Heemkunde? r En waarom Het Rijksbureau voor de' Voedselvoorziening maakt bekend; Veevoedernormen voor de periode van 12 Juli tot 8 Augustus 1942 Haar beteekenis voor ons Vill (door W. E. M. Eggink) Tot de beide vragen: waz mag en wat kan, heeft het platteland een bijzondere geaardheid. Het platteland voelt zich af hankelijk van zijn Schepper en van juist zijn stukje grond in den van dien Schep per gekregen bodem. Daarom is het$ plat teland de drager der cïiltuur en bewaart het platteland de volksdeugden. Daarvan is het platteland zich echter maar nau welijks meer bewust: er was cultuurcrisis, cultuurnood en cultuurverwarring. Daar om is onze eerste taak in dezen nieuwen tijd: de scholing en de vorming van het platteland tot bewusten plattelands arbeid en daarnaast dient de stad eveneens be wust gemaakt te worden van haar waar den en aldus gevormd en geschoold tot haar bewusten arbeid. Want men zegge niet, dat de stad haar verdiensten niet zou hebben. En daarom is er stadscultuur en plattelandscultuur, want, waar cultuur zijn doel bereikt hebbenden arbeid is, daar blijkt, dat cultuur met arbeid samen hangt. En zal er dus stadscultuur zijn, zoolang er stedelijk-industriëele arbeid is, en plattelandscultuur, zoolang er land arbeid blijft. Doch de bewuste dragers dezer cidturen kunnen in organische sa menwerking de beste elementen uit beide tot heil van heel het volk verheffen tot volkscultuur. De volksgemeenschap be rustte immers op den gezamenlijken ar beid van de volksgenooten? En daarom kan binnen die volksgemeenschap volks cultuur ontstaan, doch zij wordt gedragen door plattelandscultuur en stadscultuur. Die eveneens ontstaan kunnen, doch wij zeggen het met allen nadruk nog eens niet in elkaar geflanst kunnen worden. Men kan niet aan cultuur doen. Men kan wel doelbewust arbeiden, dat wil zeggen: altijd kritisch zijn, bij alles, wat men doet aanleggende de beide maatstaven voor alle ware cultuur: mag dit wel? en kan dit wel? En stellende die beide levens vragen, mag men dan ook vertrouwen, dat ware cultuur ontstaat. Naast 's menschen godsdienstige overtui ging, die hem tenslotte antwoord geeft op de vraag: wat mag?, heeft een mensch kennis van zichzelf, van het eigene, noo- dig, wil hij ook de vraag kunnen beant woorden: en wat mag ik?, wat kan ik?, wat zijn mijn talenten, welke is de plaats, waarop ik sta? Dat de plattelander hier toe bijzonder geaard is, zoodat de platte lander uiteindelijk toch de drager der cul tuur is, zagen wij reeds; doch dat ken nis van het eigene voor ieder, die, door bewust te arbeiden zijn leven aan het groote plan, dat zijn Schepper ook met zijn leven heeft, wil laten beantwoorden, dus ware cultuur wil bevorderen, geboden is, dat wordt uit dit alles tevens duide lijk. En daarmee is nogmaals de vraag beantwoord: waarom heemkunde? N.l. hierom, opdat door kennis van het eigene een ieder bewust van eigen mogelijkhe den, die de plaats, waarop hij staat, hem biedt, als bewuste arbeider in de volksge meenschap, die volksgemeenschap zal ver stevigen en ware volkscultuur zal bevor deren. En dat behoeft geen eenheidssaus te wor den; zoo goed als er stedelijke en lande lijke cultuur is, zoo goed is er b.v. Frie- sche, Frankische en Saksische cultuur. Want het heem hing met de sibbe samen en een volk is samengesteld uit vele ver schillende sibben, die samen als stam- boomen b.v. de Friesche wouden bevol ken, enz. enz., en daardoor het eigen ka rakter aan een streek of een gouw, maar soms ook wel aan een buurtschap of één bepaald dorp of stadje verleenen. En nu mag men van de volksgenooten verlangen, dat zij in de eerste plaats door middel van de