De sociale gedachte
Bescherming
HEEMKUNDE
in ons denken en doen
r ~n
AlS in dezen tijd gesproken en geschreven wordt
Over, en steeds weer gewezen wordt op de groote sociale
bmwenteling, die zich voltrekt, mogen wij aannemen
dat zeer velen hier iets van begrijpen en aanvoelen. En
ik geloof mij niet te vergissen, als ik beweer, dat ver-
Schillende volksgroepen, waaronder ook in het bijzonder
het agrarische deel, in het algemeen reikhalzend en
Verlangend uitzien naar de verbeteringen in verschil
lend opzicht, die een structureele wijziging der maat
schappij-vormen teweeg zouden kunnen brengen.
Een zekere vrees voor het nieuwe en een groote ge
hechtheid aan het oude bestaande, beiden psychologisch
zeer goed verklaarbaar, zijn echter remmen van be-
teekenis, die eerst overwonnen moeten worden, om in
zoo groot mogelijke samenwerking de vruchten van
öe nieuwe constellatie te kunnen oogsten.
van den oogstarbeid
V.
VRIJDAG 14 AUGUSTUS
DE LANDSTAND
PAG.
Het is voor mij een zekerheid, dat zeer velen de sociale
Veranderingen, die het „ieder voor zich" doen plaats
maken voor het „allen voor allen" in hun diepste
menschzijn begeeren en verlangen. Maar dat bijgebrach
te opvattingen en een zich onttrekken daaraan, een
afgaan op eigen visie en waarneming beletten.
De groote fouten van ons voormalig economisch en
sociaal bestel, die tenslotte tot „een nieuwe ordening
moesten voeren, hebben vooral de menschen die het
voedsel aan den grond ontworstelden, wel terdege onder
vonden. En het denkende deel van hen zal zeker niet
terugverlangen naar de steeds om een zeker aantal
jaren wederkeerende crises, die dan de vruchten van
zooveel ingespannen arbeid weer teniet deden gaan.
We weten dat de vorderingen van den menschelijken
geest het technisch kunnen zoodanig hebben opgevoerd,
dat de mogelijkheden van „beheersching" van welvaarts
factoren zoodanig zijn toegenomen, dat zooveel sociale
ellende tot het verleden kan behooren, indien: de men-
schelijke geest, het „brein", de rede, het menschelijk
vernuft of hoe gij deze krachten wilt aanduiden in
algemeene samenwerking de mogelijkheden van onzen
tijd practisch gaat ontplooien en doen toepassen.
Om deze vooruitzichten te helpen verwezenlijken waar
mede tenslotte, ons aller levensgeluk en vreugde in het
arbeiden gemoeid is, moetan wij ons ontdoen en los
maken van een sociale traagheid van een economisch
systeem, dat afgedaan heeft. En ons goed en helder
voor den geest houden, dat de uitwendige wijziging
van den maatschappelijken samenhang stellig gepaard
zal moeten gaan met een innerlijke structuurwijziging
van ons zelf. Ik kan niet ernstig genoeg op de nood
zaak hiervan wijzen. De nieuwe maatschappij - vraagt
„maatschap" van ons allen. En als wij in dien geest
ons sociale denken en doen richten, kom, laat ons dan
met vertrouwen den komenden tijd tegemoet gaan.
Ik weet dat veel menschen, ook uit onze agrarische
kringen de gemeenschapsgedachte niet ongenegen zijn.
Maar de tijdsomstandigheden en nog eenige andere
factoren dragen er niet toe bij voor velen om tot de
positieve houding en een daaraan evenredig inzicht te
komen. Dat komt echter wel terecht. Want de neiging
tot steun aan elementen van opbouw zal het stellig
winnen van de negatieve opvatting.
De groote fout Is voorheen geweest dat het doel van
den technischen vooruitgang, in haast al zijn geledingen,
niet in overeenstemming was met het werkelijke doel
van ons leven. Te vaak werd zij gebruikt om uitsluitend
winstbegeerten zonder meer na te jagen, of als middel
om anderen te overtroeven.
En dat kan anders en zal 90k veel beter worden, zelfs
zonder het particulier initiatief geweld aan te doen.
Doch deze groote stuwkracht in onze samenleving zal
van klein tot groot zich moeten voegen naar en willen
gaan wijden aan de belangen van ons allen.
De sociale gedachte van onzen tijd en de handelingen
daaruit voortvloeiende zullen van een hoogeren norm
moeten zijn dan sommigen zich nog aanleggen.
