De Moerbei De ontsmetting van de poters De Moerbei ook wel genoemd moerbezieboom, af komstig uit Noord-China, wordt in ons land niet veel vuldig aangetroffen. Het is één van die vruchtboomen, die om welke redenen ook, niet veel wordt aangeplant. En toch levert hij overvloedig heerlijke vruchten. De boom welke zeer oud kan worden, en op hoogen leef tijd, mits goed behandeld steeds nog zeer vruchtbaar blijft, wordt meestal nog aangetroffen op oude buiten plaatsen, en in oude Stadstuinen en wel in de meeste gevallen als leiboom langs muur of schutting. Ook kan hij goed als struikvorm of halfstam worden ge kweekt maar dan op een eenigszins beschutte stand plaats. Aan de leiboomen worden echter wel de mooi ste vruchten gekweekt. VRUDAG 14 AUGUSTUS DE LANDSTAND FAG. S Groote schade door de Rhizoctonia /\l.S er in het aardappelseizoen, dat thans zijn einde nadert, iets gebleken is, dan is het wel de noodzake lijkheid om onze culture met gezond pootgoed te beginnen. In het algemeen is het jaar voor de aard appelen niet slecht geweest; hier en daar kan men den stand zelfs bijzonder goed noemen. Maar dit geldt in hoofdzaak voor de late aardappels. De vroege en middelvroege hebben het als gevolg van het abnor maal koude voorjaar hard te verduren gehad. Wat dat betreft is het voor velen een leerzaam jaar geweest, een jaar, dat hard, maar onweerlegbaar heeft aangetoond, dat de aardappeltelers, willen zij het maximum uit hun grond halen, per se moeten uit gaan van behoorlijk gezond, en, voor zóóver het vroege en middelvroege aardappelen betreft, tegen Rhizoctonis ontsmette poters. In verband met de groote teleurstellingen, die het jaar 1941 aan vele verbouwers van de vroege Eerstelingen had gebracht, is dit jaar een groot gedeelte van het pootgoed behoorlijk ontsmet en het is duidelijk aan den stand van het gewas te zien geweest. Het voorjaar was weer even koud als in 1941, zoo niet kouder, en 'de hinderlijke kwaal heeft thans de middelvroege aard appelen geteisterd. De conclusie ligt voor de hand; het volgend voorjaar dienen ook die te worden ont smet om het verlies door Rhizoctonia in 1943 zoo ge ring mogelijk te doen zijn. De kwaal is tl wel bekend: de ziektekiemen zitten als kleine zwarte schubbetjes op de huid van de oogen- schijnlijk gezonde aardappel en gaan met de aange taste poters in den grond. Wordt dan het weer zoo, «dat de aardappels lang blijven liggen, vóór er wat boven den grond komt, dan beginnen de wintersporen te kiemen en zij tasten de oogen en de jonge uitloo- pers aan. Die worden dan bruin en gaan 'kapot. Er komt niets boven den grond ja, soms nog een en kele zwarte stengel, een nakomertje, een slapend oog, dat ach heeft ontwikkeld, toen het weer wat beter was geworden. Maar méér niet. LAls wij dan over den akker loopen, zeggen we: „ze komen beroerd voor den dag!" en we planten op de holle plek een roode kool, of later een spruitkool of boerenkoolplant. Zoo probeeren we de verloren ruimte nog zoo goed mogelijk te gebruiken. Maar later in den tijd vertoonen zich andere verschijn selen. Bij warm vochtig weer vormt er zich een ring van schimmeldraden rondom den voet van de stengels en nog later beginnen die stengels te verwelken; het blad wordt geel en gaat slap hangen en als we nu aan De boom is niet spoedig vruchtbaar, meestal varieert de tijd van de eerste vruchtvorming tusschen de 10 en 15 jaar. Zoolang de jonge boom nog diep ingesneden bladeren heeft, is van vruchtzetting hoegenaamd geen sprake. Dit is eerst het geval als de bladeren, meer den vorm gaat aannemen van een appel- of pereblad in 