fruitteelt De uitbreiding van de Het ligt voor de hand, dat de vraag gesteld wordt, of de Nederlandsche fruitteelt straks zal kunnen voor zien in de behoefte. Er zal dan gerekend moeten worden op het uitblijven van den import van buitenlandsche vruchten, zoowel van zuidvruchten als van Amerikaan- sche, Australische, Canadeesche appels en peren. Vóór de gewijzigde omstandigheden werden van deze fluit soorten jaarlijks groote hoeveelheden in ons land in gevoerd, hetgeen na het einde van den ooriog zeer zeker niet weer zal geschieden: Nederland zal zichzelf, en tevens voor een deel, Europa van fruit moeten voor zien. Het is dus zeer begrijpelijk, dat men zich, gezien den vrij langen tijd die er noodig is om een nieuwe fruitaanplanting in de productie in te schakelen, reeds nu afvraagt, in hoeverre aan de dan te verwachten vraag zal kunnen worden voldaan. VRIJDAG 14 AUGUSTUS DE LANDSTAND PAG. 10 Vergrooting van de fruitproductie is noodzakelijk. Als we den toestand nagaan, zooals deze vóór den oorlog was, en we vergelijken de Nederlandsche fruit- opbrengst met het totale gebruik aan fruit in ons land, dus ook met dat van het ingevoerde, dan zien we, dat de inheemsche fruitteelt niet in de behoeften kon voorzien. Er was wat uitvoer van Nederlandsch fruit maar daartegenover stond een grootere invoer; door ons volk werd meer fruit gegeten dan dat door onze eigen teelt werd voortgebracht. Indien dus de moge lijkheid bestond om den invoer te beperken, was er dus voor ons eigen fruit zeer zeker een reden om een behoorlijken afzet in 't eigen land te verwachten, zelfs om een uitbreiding van de teelt te bevorderen. De voor malige overheid echter interesseerde zich in zóó sterke mate voor den buitenlandschen handel en de daaraan gekoppelde kapitaalbelangen, dat aan een rigoureuze beperking van den invoer niet werd gedacht, wat tot gevolg hafl, dat onze eigen fruitteelt de concurrentie tegen fruit uit landen met èen veel lager levensniveau of tegen fruit, dat met regeeringssteun werd uitgevoerd, niet kon volhouden en eenfinantiëel ongunstig resul taat opleverde. Toen echter de invoer van vrijwel alle buitenlandsche fruit ophield, en door de nieuwe overheid prijzlen werden vastgesteld, die ongetwijfeld een redelijk bestaan op leverden, nam de drang naar uitbreiding van de fruit teelt, die voorheen ook al bestond, als gevolg van de nog ongelukkiger toestanden, waarin andere agrarische bedrijven verkeerden tengevolge van het systematisch ondermijnen en afbreken van onzen handel met Duitsch- land, in sterke mate toe. Wèl waren er voorschriften gegeven, die beoogden een ongebreidelde uitbreiding tegen te gaan, maar in de practijk bleek hiervan niet veel terecht te komen. Men krijgt sterk den indruk, dat de personen, die omtrent een aanvrage voor uitbrei ding van de fruitteelt .te beslissen hebben, zich onvol doende rekenschap geven van den toestand die na den oorlog in Europa zal ontstaan. Europa, en dus ook Nederland zal zich in belangrijke mate zelf moeten voorzien van voedingsmiddelenér zal gewoekerd moeten worden met den bodem, die voor de voortbrenging van allerlei levensmiddelen in aanmer king komt. Deze stelling zullen we bij de beschouwing van het vraagstuk, of de fruitteelt in Ons land dient te worden uitgebreid, vooral niet uit het oog mogen ver liezen. Zooals we hiervóór reeds opmerkten, kan Nederland, indien geen buitenlandsch fruit van eenige beteekenis wordt ingevoerd, niet voorzien in de eigen behoefte. En als dan bovendien nog een beroep wordt gedaan op onze fruitproductie voor andere gebieden in Europa, en als wij, om goederen te