ZEELAND:
WORDT WAKKER!
Zee
ook
en nog eens zee, maar
vruchtbare akkers
Een merkwaardig land, dat Zeeland. Grond
ontworstelt aan de baren. Sappige grond die
bebouwd wordt door een nijvere boerenbevolking.
Zeeland, een land dat een historie jieeft, waarin
vele donkere bladzijden voorkomen, want wan
neer men met een boot door de Zeeuwsche-
stroomen klieft, dan is het wel bijna zeker, dat
ZÜ glijdt over voormalige weiden en bosschen,
over vernielde tuinen en velden.
Slechts weinig Nederlanders kennen Zee
land en niet iedereen zal dan ook weten dat
menig groot Vaderlander in dit Zeeuwsche land
geboren werd. Zoo aanschouwde bijv. de admiraal,
waaraan juist dezer dagen nog een groote her
denkingstentoonstelling gewijd is, Michiel Adr.
de Ruiter in Middelburg het levenslicht.
Ook Jacob Cats, dichter en raadpensionaris was
een Zeeuw evenals de grondvester der haring-
visscherij Beukelszoon.
OPROEP:
(Wat een reiziger er in 1850 over vertelde)
I EN merkwaardig- land, dat Zeeland. Een
provincie vanj Nederland en toch' net een apart
land.
Geen der elf provincie's draagt met zooveel recht
haar naam als deze.
Het is geschiedkundig wel zeker, dat Zeeland
ontstaan is door de terugwerking der zee tegen
de uitstroomende vloeden. In het binnenland van
Brabant en ook van Vlaanderen vindt men nog
een reeks heuvels en duinen, die de voormalige
grens van de zee aanduiden. Hierachter is Zee
land langzamerhand ..aangespoeld". Het wapen
van Zeeland spreekt er ook van: „Luctor et
Emergo". „Worstel en ontzwem".
Sedert onheugelijke tijden heeft de mensch hier
strijd gevoerd tegen de zee. En vaak hebben de
geweldige natuurkrachten overwonnen.
Het water liet zich dan niet keeren, ondanks
de enorme waterkeeringen die de bevolking met
man en macht aanbracht.
Op de helft van de negentiende eeuw heeft een
Duitsch historicus J. G. Kohl o.a. ook een bezoek
gebracht aan dit deel van ons land en in zijn
reisbeschrijving zegt hij er ongeveer dit over:
„Men bewondert de bewoners der steden en
dorpen van de Etna en de Vesuvius, die het
wagen in zulk eene gevaarlijke nabuurschap te
huizen, tuinen en akkers te bebouwen, huwe
lijken te sluiten en zich bij tijd en wijle vroolijk
te maken. Hier in Zeeland legt echter een geheel
volk van verscheiden honderdduizend menschen
tegenover de zee niet minder stoutmoedigheid
aan den dag. De uitbarstingen "van den oceaan in
de springvloeden en stroomen, waarmede hij
van tijd -tot tijd diep in het land is ingebroken,
zijn op verre na meer vernielend en minder
verschoonend, dan de lavastroomen dier vuur
bergen."
Het moet hier vroeger wel heel erg geweest
zijn met die kolkende zee. Heele streken werden
door het water bedolven. Boomen, struiken, hui
zen en zelfs menschen werden in den stroom
weggespoeld. En als het water dan ging wijken,
bleef er slechts een kale zandbank of e#n moeras
over. Het is zelfs wel voorgekomen in dien
ouden tijd, dat heele eilanden met alle bewoners
verdwenen; daar is Remmerswaal o.a. een voor
beeld van.
Als een broodmes sloeg de zee vaak een diepen
arm in het land en de energieke Zeeuw maakte,
na eenigen tijd gebruik van zoo'n tak voor de
scheepvaart. Dan verrezen er steden aan de
oevers, die een voorbeeld waren van bloei en'
welvaart. Later verzandde het water weer en
de steden geraakten dan weer in verval.
De Oosterschelde was in de 11e en 12e eeuw
nog een kleine, armtierige rivierarm, tusschen
sappige bebouwde landerijen. Later is zij even
wel een breede arm van de zee geworden. En
weer halen wij de reeds eerder genoemde schrij
ver aan die zegt:
„De wateren slepen uit het binnenste des lands
gestadig nieuwe aardstoffen mede, die zij trach
ten af te zetten. Daar, waar zij die laten vallen,
is de mensch bij de hand, om ze in te dijken en
aan zijne overige akkers en weiden te hechten"
Zoo ontsonden heele nieuwe eilanden. „Wuft en
weifelachtig als de beweging van het water, is
ook de werkzaamheid van den mensch hier te
lande, 't Is waar, de bewoners hebben in hun
„waterstaat" een bewonderenswaardig stelsel van
opzigt en bestuur over zeeweringen en landbe-
dijking ontwikkeld tengevolge waarvan alle deze
werken onder een en hetzelfde toezigt staan.
