OVER VOLKSHUMOR Oude boerderijen
Verbouw en bewerking van koolzaad
De goedronde Brabander in de stad, maar
vooral ten plattelande, bezit van oudsher een fijne
smaak voor humor.
En zoo is van lieverlede in dit gewest een uit
gebreide literatuur ontstaan, omtrent legenden,
sagen, liedekens, kwinkslagen, anecdotes en hoe
men al die „volks-uitingen" wil betitelen welke
„her en der" worden aangetroffen.
We zullen onze lezers, bij wijze van ontspannings
lectuur, er zoo nu en dan even mee bezig hou
den.
Een aardige verzameling heeft vooral de beken
de folklorist J. R. W. Sinninghe, de laatste jaren
samengebracht en uit vroegere perioden bezitten
we ook nog b.v. het standaardwerk „Nederland-
sche volkshumor" van J. Cornelissen, de „Liede
ren, Rijmen", enz. van V. N. Vranken, en dan
nog de „Brabantsche Sagen" van Dr. H. Kuip-
penberg, V. N. Vranken en H. Kunst.
We hopen van deze „boekskes" een nuttig ge
bruik te maken bij onze „omzwervingen".
Laten we eens beginnen met wat „Spotternijen",
welke betrekking hebben op het Brabantsche land
in het algemeen.
Brabant, is blijkens de historie-schrijvers, in
vroeger tijden, altijd een arm land geweest, in
vergelijking met den vruchtbaren bodem van
Holland en Vlaanderen.
Reeds in 't midden der 15e eeuw had iemand op
het schutblad van een handschrift geschreven,
vertelt Sinninghe:
Een groep raepkin
Een vuurt schaepken
Ende den roghenen cent
Dat zijn de prueschaerts van Brabant
Inderdaad: knollen, zieke schapen en roggebrood,
ovendoedig is 't niet!
Honderd jaar later luidde het rijmpje:
Een verrot raepken,
Een schorft schaepen
Ende dat stuwende sandt
Dat syn die Heere van Brabant,
Beter was het er dus in dien tijd ook al niet op
geworden.
In dienzelfden tijd zei men:
Een Vlaminck, hoe ouder hoe loser,
Een Zeelander, hoe ouder hoe boser,
Eeïi Hollander, hoe ouder hoe botter
Een Brabander, hoe ouder hoe sotter.
En dan hetzelfde nog in 'n beetje anderen trant:
„Noch seijh men van een Brabanter
tallen tijden en uren:
Hoe ouder, hoe sotter sleet hij zijn cueren
In West-Vlaanderen heet het: 't Is maar een
Brabantsche zonde. Hetgeen beteekent: 't is geen
zonde. Hoe vleiénd voor ons!
Een „Brabantsen geluk" is iets gewaagds, dat
goed uitvalt.
'n „Vlaamsch geluk", is een ongeluk, dat erger
gevolgen kan hebben.
Uitdrukkingen die wellicht nog dagteekenen uit
de Middeleeuwen, toen beide „gewesten" voort
durend met elkaar op voet van oorlog leefden.
„Brabantsche lucht, Zeeuwsche reuten".
In Zeeland is de vette klei veel vruchtbaarder
dan het Brabantsche land. 'n Waarheid als 'n
koe!
Maar.Zeeland had geen goeden naam wegens
de Zeeuwsche koortsen.
Daarom belegde men zijn geld in Zeeland, maar
ging in Brabant wonen, waar zoo'n „gezonde
lucht" hing.
Om die „lucht" is Brabant nog'steeds boven den
Moerdijk „vermaard".
Wien alle erfenissen ontgingen, van dien heette
het vroeger: „Als alle koeien in Brabant ster
ven, dan heb ik nog geen hoorn.
Ook hoorde men wel: „ik deed het nog niet om
alle koeien van Brabant".
„Arm Brabant" heeft echter de laatste decennia
'n veestapel gekregen, die wel 'ns den naijver
van den „Hollandschen boer" opwekte
Iets anders is: ik zou het niet laten, al rieden het
mij al de monniken van Brabant af.
Het is van ouds bekend, dat de Brabanders hun
glas niet leeg en niet vol kunnen zien staan.
Weet men b.v. wel, dat in de 16e en 17e eeuw
b.v. de bierbrouwerij de voornaamste industrie
van Brabant was. Geen gehucht zonder 'n brou
wer!
Bij het kaartspel daarom, is het gebruikelijk te
zeggen: alle spellen 'n keer geronken.
Drinkliedjes zijn er dan ook legio in onze con-
trijen.
Ik vond b.v. dit bij Vanken; het was in de vorige
eeuw zeer populair en werd ook veel bij het
„Bandspel" gebruikt.
„Hinkedepink
Zat op de klink
Geef mij de kan, dat 'k eens drink.
Is er niet in, dan laat het halen,
Jan van Spanje, die zal het betalen.
Jan van Spanje, die groote man
Die zooveel betalen kan.
De kroniekschrijvers vermelden, dat Brabant zijn
naam ontleent aan den dapperen ridder Salvius
Brabo of Brebaen, die den reus van Antwerpen,
Druon Antigova, versloeg.