Wanneer wij ons de toekomst der jongeren voor oogen
stellen, dan zie ik het echter toch zoo, dat een ieder
daaraan zijn beste krachten wil wijden. Welnu, als wij
allen ons in dit opzicht van onze gemeenschappelijke
plicht trachten te kwijten dan is er reden om, alle
moeilijkheden ten spijt, met een kerngezond optimisme
de toekomst tegemoet te gaan. Om het nog sterker uit
te drukken: wij mogen dan practisch de hoop voeden
van de verwachte verbeteringen getuige te zijn, en er
zelf de nuttige voordeelen ons nog van ten deel zien
vallen.
,De tijden zijn zwaar, vooral ook voor allen, wier taak
en groote plicht het is om de voortbrenging van
voedsel uit eigen bodem, ondanks alles, tot het uiterste
op te voeren.
Moge de oprechte wil tot een eerlijke sociale gedachte
ons allen inspireeren tot daden van de grootste pres
tatie, met de uitgesproken of stille bedoeling om allen
mee te werken, aan ons aller welvaart.
Gelooft in de toekomst, waartoe thans de richtlijnen
en de bases gelegd worden en laat U nimmer weer
houden de twijfelachtigen te helpen en een hart onder
den riem te steken! Met moed vooruit!
Noord-Scharwoude. N. KAAN.
De Hoofdafd. I-B van den Nederlandschen Landstand
vestigt de aandacht op het volgende bericht:
De geregelde gang .der oógstwerkzaamheden ondervindt
den laatsten tijd ernstige belemmering doordat land
arbeiders, aangelokt door een hooger loon of gunstiger
arbeidsvoorwaarden, hun dienstbetrekking verlaten om
bö een anderen werkgever in dienst te treden.
De aandacht wordt er echter op gevestigd, dat werk
gevers, die déze hoogere loonen of gunstiger arbeids
voorwaarden aanbieden, zich schuldig maken aan een
overtreding van het derde uitvoeringsbesluit van den
secretaris-generaal van het Departement van Sociale
Zaken, ingevolge de verordening no. 217-1940 en daar
mede een strafbaar feit begaan.
Het spreekt vanzelf, dat speciaal in dezen tijd, nu het
Voor de voedselvoorziening van het grootste belang is,
dat de oógstwerkzaamheden een regelmatig verloop
hebben, handelingen, als hierboven omschreven, niet
kunnen worden geduld. De Directeur-Generaal van den
Arbeid heeft dan ook aan de onder hem dienende
opsporingsambtenaren last gegeven terzake streng toe
te zien en bij vermoedelijke overtreding onmiddellijk
proces-verbaal op te maken.
Dezelfde opdracht is verstrekt ten aanzien van het
zonder vergunning van het College van Rijksbemidde-
laars verhoogen der loonen. De werkgever, die, teneinde
zijn arbeiders in dienst te houden, zonder vergunning
van genoemd college de loonen verhoogt en daardoor
een overtreding van het eerste uitvoeringsbesluit van
den secretaris-generaal van het Departement van Soc.
Zaken, ingevolge de verordening no. 217-1940, begaat,
stelt zich dus bloot aan een strafvervolging.
Daar reeds in verscheidene gevallen tot het opmaken
van proces-verbaal moest worden overgegaan, wordt
bij deze de aandacht van belanghebbenden nog eens op
een en ander gevestigd. I
De Buurtboerenleiders kunnen zich zich op grond van
bovenbedoeld uitvoeringsbesluit de hulp van de Justitie
verzekeren, indien zich in hun gemeente gevallen van
ongerechtvaardigde loonsverhoogingen voordoen, waar
door de geregelde oógstwerkzaamheden zouden kunnen
worden belemmerd.