bijzondere heemkunde, de volks kunde en de sïbbekunde daarbij inbegre pen, het eigène van eigen gouw, streek, dorp of buurt, leeren kennen, doch in de tweede plaats ook door de algemeene heemkunde tenminste bekend zijn met de hoofdzaken, d.w.z. met de kenmerkende eigenschappen, van heel het door hun volksgemeenschap bewoonde heem, n.l. het vaderland. Want de ware volksgemeenschap en de ware volkscultuur berustten zagen we op den gemeenschappelijken arbeid der volksgenooten, die zich bewust waren van de eischen, die die arbeid hun stelde. (Wordt vervolgd) Instelling van de bedrijfsorganisatie voor pluimvee en eieren De opbouw van de organisatie van de voed selvoorziening op grond van het Organisatie- besluit Voedselvoorziening 1941 is weder een schrede gevorderd. Nadat reeds waren inge steld de Bedrijfsorganisaties voor Vee en Vleesch, voor Zuivel, Margarine, Vetten en Oliën en voor Akkerbouwproducten met daar onder ressorteerende Onderbedrijfsorganisa ties, is thans met ingang van 15 Juli door den Secretaris-Generaal van het Departe ment van Landbouw en Visscherij ingesteld de Bedrijfsorganisatie voor Pluimvee en Eie ren, gevestigd te De Bildt (U.). Deze Bedrijfs organisatie zal geleidelijk de werkzaamheden overnemen van de Nederlandsche Centrale voor Eieren en Pluimvee. Het gebied der voedselvoorziening, waarvoor deze organisatie is ingesteld, omvat de pluim veeteelt, de teelt van voor de voedselvoor ziening in tammen staat gehouden dieren, die gewoonlijk in het vrije veld leven, met inbegrip van duiven en bijen, den afzet van, den handel in en de be- en verwerking van deze dieren, van slachtgevogelte en gedood wild en van eieren en eiproducten. Aan de Bedrijfsorganisatie voor Pluimvee en Eieren is, evenals aan de reeds eerder inge stelde Bedrijfsorganisaties en Onderbedrijfs organisaties, als publiekrechtelijke lichaam in den zin van artikel 152 van de Grondwet, verordenende bevoegdheid toegekend. Bij de werkzaamheden dezer organisatie zullen de door de Organisatie-Commissie voor het Be drijfsleven ingestelde of nog in te stellen bedrijfsgroepen, onderbedrijfsgroepen, vak groepen en ondervakgroepen worden inge schakeld. Ieder, die werkzaam is op het ge bied, dat de nieuwe Bedrijfsorganisatie be strijkt, zal tot deze organisatie behooren. Samenstelling, inrichting en bevoegdheid der Bedrijfsorganisatie zijn geregeld in een Re- glement, dat bij de beschikking, waarbij zij werd Ingesteld, is gevoegd en dat is gepubli ceerd in de Staatscourant van 14 Juli 1942. Hangende de totstandkoming van vakgroepen en ondervakgroepen van handel en industrie op het gebied van de Bedrijfsorganisatie voor Pluimvee en Eieren, zal als bestuur optreden de Commissie ter voorbereiding van deze or ganisatie, ingesteld bij de Nederlandsche Centrale voor Eieren en Pluimvee. Aan de Bedrijfsorganisatie zal verbonden zijn een Pluimvee- en Eieren Aankoopbureau, dat belast is met eventueele commercieele transacties en rechtstreeks onder toezicht staat van den Directeur-Generaal van de Voedselvoorziening. In hoofdzaak zal deze taak bestaan in het aan- en verkoopen, op slaan en be- en verwerken van de tot het ge bied van de Bedrijfsorganisatie behoorende producten. Het Reglement van dit Aankoop bureau. is eveneens bij de beschikking gevoegd. Levering van nuehlere kalveren De Bedrijfsorganisatie voor Vee en Vleesch maakt bekend, dat met ingang van 11 Juli a.s. geen nuchtere kalveren meer kunnen worden geleverd aan: N.V. v/h van Dam Co., Leek; Friesche Coöperatieve Exportslach terij, Akkrum; Firma J. T. Dijkstra, Woivega; Firma F. Feenstra, Dokkum; Firma J. P. Smilde, Harlingen; Exportslachterij