voor den verbouw van koolzaad
en raapzaad
Ie Jaargang No. 30
Vrijdag 31 Juli 1942
sCvruLótafid
De prijs voor het koolzaad voor den
oogst van het volgend jaar is bepaald
op 20 15 inleveringspremie, dus
tezamen 35 per 100 kg.
inleiding.
EEN aantal gebruiksgerechtigden van bouw
land hebben uit het teeltjaar 1941-1942
de verplichting om voor den oogst 1943 kool
zaad te verbouwen. Daarnaast is thans iedere
gebruiksgerechtigde verplicht voor den oogst
1943 een oppervlakte grond met winterkool-
zaad of winterraapzaad te bebouwen, zonder
dat hij daarvoor een persoonlijke aanzegging
behoeft te ontvangen.
De oppervlakte bedraagt 5% van het bouw
land op zand-, löss-, dal- of veengronden, dat
volgens het Beschrijvingsbiljet der Inventari
satie van Land- en Tuinbouw 1942 op het be
drijf aanwezig is. Op klei-, zavel- en roodoorn-
grond-.n bedraagt dit percentage 8%. De aan
dacht wordt erop gevestigd, dat onder bouw
land ook kunstweiden en klaverland begrepen
is. De bedrijven met 5 ha of minder bouwland
op zand-, löss-, dal- of veengronden en 1 ha
of minder op klei-, zavel- of roodoorngronden
zijn van de verplichting vrijgesteld. Bij nala
tigheid van den gebruiksgerechtigde of mis
lukking van het gewas moeten zomeroliezaden
worden verbouwd tot een oppervlakte, welke
iy2 x zoo groot is als met genoemde percen
tages overeenkomt.
Nalatigen stellen zich bovendien aan strenge
bestraffing bloot.
De Productiecommissaris, de Rijkslandbouw-
consulenten en de assistenten geven op ver
zoek gaarne nadere inlichtingen.
De laatste tientallen jaren was de verbouw
van koolzaad zeer miniem, met als gevolg het
feit, dat er betrekkelijk veel boeren zullen
worden gevonden, die over te weinig ervaring
met dit gewas beschikken, om met een gerust
hart aan hun verplichting tot het verbouwen
van een zekere oppervlakte te voldoen. De be
doeling van dit geschrift is dan ook om in
deze leemte te voorzien, de kennis van de
vroegere koolzaad-verbouwers wat op te fris-
schen en de nieuwelingen op dit gebied aan
een beknopte, zakelijke handleiding te helpen,
waarin de nieuwste ervaringen met dit gewas
zijn verwerkt.
Koolzaad.
Koolzaad is een gewas, dat zeer vroeg moet
worden gezaaid en dat een grond vraagt, die
in zeer goede conditie is, zoowel wat betreft
de ontwatering, de vochthoudendheid, de
structuur, als ook den bemestingstoestand.
Uit het vorige blijkt alreeds, dat de rijke,
zware gronden, bijv. jonge zeeklei, wel de ge
schiktste zijn, ze zijn immers kalkrijk, goed
van structuur en wel voorzien van planten-
voedende stoffen.
Bodem.
Oudere zavel en klei zijn iets minder geschikt,
maar bij goede verzorging is de teelt hier ook
zeer op zijn plaats.
Wat de zandgronden betreft, komen de goede
vochthoudende perceelen in aanmerking, mits
in goeden cultuurtoestand verkeerend. Ook
veendalgrond en laagveen is nog geschikt.
Eschgrond komt het laatst in aanmerking.
Liggen de gronden te laag en worden ze des
winters te nat, dan is de kans op gelukken
niet groot. De kosten en moeite zijn overigens
gering. Er kan dus gerust wat gewaagd worden.
Voorvrucht.
Met den zaaitijd hangt heel nauw samen de
mogelijkheid van uitzaaien. Men moet wel
een zeer vroegen stoppel hebben.
a. Gescheurd grasland. Dit is de beste kans,
die men koolzaad kan bieden. De grond is rijk
en de structuur is best. Men tweevoort eind
Juli, nadat de zode is stukgemaakt met een
schijvenegge. Nieuwe polders zullen geheel
met koolzaad bezaaid dienen te worden.
b. Witte klaver is van ouds een der beste en
meest gebruikelijke voorvrucht voor koolzaad.
Men ploegt de witte klaver eind Juli. Even
eens kunnen roode klaver of lucerne als voor
gewas dienen.
c. Mislukte gewassen. Door den feilen winter
en de daarop volgende droogte zijn er dit jaar
betrekkelijk vele mislukkingen. Zulke percee
len kunnen het best thans gebraakt worden,
met stalmest en dan in Augustus met kool-
zaaid bezaaid.
d. Vroege gewassen.
1. vroege aardappelen of groengerooide,
2. erwten voor de pluk en tijdig geoogste rijpe
erwten en ander vlinderbloemigen en meng
sels bijv. havervoederwikken,
3. koolzaad,
4. vlas,
5. wintergerst,
6. zomergerst,
7. rogge.
Van deze voorgewassen heeft het koolzaad
zelf als voorvrucht het bezwaar, dat de ziek
ten (voornamelijk „verslag") er door toene
men. Men voere dit derhalve enkel door bij
een kerngezond gewas.