Het blijkt echter uit zijn verhaal dat ook hier de
kundigste ambtenaren van den waterstaat zich
wel eens vergisten in hun berekeningen. Dijk
werken, die men voor doelmatig hield, bleken
na voltooiing niet te voldoen aan de gestelde
eischen, door de kracht van het water.
ïUen wonder land.
Doch de Zeeuw is nooit iemand geweest die bij
de pakken neer ging zitten. Hij bouwde voort
aan zijn dijken en andere zeeweringen.
Vol schoonheid is dit wondere land. Vooral wan
neer de zee van vloed eb wordt. Menig schilder
heeft dit natuurverschijnsel op het doek vast
gelegd.
Kohl schreef er ongeveer dit over:
„Er worden meer voorstellingen van de eb dan
van den vloed gevonden en inderdaad is de
eerste dan ook veel rijker in het voortbrengen
van schilderachtige tooneelen. De eb is meer
poëtisch, evenals de armoede, het ongeluk en de
nood. Daar ligt het arme schip, aan den oever
gestrand. Het wekt door zijn hulpeloosheid ons
medelijden op
Daar komen de bedelaars en lompenzoekers uit
de stad aanloopen
Wat verder sluig^n havelooze kinderen of arme
mosselrapers en krabvangers om de bolwerken
der havens rond om hun thans gerijpten oogst
in te zamelen, met name de mosselen, die de
zee hier zaaide en plantte.
Dan komen ook, de door de eb verraste, sierlijke
schelpdieren en andere wonderlijke bewoners
van de zee, voor den dag. Dan ziet men ook de
diep in het zandgewoelde wrakken en balken van
in vroeger tijd hier gestrande schepen".
Zeeuwsche afstammelingen.
Zeeland mocht zich ook vroeger reeds verheu
gen een goeden naam te hebben als landbouw-
gewest. Tarwe, erwten en boonen; als het uit
Zeelahd kwam, kon men er rèeds toen van op
aan, dat alles van het beste soort was.
En dan het karakter van de Zeeuwen. Daar
willen we niet veel over zeggen. W© herinneren
Nederlanders,
Het Duitsche Rijk heeft wederom in ver
vulling van zijn historische missie den
geweldigen strijd in het Oosten op zich
genomen. Nu, waar over het lot van geheel
Europa beslist wordt, moet een ieder van
U zich het feit bewust worden, dat Neder
landers en Duitschers reeds sedert eeuwen
door hun gemeenzame Oostkolonisatie ver
bonden zijn en reeds vroeger het bewust
zijn wakker werd, dat Nederlanders en
Duitschers hetzelfde bloed bezitten.
Landnood heerschte reeds honderden jareD
geleden in Nederland en landnood heerscht
ook heden. Wederom komt uit het Oosten
de roep naar jonge dappere mannen van
boerenaard, die bereid zijn de traditie van
hun voorouders over te nemen en een nieuw
land en toekomst te verwerven.
U, jonge mannen van den boerenstand, is
gelegenheid geboden zich Uw voorouders
waardig te toonen. De strijd in het Oosten
gaat ook U aan. Na verloop van een
jaar diensttijd in de Waffen-SS staat U in
het Oosten land ter beschikking.
Vruchtbare boerderijen zullen U als dank
voor Uw inzet in het Oosten ter beschik
king staan en wederom zal dan de tradifie
der voorouders, de roem van hun daden
ons ten voorbeeld zijn en den w;eg wijzen
naar het ..Oostland, daar is een beter0
stêe".
Inlichtingen en inschrijfformulieren zijn te
verkrijgen bij:
SS-ErganzungssteIIe Nordwesl
der Waffen - S. S.
DEN HAAG
Stadhouderslaan 132
Ingezonden mededeeling
slechts aan het gezegde: „Goed Zeeuwsch, goed
rond."
Menschen waar 'men op bouwen kan, dat waren
en zijn de Zeeuwen.
v. M.
