Waertoe veel woorden?
laet de daet het vonnis
uiten.
Vondel
dezen met eenlg verwijt aan te komen, waar de
groentevoorziening immers tijdelijk Iets te wen-
schen overliet. Ook dat zou echter ongemoti
veerd zijn.
De iuinder en zijn opgaven
Ook den tuinder zijn zware opgaven
gesteld en ook hij is ondanks de veel grootere
kunstmatigheid in zijn bedrijf niet opgewassen te
gen de ongunst der natuur. Dat zware sneeuwval
en pooltemperatuur zijn vroege cultures deden
mislukken en dat door een en ander de aansluiting
tusschen de opvolgende groenteperioden niet ge
heel vlot vérliep, is iets waarvoor den tuinder geen
verwijt treft. Integendeel. Wil men tuinbouw en
tuinder beoordeelen, dan diene men alle bezwaren
te kenneh en daarnaast het bereikte te stellen.
Daarbij valt dan te bedenken, dat de groentecon
sumptie in deze tijden, waarin alles behalve juist
de groente op de bon is, het dubbele en meer
bedraagt dan normaal! Men zou de vraag dienen te
stellen, waar de tuinder nog de producten van
daan haalt om aan deze kolossaal gestegen vraag
te voldoen. Het antwoord zou luiden: ook de tuin
der heeft aangepakt, een enkele saboteur daarge
laten, die naar ik hoop zijn straf niet zal ontgaan
en bovendien ernstig en blijvend zelfverwijt zal tref
fen. De tuinder heeft in de eerste plaats zijn pro
ductie uitgebreid door zich te geven aan een zoo
intensief mogelijke teelt. Daarbij komt vooral ook
een woord van lof toe aan de telers van kasbloe
men, die onder zachten drang bereid bleken om
50 pet. van hun bloementeelt om te zetten in
groentenverbouw, 'n daad, die men moet beoordee
len In de wetenschap, dat groentenverbouw en bloe
menteelt op geheel verschillende bedrijven wor
den uitgeoefend, terwijl deze tuinders over en
weer van het vak van hun collega geen verstand
hebben.
Voor de beoordeeling van den inzet van den tuin?
bouw is ook noodig te weten, dat van 1941 op 1942
de teelt van fruit onder glas, warmoezerijgewassen
en vroege aardappelen is uitgebreid met meer
dan 25 pet. van de oppervlakte!
De tuinbouwprestatie reikt echter verder. De taak
van de Directie van den Landbouw bestaat o.m. in
het leiden van de voortbrenging van alle agra
rische producten. Daarbij bleef die leiding ten aan
zien van den tuinbouw niet beperkt tot de tuin
ders, maar strekten de bemoeiingen zich ook uit
tot anderen. Zoo werd bereikt dat de gemeenten
een groote oppervlakte parken en plantsoenen be
stemden voor de teelt van voedingsgewassen, ter-,
wijl daartoe ook andere gemeentegronden werden
benut, deels voor volkstuinen, zoodat op die wijze
vele honderden hectaren voor de voedselvoorzie
ning werden gewonnen. Een ieder, die thans onze
groote steden en vooral de buitenwijken en om
geving daarvan doorkruist, zal kunnen opmerken,
dat op vele plaatsen aardappelen en boonen een
niet minder schoone stoffeering geven dan voor
heen het gras, terwijl de stand der gewassen en
de daaraan door bewerkers en burgerij besteede
zorg het beste doet hopen voor den oogst. Ten
slotte zouden we tekort schieten als we naast deze
medewerking der stedelijke besturen niet zouden
memoreeren het werken in deze richting van de
volkstuinders, die de voedselproductie in thans ze
ker een paar honderdduizend tuinen krachtig heb
ben aangevat. Ook de tuinder deed onder de hem
gestelde leiding zijn plicht, hetgeen de burgerij
dan ook moge bedenken als de groenteboer eens
niet juist datgene in voorraad heeft, wat we zoo
gaarne zouden consumeeren.