De Romeinsche Keizer Julius Caesar, wiens be
velhebber hij was, verhief dezen Braboaan tot
hertog van Brabant:
BrebaenBrebaen, ridder vercoren,
Mijnder Nichtenhoech ghéboren
So gevic V, ende al heur lant
Ende maeck U hertoglie van Brabant,
Saelt nae u heeten emmermeere. 1
In de middeleeuwen stond het in Toxandrië voor
naam, naar verluidt, om af te stammen van de
Romeinen of Trojanen.
Vooral de „landsheeren" gingen daar prat op
en dan volgde de hooge adel. Ja, er waren altijd
wel „Genealogen" (geslachtskundigen), te vin
den die ,,voor_ veel geld en weinig goede woor
den" een stamboom wisten te planten, die wor
tel schoot in de klassieke wereld!
Ook de „heraldiek" de wapenkunde heeft
altijd in de, ietwat spottende, belangstelling ge
staan van ons volk.
Enkele voorbeelden:
Op het „wapen van Brabant" deze aardige zin
speling:
Van Sabel, wetten leeuwe van gouwe
Ghetooit, gheclant, wilt onthouwen
Van kele; ghetant van Selverclaer
(Hetgeen zeggen wil: zwart met een gouden
leeuw, wiens toog en klauwen rood, wiens tan
den zilver zijn).
Op de vier kwartieren van de Meyerij doelt de
kenschetsende spreuk:
„Peelland, het grootste
Kemperland, het heerlijkste,
Oosterwijkhet schoonste,
Maasland, het vetste.
Hèt Kemperland was „heerlijk" vanwege zijn
vele kasteelen.
„Het wapen van Peelland zoo spotte men goe-
diglijk is van onder leeg ende van boven ge
vuld met negen gouden lijnen op een zwarten
grond".
Het leege deel ontleende zijn beteekenis aan den
moerassigen bodem en de onbewoonde zand- en
heidevlakten. De negen gouden lijnen duiden de
negen rechtbanken aan, welke er oudtijds geves
tigd waren.
Van de boeren in de Peel heet het: om ten
slotte nog even van de heraldiek af te mogen
dwalen
„Ze verbranden hun eerd
Ze eten hun peerd
En slapen bij den voerman
Hetgeen zooveel beteekent als: „Ze verbrandende
turf (ook wel „klot" genaamd), rijden met trek
ossen en doorgaans zit de boerin op de kar".
s In Zeeland zijn, evenals dat in andere pro- M
M vincies het geval is, vele boerderijen, die jj
1 reeds eenige, ja zelfs meerdere generaties
g door dezelfde familie bewoond worden, het-
1 zij, dat deze familie de boerderij in eigen- 1
H dom heeft of dat de pacht van vader op jf
H zoon is overgegaan. Dat noemen we ver-
H bondenheid aan den grond, zooals de zee-
H vaarder zich verbonden voelt met het H
H water, voelt de boer zich dit met zijn grond. M
H De gronden om de boerderij zijn immers de H
H plaatsen, waar zich zijn familiegeschiede- M
H nis heeft gevormd. Alle mogelijke herinne- M
H ringen aan vader, grootvader en misschien M
nog verder terug, zijn eraan verbonden. M
g Op dezelfde plaats waar de boer nu zelf
g woont hebben ook vader en grootvader ge- =j
j§ woond en zijn er evenals hijzelf geboren. §f
g Op deze plaats ook heeft hij een gezin ge-
H sticht en zal ook zijn zoon weer hetzelfde
H doen. g
g Wij verzoeken allen Zeeuwschen boeren,
g die een dergelijke boerderij bewonen ons M
dat te melden. Wij willen ze dan helpen M
g met het zoeken van eventueel ontbrekende M
H schakels in de ketting, waarmede de boer- M
g derij aan het verleden is gekoppeld.
Iedere boer, die iets voor zijn verleden voelt, g
H zal dus niet nalaten ons de gevraagde mei- s
ding te doen toekomen.
g WTilt U ons de volgende bijzonderheden ver g
H melden: Ligging, grootte van het bedrijf M
g Hoelang woont U er zelf op? Wanneer be- ff
kend, hoelang hebben vader, grootvader, f|
H enz. er op gewoond?
g De meldingen ten zenden aan Afdeeling I-A ff
g van den Nederlandschen Landstand in Zee- g
g land te Goes, Groote Markt 28.
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinl
Wat verder tot de „volks-costuijmen" in dit vroe
ger zoo onherbergzame oord schijnt behoort te
hebben, blijkt uit het gezegde: „De hond loopt
de Peel op" een huiselijke twist, die zoo hoog
liep, en zoo luidruchtig vooral, dat je hem van
uit Deurne te Helenaveen kon hooren!
1) En zal altijd zoo naar U blijven heeten.
OOR menig goedwillenden boer is de verbouw
van koolzaad dit jaar een teleurstelling geweest.
Op verschillende akkers, is oor den abnormalen
strengen winter namelijk veel koolzaad uitge-
vroren In sommige deelen van ons land is zoowat
alles weg, in andere gedeelten vroor het weligst
staande gewas ai en bleef het laatst gezaaide en
schraal ontwikkelde gewas behouden. Het over
blijvende is natuurlijk nu niet voldoende om het
dreigende vet tekort te dekken.