üdema, Gieten; W. K. Walthuis, Emmen; N.V. Drent- sche Exportslachterij, Assen; Firma Denge- riBk, Meppel; Firma Ant. Hunink, Deventer; Firma Meester, Wijhe; Firma L. J. P. Stege- man, Deventer; Firma G. Hunink, Wijhe; N.V. J. A. Zendijk Zn., Twello; Firma Lint horst, Wilp; N.V. Gevato's Vleeschwarenfa- briek, Driebergen; N.V. Uithoomsche Bacon- fabrieken, Uithoorn; Firma Lunenburg de Zeeuw, Woerden; Firma Stout Boer, Nieu- werkerlc a/d IJssel; N.V. Hartog's Fabrieken, Oss; N.V. Zwanenberg's Fabrieken, Oss; Fir ma Saarloos, Dinteloord; N.V. Export Cen trale v. d. N.C.B., Boxtel; N.V. Sachtveecen- trale v. d. LL.T.B. „Limco", Weert; Firma Gebrs. Barten, Sliedrecht; Firma Barten, Ameide. Tevens vestigt zij er de aandacht op dat de levering van nuchtere kalveren aan de firma A. Booy te Alkmaar met ingang van- 4 Juli jX is stopgezet. Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd maakt bekend, dat voor de periode van 12 Juli8 Augustus 1942 volgens onderstaande normen krachtvoedertoewijzin- gen zullen plaats hebben. Rundvee. Behoudens de uitzonderingsgevallen, dat op advies van den Provincialen Voedselcommis- saris voer dekstieren van fokvereenigingen en stierhouderijen een toewijzing wordt verstrekt, komt voor deze periode geen categorie van het rundvee voor een krachtvoedertoewijzing in aanmerking. Paarden. Per dier p. 4 w. Werkpaarden, 3 jaar en ouder, niet tot een der vol gende categorieën behoo rende, op bedrijven met 0 10 pet. bouwland nihil; werkpaarden, 3 jaar en ouder, niet tot een der vol gende categorieën behoo rende, op bedrijven met meer dan 10 pet. bouwland 28 kg mengvoeder voor paarden; werkpaarden van 1 Vi3 jaar, niet tot een der vol gende categorieën behoo rende, op bedrijven met 0 10 pet. bouwland nihil; werkpaarden van 1Yz3 jaar, niet tot een der vol gende categorieën behoo rende, op bedrijven met meer dan 10 pet. bouwland 28 kg mengvoeder voor paarden; stalhouderspaarden max. 112 kg; paarden van de bereden politie max. 112kg; venterpaarden max. 56 kg; sleeperspaarden max. 140 kg; melkrij derspaarden max.. 84 kg. Bij wijze van uitzondering kunnen de toe wijzingen voor stalhouderspaarden en voor paarden van de bereden politie tot max. 126 kg per dier per periode, die voor sleepers- paarden tot max. 168 kg per dier per periode worden verhoogd; zulks echter alleen wan neer door de paarden van deze categorieën zeer zware arbeid wordt verricht. Per dier p. 4 w. Jonge paarden van 13 jaar (geen hengsten};welke niet als werkpaarden wor den gebruikt, nihil; veulens beneden 1 jaar nihil; hengsten van 13 jaar nihil; hengsten boven 3 jaar max. 84kg. VaTkems. Biggen tot 30 kg varkens van 3040 kg niet tot een varkens van 4060 kg der volgende nihil; varkens van 6095 kg categorieën 1 varkens van 95110 kg behoorende, mestvarkens boven 110 kg) fokzeugen bij de biggen 15 kg fokzeugen minstens 3 maanden drachtig 15 kg andere fokzeugen 10 kg grintzemelen. stamboekdekbeeren 30 kg voeder Z. sterzeugen 20 kg Voor stamboekzeugen en boventallige fokvar- kens, welke het eigendom zijn van stam boekfokkers, die reeds vóór 1 Januari 1941 lid waren van een erkend varkensstamboek, gelden de volgende normen: Per dier p. 4 w. stamboekzeugen 20 kg boventallige fokvarkens 10 kg grint-zemelenvoeder Z. Voor varkens van de laatstgenoemde cate gorieën wordt alleen voeder verstrekt, indien tot het. houden er van vergunning is ver leed. Schapen. Voor schapen wordt voor deze periode geen voeder verstrekt. Geiten. Per dier p. 4 w. Geiten, geboren in 1941 of vroeger, nihil; dekbokken nihil; geitenlamjmeren, geboren in 1942 nihil.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 10