Voor den tuinder zelf ligt in deze ontwikkeling een
goede factor: met de vernietiging van zijn product
is het uit. De afzet is verzekerd! En als hij natuur
lijk nog vele yyenschen heeft ten aanzien van zijn
bedrijf en resultaten dan moge ook hij, gelijk den
veehouder bedenken, dat indien we met elkaar de
zen tijd in taaie volharding doorstaan, er na dien
een grootschc toekomst daagt waarbij de hoog
staande Nederlandsche tuinbouw met zijn deskun
digen, ijverigen tuindersstand in ons zoo geschikt
tuinbouwklimaat en op den zoo dankbaren bodem,
in het wordende Europa een plaats kan verwerven
als nooit tevoren.
Misschien wel de grootste opgave voor Neer-
lands boerenstand en in dit verband voor de Direc
tie van den Landbouw was het uitbreiden der pro
ductie van akker- en weidebouw. Hier vooral dreig
de de barre winter de zaak te bederven, terwijl
materiaalgebrek en tekort aan kunstmest de moge
lijkheden verkleinden. Het grootste project was hier
bij wel het scheurplan 19411942. Natuurlijk zou
daarbij een gedeeltelijke afbraak van de veehouderij
het gevolg zijn. De in het begin dezer inleiding
behandelde inkrimping der veehouderij dient men
dus vooral ook te zien mede als gevolg van het
omleggen van grasland in bouwland. Deze gevol
gen werden echter zooveel mogelijk ondervangen
door uitbreiding van het productievermogen uit
het overgebleven grasland door verdere uitbrei
ding te geven aan het aantal grasdrooginstallaties
die thans onzen veeboeren bij tientallen ten dien
ste staan, daargesteld met belangrijke subsidies
van, en werkend onder toezicht van de Directie
van den Landbouw. Voor dit grasdrogen kan zelfs
eenige stikstofkunstmest beschikbaar worden ge
steld. Als gevolg hiervan gingen honderden boe
ren den winter zonder voederzorgen tegemoet en
kunnen thans nog meerdere veehouders ervoor
zorgen, dat het hun dieren in den komenden win
ter ook aan krachtvoer niet zal ontbreken.
Op dezelfde wijze hielp de Overheid de veehou
ders in hun bedrijfsmoeilijkheden door ook weer
met subsidies te bevorderen, dat de conserveering
van gras en de bewaring der gier werd verbeterd.
Door de ingestelde subsidieregeling werd bereikt
dat het aantal silo's sinds Augustus 1940 en tevens
de inhoud daarvan meer dan 'verdubbeld werd.
Tevens werden daarbij eenige duizenden gierkel-
ders, met een inhoud van vele tienduizenden ku
bieke meters gebouwd ondanks het gebrek aan
bouwmateriaal. Van de hiervoor gevoerde, ons
werk ondersteunende propaganda der commissie
Dr. Pösthuma en van .den Nederlandschen Land
stand, gewagen we hierbij met dankbaarheid.
Hei scheuren van grasland
Hét groote plan was evenwel het scheuren, het
voorgenomen in bouwland omleggen van plm.
100.000 ha grasland. Thans deze opgave overzien
de is het bijna te mooi om het vast te stellen, hoe
waar het ook is: de opgave is uitgevoerd! De win
ter mag het scheuren hebben belemmerd, de
maanden Januari, Februari en Maart mogen geheel
voor dit werk zijn uitgevallen, schaarschte aan
paarden, tractoren, benzine, werktuigen, en poot-
goed mag een feit zijn geweest: het land is 6m
en het land is bebouwd! Ook hier mag men de
waardeering voor dezen inzet vragen van laag tot
hoog, omdat in wezen hierdoor is gezorgd dat
naar menschelijke berekening onze voeding In den
komenden winter zal rondloopen.