Niemand moet zich echter laten afschrikken door
den tegenvaller van dit jaar. Juist nu is er kans,
dat het volgende jaar zeer gunstig kan zijn voor
de ontwikkeling van het koolzaad. En het is ge
bleken, dat de koolzaadverbouw niet het mono
polie van de kleistreken is, maar dat ook onze
zandgronden, mits ze niet te droog en te weinig
vruchtbaar zijn, een behoorlijke opbrengst kun
nen leveren.
De regeering zal een besten prijs vaststellen, een
extra toewijzing kunstmest zai de koolzaadver
bouwer krijgen en zaaizaad is er voldoende in
Nederland. Het antwoord is nu aan den boer.
Wie het vorig jaar koolzaad ingezaaid heeft en
teleurstelling daarmee heeft beleefd, moet zich
niet laten afschrikken, maar dh jaar zeker zoo
veel of zelfs meer inzaaien. Wie nog geen kool
zaad verbouwd heeft neme een proef met een
niet te groot stuk, b.v. *4 of V2 ha. Vooral in
streken, waar tot nu toe nog geen of zeer weinig
koolzaad verbouwd is, zal men in de eerste jaren
nog geen last krijgen van den koolzaadglans-
kever, waardoor de opbrengst dan ook niet ge
drukt zal worden.
Wanneer iedere boer in Nederland slechts een
betrekkelijk kleine oppervlakte uitzaait, kan de
olie- en vetopbrengst zoo groot zijn, dat er in
Nederland geen vetgebrek hoeft te zijn. Nu we
onzen veestapel terwille van de menschelijke voe
ding hebben moeten inkrimpen, omdat ieder eet
baar korreltje graan voor de menschen bestemd
moet blijven, is het noodzakelijk op een andere
manier voldoende vet te winnen. En nu is de
opbrenst per ha. van koolzaad aan vet 8 maal
zoo hoog dan van een doorsnee koe. Eén ha. kool
zaad kan dus wat de vetopbrengst betreft 8 koeien
vervangen. Wanneer alle boeren „van goeden
wille" zijn, kan dus de vetproductie op het oude
peil hersteld worden.
Bovendien is de verbouw van koolzaad niet moei
lijk. De zaaitijd valt van einde Juli tot begin Sep
tember. Om het risico te verdeelen kan men dus
vroeg en laat zaaien. Vroege graanstoppels,
vroeg gerooide aardappelen en erwten zijn goede
voorvruchten. Men heeft dan tijd genoeg om het
land een goede bewerking te geven. Een gelijk
matig zaaibed is een eerste vereischte. Natuurlijk
zaait men koolzaad met de zaaimachine. De
rijenafstand neemt op 40 cm. De hoeveelheid
zaaizaad is 5 tot 10 liter. Lembke's koolzaad
schijnt het meest wintervast te zijn. Vóór den
winter gaat men niet dunnen. Men wacht eerst
de invloed van den winter af In het voorjaar kan
men holle plekken bijpooten. Ook kan men het
teveel aan planten op een andere akker uitpoo-
ten, wat vooral voor kleine perceelen te doen is.
Vroeger werden hier in Brabant zoo de „slooren"
verbouwd.
De jonge planten kunnen in streken waar veel
koolzaad verbouwd wordt wel aangetast worden
door de koolzaadaardvloo. Doorzaaien van zand
bevochtigd met petroleum kan dan baat brengen.
Derris is er jammer genoeg niet meer te krijgen.
Wanneer de grond goed ontwaterd is en geen
overlast krijgt in den winter, komt het gewas bij
niet al te strengen winter en niet al te dichten
stand goed den winter door.
Een spoedige overbemesting met salpeter en tijdig
schoffelen om de korst te breken en het onkruid
te vernietigen doen het gewas vlug opschieten.
Zou het gewas mislukken, dan kan men nog ge
makkelijk zomergraan of blauwmaanzaad zaaien,
zoodat het verlies niet groot is.
Tijdens den bloei is het wenschelijk, dat er bijen
ïn de buurt staan. Liefst een 5tal korven of kas
ten per ha. Dan krijgt men volle hauwen, met
7 tot 10 korrels erin. Met of zonder bijen kan
50 pet. verschil maken. Ook schijnt bijenbezoek
de schade van den koolzaadglanskever te beper
ken, omdat deze bij het bijenbezoek schrikt en
zich op den grond laat vallen.
Men oogst als het gewas een geelachtige kleur
krijgt en de zaadkorrels zwartbruin zijn gewor
den. Men zich des morgens vroeg om uitval te
voorkomen. Men kan de schoven los op de hooge
stoppels laten drogen of aan hokken zetten los
met een touw bij elkaar gehouden. Men kan op
het veld dorschen of anders voorzichtig op een
wagen met een koolzaadkleed naar huis brengen.
Het zaad laat men in een dunne laag uitgespreid
nadrogen, tot het een gelijkmatige kleur heeft.
Z.