstuk begrijpen en over
voldoende kennis beschikken om over den inhoud
daarvan te oordeelen. Bij ieder vraagstuk :s
het mogelijk om er iets goeds van te zeggen of
iets slechts. In vroeger tijden, toen menschen van
mijn leeftijd nog kinderen waren en ook later, toen
zij al tot volwassenen waren opgegroeid werd ons
altijd gezegd: Al ben je het met een of andere
meening niet eens, je moet die meening toch eer
biedigen.
In later jaren en met name in de laatste jaren en
in misschien nog sterker mate in den tegenwoor-
digen tijd is dat anders. Ik laat dit verschijnsel, wat
ik als een ziekteverschijnsel beschouw, ditmaal
rusten, maar ik wil aan beide groepen van perso
nen dit goed op het hart drukken dat het mooi is
als men een vraagstuk zakelijk kan beoordeelen,
doch dat dit niet het hoogste is wat men in de
praktijk mag vragen. Als ik iets wil doen dan moet
dat inderdaad geschieden met kennis van zaken,
maar beslissend voor mijn resultaat zal zijn: de
geest waarin ik mijn werk doe. Blijf ik bij het zake
lijke staan en heb ik geen oog voor hetgeen dit
zakelijke moet bezielen: de geest, dan ben ik een
arme stumperd.
En nu speciaal voor de wei-medewerkenden:
Houdt den goeden geest van den nieuwen tijd
hoog!
DEELDEN we in het vorige artikeltje van
deze serie iets mede over de algemeen
op het zand verbouwde stoppelgewassen als
mergkool, knollen en spurrie, nu willen we
de aandacht nog eens vestigen op enkele an-
derere groenvoedergewassen.
Sommige zullen nog gezaaid kunnen
worden als stoppelgewas na den a.s.
oogst van het hoofdgewas, andere zal men als
ondervrucht al eerder gezaaid moeten hebben.
De zaken, die dezer zomer niet meer uitge
voerd kunnen worden, houde men eens in ge
dachten voor het volgent! jaar. Daar de om
standigheden verre van normaal zijn, zullen
zich bij de teelt van de hierna genoemde ge
wassen moeilijkheden voordoen, wat betreft
de bemesting en vooral ook de zaaizaadvoor
ziening. Maar met goeden wil en gezond ver
stand zal de practische boer nog veel tot
stand kunnen brengen en zich door de om
standigheden niet geheel uit het veld laten
slaan.
Enkele mogelijkheden willen we onder uw
aandacht brengen.
Ie. Voederwikken, om in het najaar te voe
ren of te kuilen. Kan men nog zaaizaad be
komen en ziet men niet op tegen de zeer
hoogen prijs, dien het wikkenzaad momenteel
heeft, dan kan men in de vroegen rogge- of
gërststoppel of na vroege aardappelen wel
voederwikken telen als stoppelgewas. Op de
goede zandgronden niet te hoog en droog
en niet te zuur zullen de wikken met suc
ces geteeld kunnen worden.
We zaaien de wikken met b.v. haver als
steungewas. Per bunder is noodig 100 kg wik
kenzaad en 60 kg b.v. Adelaarfoaver. Volgens
de Rassenlijst 1942 zijn de Negro-wikken wel
het meest aanbevelenswaardig.
Een voordeel is, dat bij deze teelt geen stik
stof noodig is, daar de wikken als vlinder-