Natuurlijk is niet alles geloopen, zooals was uitge
stippeld. Dat het koolzaad grootendeels en het
wintergraan voor een belangrijk percentage uit-
winterde was een groote tegenslag. Dat door den
tot in het voorjaar aanhoudenden winter de grond
bewerking van veel land te wenschen overliet,
heeft zijn nadeelige gevolgen. Maar dat ondanks
alles op slechts een gering percentage na, de hon
derdduizend ha in akkerbouw ligt en daarbij bezet
is met een goed staand gewas is een prestatie,
waarop de Nederlandsche boer trotsch mag zijn
en waarvoor zijn volk dankbaar moet zijn!
Het scheurplan is gelukt. We mogen dat thans con-
stateeren. De tegenslag met den koolzaadverbouw
werd ten deele ingehaald door verbouw van
blauwmaanzaad, ook al is daarbij de totale opper
vlakte oliezaden te klein gebleven en is de te ver
wachten olieproductie daardoor te gering om een
normaal vetrantsoen te kunnen handhaven. Daar
tegenover staat echter een uitbreiding van de teelt
aan broodgraan, van rond 10 pet., hetgeen van
groote waarde is en de uitbreiding van de teelt
van aardappelen, die reeds het vorig jaar belang
rijk was gestegen tot een nog niet bereikt peil, dat
precies 60 pet. ligt boven de oppervlakte van
1940! Een ieder zal begrijpen, wat dit wil zeggen.
Aardappelzorgen behoeven we voor den komen
den winter althans niet te hebben. Onvoorziene
omstandigheden daargelaten, kan de bevolking een
aardappelrantsoen ontvangen, dat zoo hoog is, dat
eigenlijk alle distributie van dit volksvoedsel bij
uitnemendheid zou kunnen worden nagelaten, in
dien geen andere factoren daarvoor zouden blij
ven pleiten. Bij dit alles komt nog een over het al
gemeen goeden stand van de hoofdgewassen,
zoodat inderdaad een groote zorg is weggenomen.
De inzet van den boer op zijn gescheurd land
spreekt hier nog meer dan die van den akkerbou
wer van vanouds. Dat zal nog sterker gaan spre
ken. We kunnen n.l. niet bij deze resultaten blij
ven. Vooral het vetrantsoen, dat door de slechte
grasgroei en daardoor slechte melk- en melk
vetproductie, versterkt nog door inperken van het
grasland door het scheuren zelf, te laag is gewor
den, moet worden verhoogd bij behoud van de
broodgraan- en aardappelpositie. Daartoe dient
dus opnieuw grasland te worden gescheurd en
dient vooral de teelt van oliezaad: koolzaad, raap
zaad en blauwmaanzaad te worden uitgebreid.
Plannen zijn gemaakt en reeds In uitvoering, waar
bij de boeren opnieuw worden verplicht plm.
80.000 ha grasland te scheuren en waarbij deze
boeren en de oude akkerbouwers tevens worden
verplicht om plm. 50.000 ha oliezaad te verbouwen.
Een ieder beseft welke hooge eischen hiermede
aan den boer worden gesteld. Het moge waar zijn,
dat hem de medewerking nog wordt vergemakke
lijkt door het toezeggen van behoorlijke scheur-
premies en productenprijzen, zijn bereidheid wordt
desondanks op zware proef gesteld. Ik doe dan
ook gaarne een beroep op den Ned. Landstand,
zich hier geheel in te zetten om deze zware op
gave uit te doen voeren.