Vlas zal vaak met klaver zijn ondergezaaid,
en komt dan vanzelfsprekend niet in aanmer
king. Wintergerst wordt ook veel met klaver
ingezaaid. Zomergerst is van de granen beter
dan rogge, wegens het iets eerder rijp zijn.
Een bezwaar van graanstoppels en van vlas
is, dat deze gewassen een armen stoppel geven
en dus een rijkelijke bemesting, vooral met
stikstof vragen.
e. Een methode, die dit jaar niet meer kan
worden toegepast, maar voor een volgend
jaar te overwegen zou zijn is de inzaai onder
Waalsche boonen of wierboonen in Juni. In
vroegere jaren werd dit in Groningen toege
past en thans weer. Men zaait breedwerpig of
met een koolzaad-trommel op rijen tusschen
de boonenrijen in.
De zaaitijd.
2. De beste zaaitijd van koolzaad voor Noord
en Midden Nederland ligt om 15 Augustus. In
het Zuiden zaaie men liever een week later.
Een te late zaai geeft groote kans op misluk
ken, doordat de planten te fijn en te zwak den
winter ingaan.
Op gronden,'die rijk aan stikstof zijn (de
meeste gescheurde graslanden en andere in
zeer goeden bemestingstoestand verkeerende
perceelenj moet men ook vooral oppassen voor
een te vroege zaai, omdat het gewas dan voor
den winter te geil wordt en meer van den
winter heeft te lijden.
Hoeveelheid zaaizaad.
3. De hoeveelheid zaaizaad wordt veelal te
groot genomen. Op vruchtbare gronden is bij
rijenzaai 4 kg per ha ruim voldoende. Dichter
zaaien geeft een zwakker gewas, dat minder
goed tegen den winter bestand is.
Bij breedwerpig zaaien kan men met 6 kg per
ha volstaan.
Rijenafstand.
4. Wanneer er machinaal gezaaid wordt,
neemt men gewoonlijk 40 cm als rijenafstand
op de klei. Op het zand bij gescheurd gras
land is 33 cm beter met het oog op de on-
kruidbestrijding.
Het gewas heeft dan eerder „het land in",
- d.w.z. dat de grond geheel is bedekt, en
dus meer kans om het onkruid den baas te
worden.
Met de koolzaadtrommel - wellicht wel de
beste zaaiwijze - wordt de afstand nog wijder
dan 40 cm, doch het zaad wordt dan uitge
strooid over een strook, die 10 a 12 cm breed
is. Zaait men breedwerpig, dan is het bij een
goeden stand mogelijk met een schoffeltuig
overlangs en overdwars rijdende, een goeden
niet te dichten stand te verkrijgen.
Diepte van zaaien.
5. Ondiep zaaien is noodzakelijk. 'Daarom is
een goed fijn zaaibed noodig, terwijl het beste
op bezakte voor kan worden gezaaid, liefst
met sleepvoetjes aan de zaaimachine om het
zaad ondieper onder te brengen. Men zorge,
dat de korrels niet dieper ondergebracht wor-
den, dan y2 tot 1 cm.
Bemesting.
6. Wij wezen er reeds op, dat een goede be
mestingstoestand van groot belang is bij ds
koolzaadcultuur. Men zoekt dus de rijkste
perceelen uit, voor zoover dit met het oog
op de voorvrucht mogelijk is.
Op klei- en zavelgronden.
In de meeste gevallen zal men in het voor
jaar nog flink met stikstof moeten bemesten.
Op arm land zal in den herfst ook nog een
baaltje stikstofmest gegeven moeten worden,
maar niet te veel, omdat een al te weelderig
gewas zeer gemakkelijk dood vriest.
Men moet dus de hoofd massa snelwerkenden
mest in het voorjaar geven.
Op gescheurd oud kleigrasland zal geen
stikstofbemesting noodig zijn. Betreft het
minder goed grasland of lichteren grond, dan
kan men gaan tot 300 kg 20% N-meststof.
Bij witte klaverstoppel geve men 2 300 kg,
op goeden erwten- of karwijstoppel kan het
4 a 500 kg zijn.
Op de armere stoppels zooals graanstoppels
moet men 6 tot 800 kg toegeven.
Geeft men stalmest, dan kan er een paar ba
len stikstof minder worden gegeven. Dit kan
alleen op te scheuren grasland, geploegde
klaver, karwij en op mislukte gewassen.
Koolzaad is een gewas, dat over een groot
opnemingsvermogen beschikt voor kali en
phosphorzuur. Alleen klei- en zavelgronden,
die uitgesproken arm aan deze voedingsstof
fen zijn, vragen daarom een bemesting hier
mede. Dat is vooral voor phosphorzuur in da
tegenwoordige omstandigheden een gelukkige
bij-omstandigheid. Twijfelt men aan de kali
rijkdom van den grond zoo geve men voor het
ploegen 300400 kg kalizout 40%.
Op zand.
Hier zal de stikstofbehoefte (zonder stalmest)
in het algemeen varieeren van 120160 kg
per ha (dus 600800 kg kalkammonsalpeter
of een andere stikstofmest).
Een flinke phosphorzuurbemesting is ge-