Ieder zal zich uit zijn jeugdjaren nog wel de
liedjes herinneren, die op school werden gezon
gen. Een bijzonder mooi liedje, waarin het ont
waken van de nieuwe dag werd bezongen,
begint als volgt: „Wordt wakker, 't zonnetje is
al op".
Wanneer we nu het wereldgebeuren op een rus
tige en redelijke wijze overdenken, zullen wij
tot de overtuiging moeten komen, dat hierop
die beginregel bijzonder van toepassing is.
Laten wij ons bepalen tot het voornaamste deel
van ons Zeeuwsche volk, den boer, dan zien wij
dat ook daarvoor de zon is opgegaan.
Hoeveel is immers het laatste jaar in het
voordeel veranderd.
Hierbij denk ik aan de oprichting van den Land
stand, waarvan de boeren, krachtens hun be
roep, lid zijn.
Wanneer we slechts kijken hoe het voorheen
was en hoe het nu is en alles wat het moet
worden, dan zullen de verschillen ons inder
daad duidelijk maken, dat we op den goeden
weg zijn.
Voorheen had men ook in Zeeland verschillende
landbpuw-organisaties, die elkaar op grond van
politieke en kerkelijke overwegingen fel be
streden.
Een enkele maal werd wel eens samengewerkt,
maar het was en bleef toch altijd een pogen
elkaar de loef af te steken. Wanneer een suc
cesje werd geboekt, probeerde- ieder der orga
nisaties dat op zijn saldo geboekt te krijgen.
Het gevolg was d'at de successen niet konden
worden uitgebuit en dikwijls op niets uitliepen.
De organisatie van de boeren was in verschil
lende handen en hierdoor ontbrak de eensge
zindheid.
Van deze verdeeldheid werd geprofiteerd1 door
menschen, die met den landbouw dikwijls niets
hadden uit te staan, doch enkel en alleen uit
machtswellust en kapitalistische hebzucht. Wie
was hiervan het slachtoffer De boer.
Bij de beoordeeling van zijn belangen bij regee-
ringsinstanties had' hij niets in de pap te brok
ken: de voorlichting van de regeering geschied
de niet door den boer.
De boer was zoo langzamerhand van boer tot
regeeringsambtenaar geworden. Vrijheid van
handelen op zijn bedrijf was iets uit den ver
leden tijd.
Deze toestand' zal moeten veranderen en dat
dit zal gebeuren, daar staat de Landstand borg
voor. Met de verdeeldheid is het uit, geen ver
schillende organisaties meer, maar alleen de
Landstand.
Door den Landstand is het mogelijk geworden,
dat een boer ter bevoegder plaatse zijn stem
kan laten booren, dus dat hij kan medeoordee-
len en beslissen over zijn eigen belangen.
Er is reefes een zekere mate van samenwerking
tusschen de verschillende regeeringsinstanties
en den Landstand. Dit moet in den komenden tijd
alles worden uitgebreid. Een hechte band zal
tot stand komen.
Geen enkele regeerïngsmaatregel op landbouw
gebied wordt tegenwoordig ontworpen of uit
gevoerd, zonder dat de Landstand is gehoord.
Dat wik dus zeggen, dat ook de practische boer
wordt gehoord. We staan echter voor het gekke
feit, dat een gedeelte van de Zeeuwsche boeren
nog eeniszins afwijzend, beter zou ik kunnen
zeggen, eenigszins vreemd, tegenover den Land
stand staan, terwijl de Landstand toch juist
datgene is, waarnaar allen in de achten ons
liggende jaren hebben gestreefd. De Landstand
is de eenige organisatie, die zonder voorbehoud1
kan en zal opkomen voor het boerenbelang.
De nieuwe tijd eischt van alle Zeeuwsche boeren
dat zij dit zullen inzien en dat niemand van
hen in zijn afwijzende houding zal blijven vol-»
harden.
Daarom zeggen wij het volgende:
Ook aan Uw deur zal eens aangeklopt worden
om Uw meening te vragen en misschien zal dan
ook Uw medewerking gevraagd worden op het
een of ander gebied.
Bedenk dan, dat ook voor U de zon is opgegaan
en houdt niet alleen het oog naar het Westen
gericht, want we weten toch allemaal, dat daar
de zon ondergaat.
Bedenkt, de Landstand behartigt ook Uw be
langen. Kruip niet weg als een mossel in zijn
schelp.
De Zeeuwsche boeren kan slechts den volgen
den raad gegeven worden, in de hoop, dat U
hem, in Uw eigen belang, ter harte zult nemen:
„Wordt wakker, 't zonnetje is al op".
L. A. A.