Toch wagen we het, de verwachting uit te spre
ken, dat ook dit groote plan zal gelukken en dat
aldus ook de voedselvoorziening, met name de
vetvoorziening in het jaar 1943 wordt veilig ge
steld. De boer zal zich zijn verantwoordelijkheid
bewust blijven! De waardeering voor dezen dienst
aan het volk zal dan ook automatisch moeten vol
gen. Hoe groot die dienst overigens Is, moge men
afleiden uit een vergelijking van het grasland scheu
ren In den vorigen wereldoorlog met thans. Toen-
dertijd bracht de „scheurwet" de boeren in hefti
ge beroering. Toch werden ten gevolge van die veel
besproken scheurwet 1918 slechts rond 30.000 ha
grasland gescheurd! Als thans het scheurplan 1942
1943 doorgezet wordt, zal er in de jaren 1940—
1941 en 1942 in totaal rond 200.000 ha zijn omge
legd! Hulde aan de boeren, die dat in dienst van
hun volk zullen hebben gepresteerd. Zoo zijn er
nog groote opgaven. Er zijn nog vele schaduwen,
doch ook lichtpunten. Ontegenzeggelijk staan we er
thans evenwel beter voor dan toen ik mijn Maart-
rede uitsprak. Op dezen weg doorgaande zullen
we er met Gods hulp komen.
Ik zou nog in details kunnen treden. Zoo zou ik de
continuatie van het aardappelbureau, dat rond 6000
ha aardappelen verbouwde op gescheurd grasland,
verspreid over heel het land kunnen behandelen.
Ondanks onze erkentelijkheid voor dezen inzet van
de Heide-Maatschappij wil ik dat niet meer doen.
Het moge thans duidelijk zijn, dat de Nederland
sche boeren aan onzen oproep gevolg hebben ge
geven en ik zeg hen daarvoor uit naam van het
Nederlandsche volk en van de regeering hartelijk
dank.
Hei rechi van den boer
Daarmede heeft de boer evenwei ook weer zijn
recht onderstreept de plaats in volk en maat
schappij in te mogen nemen, die hem zoo duidelijk
toekomt. Dat is in de eerste plaats een zaak van
eer, van hoereneer, waarover niet valt te mar-
chandeeren. Nog steeds Is de .boerenstand de
bloedbron van de natie, de vernieuwer van het
volk. Nog steeds is de boerderij de grondslag van
de volksvoeding en daardoor óók van de volks
vrijheid.
Eenmaal zal ook de boer vragen dat hem deze fei
ten worden ingewisseld tegen een eereplaats in
het volk en een goede plaats aan den nationalen
disch, het laatste uitkomend in behoorlijke prijzen
voor de producten. Daarom tenslotte nog iets aan
het adres van den consument Vele producten zijn
duur. De boeren maken zulke beste zaken zegt
men
Het vorenstaande moge hebben aangetoond, dat
daartegen geenerlei bezwaren zouden mogen be
staan.
De toestand wan den boer, met name den veeboer
is echter minder rooskleurig. Als hij dan ook blijft
pleiten voor redelijke productenprijzen, dan
diene men zich eerst te herinneren, wat de pro
ducten kostten, tijdens den vorigen oorlog! Enke
le dier prijzen wil ik noemen. De tarwe kostte toen
het dubbele van thans; rogge eveneens, evenzoo
gerst en groene erwten. Haver was evenals kool
zaad nog belangrijk duurder. Boter kostte f 3.20
tegen thans f 2.30 groothandelsprijs en rundvleesch
f 2.50 tegen thans f 1.20 geslacht gewicht. Kortom
de inzet van den boer wordt ook in vergelijking
met de periode 19141918 niet met geld gekocht!
Ondanks de veel moeilijker politieke verhoudin
gen en ondanks de veel lagere prijzen, doet de
boer zijn plicht. En hij moge evenwel beseffen daar
mee ook slechts zijn plicht te doen! Het Neder
landsche volk daarentegen zal zijn inzet thans
hebben te waardeeren en straks dienen te be-
loonen.
In de wordende Europeesche volksgemeenschap
zal op deze verhouding van boer en volk een toe
komst bunnen wonden gebouwd, die de belooning
in zich zal dragen voor de offers van thans, boven
al voor het grootste nooit genoeg te waardeeren
offer van onze jongens aan het Oostfront, die ten
slotte vooral onze plannen de mogelijkheid moe
ten scheppen en verzekeren.