verkrijgen, die we zelf niet hebben, moeten exporteeren, zal er zeer zeker een vrij groote vraag naar fruit ontstaan, zoodat een vegroo- ting van de productie gewenscht zal zijn. Aannemende dus, dat het van belang is, dat we in ons land meer fruit gaan voortbrengen, dienen we ons af te vragen, op welke wijze dat dient te gebeuren. En dan valt het ons op, dat we twee wegen kunnen inslaan, die we ^po noodig ook kunnen combineeren. In de eerste plaats kunnen we n'euwe boomgaarden en fruittuinen aanleggen, waarvoor daartoe geschikte gronden moeten worden ingeplant 'met boomen en aan de productie van andere levensmiddelen worden ont trokken. In de tweede plaats kunnen we de fruitaanplantingen, die ons land bezit, zoo zorgvuldig mogelijk behandelen en zoo intensief mogelijk beheeren, teneinde de op brengst daarvan te vergrooten en te bereiken, dat we ieder jaar een zoo regelmatig mogelijke oogst hebben. In de derde plaats kunnen we deze beide methodes tegelijk toepassen, zoodanig, dat jonge aanplantingen zullen worden aanglegd, die als voorbeeld zullen moeten worden beschouwd voor allen, die zich in de fruitteelt een bestaan denken te verschaffen. Naast deze jonge, moderne aanplantingen, die zooveel mogelijk als model- bedrijven dienen te worden beschouwd, zullen de be staande aanplantingen zoo goed mogelijk móeten wor den onderhouden. Perceelen, die in een zoodanigen staat van onderhoud verkeeren, dat ze niét meer tot een rendabele productie zijn te brengen, moeten worden gerooid en kunnen vervangen worden door nieuwe aan- plan tingen. Nieuwe aan plantingen in beperkte mate. Het geven van toestemming voor het doen van nieuwe aanplantingen dient zooveel mogelijk te worden be perkt. Gewenscht zal het zijn, indien voor het verleenen van deze toestemming voorwaarden worden gesteld. We willen er hier enkele als voorbeeld opnoemen. 1. Toe stemming tot het aanplanten van fruitboomen wordt alleen gegeven aan vakkundige personen, die in het bezit zijn van een diploma of uit andere hoofde kunnen worden aangemerkt als vakkundig. 2. Een plantplan wordt opgemaakt in overleg met de Rijkstuinbouwcon- sulenten: variëteiten, onderstammen, beplantingsme thode, enz. zullen volgens de modernste opvattingen dienen te geschieden. 3. De jaarlijksche exploitatie dient te geschieden onder leiding van de Rijkstuinbouwcon- sulenten. 4. Het geheele bedrijf moet worden beschouwd als een modelbedrijf, dat zal kunnen dienen als voor beeld voor later aan te leggen, en de opgedane erva ringen zullen moeten worden verzameld om bij latere aanplantingen een vingerwijzing te kunnen geven, in- welke richting men onze fruitteelt zal hebben te ont wikkelen. Naast het doen van deze nieuwe moderne aanplantin gen zullen vele oudere bedrijven geducht onder, handen genomen moeten worden, om de productie op te voe ren. Ook hier trachte men voorbeeldbedrijven te krij gen, die onder leiding van de Rijktuinbouwconsulenten vakkundig worden opgeknapt. Als combinatie van de methodes van opknappen van oude boomgaarden en het doen va^ moderne aanplan tingen kan, zonder dat de met boomgaarden beteelde oppervlakte behoeft te worden uitgebreid, overgegaan worden tot het vervangen van verwaarloosde of om andere redenen onproductieve perceelen door moderne aanplantingen. In alle gevallen zouden wij willen adviseeren, dat alles zooveel mogelijk zal geschieden onder toezicht van de Consulenten, en dat er bindende voorschriften zullen wórden gegeven omtrent de te planten variëteiten, enz. Het wordt tijd, dat ook in dezen het 5,1 te groote sorti ment wat wordt beperkt. Is vergrooting van onze fruitproductie