Middelen tot beoefening der
X door W. E. M. Eggink
De middelen zijn vele. Daarin systeem te brengen
en om systeem gaat hetdaarom vraagt iedere
regel dezer verhandeling, en daarvan poogt de
hierachter afgedrukte systematische infteeling
der heemkunde te doen blijken is moeilijker
In de eerste plaats valt op, dat men b.v. van het
eigen systeem moet afwijken, wil men de heem
kunde niet door al te groot specialisme uiteen
doen vallen in een dan toch nog dorre weten
schap; en dat is de heemkunde, waarin het gaat
om den mensch en zijn levende bloed, ook als
onze voorouders bedoeld worden, juist allerminst
Het is b.v. niet wel doenlijk om wel over den
arbeid van ons voorgeslacht te spreken zonder
zich een oogenblik bezig te houden met de vraag
welke kleeren men daarbij aan had en welke
werktuigen daartoe werden gebruikt, om nog
maar te zwijgen van het feit, dat bepaalde ge
bruiken bij of in den arbeid of juist in de
arbeidsrust als vanzelf dan de aandacht vra
gen. Het schema, waardoor wij de heemkunde
verdeelden in algemeene en bijzondere heem
kunde alsmede in de eigenlijke heemkunde en
de sïbbekunde en de volkskunde, is dan ook
meer opgezet met het doel eenig inzicht te geven
in de verscheidenheid van werkterrein, die degene
die de heemkunde wil beoefenen, dient te betre
den, dan dat daarmee stilzwijgend wilde gezegd
zijd, dat elk dezer onderdeélen afzonderlijk dietide
bestudeerd te worden.
Een van de belangrijkste hulpmiddelen tot de
beoefening der heemkunde is ongetwijfeld de in
stelling en instandhouding van een streekmuseum.
Daartoe is echter alweer eenig systematisch In
licht in den inhoud, van de heemkunde noodig,
anders wordt zulk een streekmuseum een soort
museum van oudheden oftewel een oudheidkamer
van rariteiten, die voor de serieuze beoefening
der heemkunde van nul en geenerlei waarde is.
Het is daarom gewenscht, dat aan dat streek
museum een commissie van specialisten, die elk
voor hun onderdeel staan, verbonden wordf, welke
commissie niet als droog zand aan elkaar han
gend, maar als werkgemeenschap in een bepaalde
streek leidinggevend en gezaghebbend kan zijn
voor de beoefening der heemkunde.
Voorts dient de lagere school den kinderen reeds
belangstelling voor het eigen heem bij te brengen.
In populairen vorm kunnen daar de oudheidkunde
en de geschiedenis van het eigen heem, wat be
treft de ontwikkeling, groei en staat van den
bodem, het plantenrijk en het dierenrijk op het
eigen heem (nrs. 1, 2 en 3 van het schema), als
mede de geleidelijke bewoonbaar making van het
eigen heem en den tegenwoordigen staat daarvan
(nr. It) amper besproken worden en bij het
kaartje teekenen ook in topografisch opzicht
worden verzorgd. Daarnaast dient het onderwij
zend personeel de jeugd er op uit te sturen om
op eigen gelegenheid het eigen heem t& ver
kennen; de belangstelling der jeugd voor de ken
nis van het eigen Iveem dient gewekt te worden
door b.v. nooit doof te zijn voor de ontdekkingen,
die de jeugd meent gedaan te hebben en nu vol
trots aan meester cf juffrouw wil vertellen
en toonen, want het onderwijzend personeel dient
er ook zélf met de jeugd op uit te trekken, ten
einde haar te wijzen op wat de jeugd zoo dikwijls
voorbij vliegt, en omgekeerd: teneinde aangewe
zen te krijgen waaraan wij ouderen zoo licht
voorbijloopen. Daarnaast kan een begin gemaakt
worden op school met het vormen van eenig
begrip omtrent rassenkunde en sïbbenkunde (laat
de kinderen er eenig idee van krijgen van wie ze
familie zijn en van wie ze afstammen (nrs. 5
en 6). Voorts is het een onding, dat b.v. kinde
ren in Leerdam niets van het glasblazen zouden
weten, of kinderen uit Beverwijk niets van aard
beien of bloembollen. Ik heb eens iemand uit Wél-
sum ontmoet, die op een geheel andere plaats
in Nederland de Welsumerkip niet herkende. Dat
moet niet voorkomen. En daartoe moet de lagere
school het fundament al leggen (nrs. 9 en 10).
De hoofdzaken der kleederdrachten in Nederland
mag toch ook een kind van de lagere school wél
kennen, evenals de voornaamste zinnebeelden,
teekens, en merken, maar het is ook geen ramp
als een kind weet van St. Maarten of een Zaan-
sche luilak (nrs. 8, 11 en 12). Dat de Friesche
taal op school geleerd dient te worden spreekt
vanzelf (nr. 15), maar de grootst mogelijke zorg
dient besteed te worden aan de kennis van de
Nederlandsche taal, de taal van dat heem, dat
alle vaderlanders verbindt.
(Wordt vervolgd