mogelijk? Men vraagt zich natuurlijk af, of het mogelijk zal zijn de jaarlijksche voortbrenging aan fruit in ons land te verhoogen, zonder over te gaan tot het onttrekken van gronden aan andere vormen van de bodemproductie. Om in deze kwestie een oppervlakkig inzicht te krijgen, is het voldoende te weten dat de gemiddelde opbrengst aan fruit, gerekend over alle aanplantingen in ons land, bedroevend laag is. Als we uitgaan van een normaal, goed onderhouden bedrijf, dan kunnen we, als we onze fruitteelt in haar geheel bezien, aantreffen: bedrijven, die in opbrengst ver boven dit normaal-gemiddelde lig- - gen; bedrijven, die gerekend kunnen worden tot de normale: bedrijven, die beneden het normaal-gemiddede liggen; tenslotte bedrijven, die nog niet in productie zijn omdat zij nog te kort geleden zijn ingeplant. Vergelijken we nu de gemiddelde opbrengst (in kilo grammen) van alle bedrijven met het normaal-gemid delde bedrijf, dan zien we, dat deze eerste nog niet komt aan de helft van de tweede! En dat in weerwil van het feit, dat er vele bedrijven zijn, die ver liggen boven het normaal-gemiddelde. Dit bedroevende beeld moet dus geheel komen voor rekening van de slecht verzorgde perceelen en de nog niet in productie zijnde aanplantingen. Men voelt wel, dat hier nog heel waj^ resultaten te bereiken zullen zijn, als alle niet voldoen de productieve fruitaanplantingen eens goec%onderhan- den worden genomen. Zonder te overdrijven, kunnen we gerust zeggen, dat bij een vakkundige bedrijfsvoering, zonder uitbreiding van de met fruitboomen beplante oppervlakte, onze fruitoogst verdubbeld kan worden. Zooals we reeds opmerkten, zal het dus niet noodig zijn om veel nieuwe aanplantingen te gaan doen, maar alle aandacht zal geschonken moeten worden aan de verbetering van de bestaande boomgaarden. Vervanging van minderwaardige variëteiten. Vele wegen leiden naar het gestelde doel. We willen ze niet alle noemen, maar op één willen<»we de aan dacht vestigen: namelijk het verdringen van de vele variëteiten, die tot de minderwaardige in kwaliteit of tot de slechte in opbrengst gerekend kunnen worden. Door de overheid worden tegenwoordig de prijzen van de verschillende fruitkwaliteiten en -variëteiten vast gesteld. Er worden lijsten samengesteld, waarop de prijsklassen zijn vc '1, Zonder op finesses in te gaan, willen we wijzen op een mogelijkheid, die in het han- teeren van deze lgsten schuilt. De algemeen als ge wenscht erkende variëteiten plaatse men in de goede klassen. Men beperkte dit aantal tot het allernood zakelijkste. Er komen op het oogenblik nog variëteiten op de lijst voor, die van zóó geringe beteekenis zijn, dat zij maar hoe eerder hoe beter verdwijnen. De onge- wenschte variëteiten behooren in de laagste klasse te worden gesteld en de prijzen voor deze lagere klasse houde men steeds zóó laag, dat de menschen als het ware gedrongen worden in de richting van de betere klassen: de telers zullen dan vanzelf er toe overgaan hun verkeerde variëteiten 'om te enten en na verloop van tijd zullen we dan in ons land kunnen beschikken over een betrekkelijk klein sortiment van goede variëteiten. We moeten bij een dergelijke handelwijze natuurlijk altijd erg voorzichtig zijn, dat we de ontwikkeling van de fruitteelt niet bemoeilijken, dat we het beproeven van nieuwe variëteiten niet tegenhouden. Daarom zal het noodig -zijn zooals we reeds eerder aangaven, dat het doen van nieuwe aanplantingen en het veranderen van oudere, geschiedt onder leiding van de Rijkstuin- bouwconsulenten, die eventueel toestemming kunnen geven tot het beproeven van nieuwe aanwinsten. Blij ken deze dan goed te bevallen, dan kunnen zij worden vrijgegeven voor verdere aanplanting of voor het om- enten van andere boomen. Het uiteindelijk doel zij: de fruitteelt zooveel mogelijk in handen vhn vakkundige telers. De fruitteelt is een zeer moéilijk vak: de teler, die deze cultuur met succes wil drijven moet een behoor lijke opleiding hebben genoten. Daarvoor is het stich ten en in stand houden van nieuwe en bestaande scho len en cursussen van het allergrootste belang. Tegen woordig wordt door den Tuinbouwvoorlichtingsdienst aan deze kwestie alle aandacht geschonken. Het uit eindelijke doel zal dan ook moeten zijn, dat ook de nu reeds bestaande bedrijven alle binnen zoo kort mogelijken tijd beheerd zullen worden door menschen, die van de taak, die zij op zich hebben genomen, op de hoogte zijn en die kunnen worden beschouwd als voldoende deskundig om ten behoeve van de gemeen schap de aanvaarde taalt te vervullen. En hier raken we een kwestie, die vele moeilijkheden met zich mede brengt. Zeer vele boomgaarden en fruit aanplantingen zijn in handen van personen of lichamen die indertijd deze op de een of andere manier verkregen, hetzij met speculatieve bedoelingen, hetzij als beleg gingsobject. De kern van deze zaak is, dat dergelijke bedrijven zeer dikwijls geheel onvoldoende worden be hartigd en dat deze personen of lichamen met de voortbrenging van voedingsmiddelen niets te maken hebben. (Hoeveel menschen uit de beschermde vakken hebben zich niet geworpen op de onbeschermde bodem cultuur? Men denke eens aan gronden, die het eigen dom zijn van dokters, advocaten, enz., van menschen dus, die voor zichzelf een beschermd vak bezitten, maar die zich nooit gerealiseerd hebben, dat zij het funda ment van het bestaan van den agrariër aantastten, door zijn gronden te gaan koopen). Ook op dit terrein zal door het nemen van maatregelen orde moeten worden geschapen: door het geven van voorschriften, mogelijk door het vorderen ten algemee- nen nutte van verwaarloosde perceelen, zal men moeten trachten te bereiken, dat de fruitteelt in ons land zoo veel mogelijk komt in handen van deskundigen. B. voor de week van 1622 Augustus 1942 ZONDAG 16 AUGUSTUS: openen we deze week onze uitzendingen met de bekende serie „De zin van het boer-zijn" van 8.15 tot 8.30 uur over Hilversum II. Zooals U het zich allen nog zult herinne ren, werd vorigen Zondag gesproken over „De boer en zijn volk". Ditmaal zult U iets hooren over „Het volk en zyn boeren". Natuurlijk zult U ook deze interessante uiteenzetting niet willen missen. Tekst is van D. van de Bospoort. MAANDAG 17 AUGUSTUS: van 13.00 tot 13.15 uur over Hilversum II hoort U weer het „Actueel nieuws voor boer en tuinder". Indien eenigszins mogelijk zullen alle boeren en tuinders op dit tijdstip zich even vrij maken, om naar dit actueel© nieuws te luisteren. DINSDAG 18 AUGUSTUS: van 13.00 tot 13.15 uur over Hilversum II brengen we in het programma „Voor de rijpere jeugd van het platteland" een reportage uit den Achterhoek óver „Onze voorouders en hun huis". Verslaggever D. Hiddings. Van 19.05 tot 19.30 uur Hilversum I, geeft in de serie „Wat doet de Directie van den Landbouw" Ir. A. W« van de Plassehe het antwoord voor de afdeeüng Tuin bouw. Flitsen uit de voorlichting aan tuinders. Verslag gever is H. P. Wouwenaar. Het is zeer belangwekkend eens wat nader met het werk van de Directie van den Landbouw kennis te maken, waarom we ieder aanraden hiernaar-te luisteren. WOENSDAG 19 AUGUSTUS: van 13.00 tot 13.15 uur brengen we een reportage over.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 10