't groot. De jonge boom groeit in den regel snel op, wat met zich meebrengt dat in den beginne flink moet worden gesnoeid om den vorm te behouden. Bij struikvorm en halfstam wordt alleen volstaan met uitdunnen en wel zoo, dat geen breede kroon wordt verkregen, die goed open ligt, de zon moet goed overal kunnen doordringen. Dus niet zooals nog wel eens gebeyrt ook met andere vruchtboomen, dat men alles maar laat opgroeien, dan komt er niet veel goeds van terecht. Aan leiboomen moet wat meer worden ge snoeid, en daarbij zorgen dat de gesteltakken "en goed eind uit elkaar komen te liggen, dit om later het lange vruchthout voldoende plaats te kunnen geven. Nu is dit bij jonge boomen niet altijd direct te be reiken. Dit is echter geen bezwaar daar men gerust later eenige grootere takken in zijn geheel kan weg nemen. Van jonge boomen moeten de verlengenissen maar weinig worden ingesnoeid, de overige loten op den stengel trekken, Jaat hij los. Het ondereinde is dan bruin geworden en half verrot. Zoo staan er dit jaar heele akkers Bevelanders voor en ook tusschen andere middel vroege variëteiten zit het kwaad. Wij kunnen veilig aannemen, dat de ziekte ons dit jaar meer dan normale schade heeft gedaan. Bij erge aantasting wordt de sapstroom af gesnoerd; de knollen kunnen zich niet meer ontwikkelen en blij ven klein en meestal hoekig van vorm. Deze groote schade hadden we kunnen vermijden door Ons pootgoed behoorlijk te ontsmetten. Het is wel zoo, dat de zwam ook in den grond kan overwinteren, maar als regel wordt de ziekte toch door de poters overge bracht. Humusrijke zandgrond of zavel- en ook de veengrond kan door en door met Rhizoctonia verpest zijn, zoo erg zelfs, dat de zwam bij warm en vochtig weer myceliumdraden vormt om doode takjes en gras halmen in plaats van louter en alleen om de stengels van de aardappelplant. Niettemin geeft ook op derge lijke gronden een grondige ontsmetting aan de planten een flinken voorsprong. Bovendien kunnen wij door teeltwisseling en door bemesting met kunstmest alleen de kans op besmetting van uit den grond aanmerkelijk verminderen. Maar als we dan met deze cultuurmaatregelen en met de ontsmetting de ziekte voor een groot deel in de hand hebben, dan mogen wij onder de huidige om standigheden het voorschrift niet in den wind slaan om met het daarvoor aangegeven ontsmettingsmiddel de op de poters voorkomende wintersporen te dooden. Dat zijn wij aa-n de voedsel-voorziening van ons volk verplicht. Wanneer we de knollen afwasschen, zien &e deze wintersporen wel zitten; willen we dus vaststellen of ontsmetting noodig is, dan dienen we een monstertje poters goed af te spoelen. Kort na het rooien, als het kurken schilletje van de aardappels stevig genoeg ge worden is, worden de poters, die ontsmet zullen wor-. den, grondig schoongespoeld. De ontsmettingsstof kan dan beter tot de ziektekiemen doordringen en verliest minder gauw haar kracht. Wjjze van ontsmetten. Voor het dooden der Rhizoctonia-kiemen gebruiken we een oplossing van Aretan, Tubavit of Pusariol- Natontsmetter ter sterkte van 15 deelen op 10.000 doelen water. Ter behandeling van een hectoliter poters hebben we 50 liter vloeistof noodig. Daarin moeten dus 75 gram van bovengenoemde middelen worden 2 3 oogen. De dunne loten late men ongesnoeid, daar deze later de vruchten geven. De Moerbei draagt op iang vruchthout, dat bij oudere boomen, soms wel een halve meter voor den muur of schutting uitsteekt. Hieruit volgt dus dat men geen moerbeien moet plan ten, als men alles netjes gesnoeid en opgebonden wil zien, ook niet als niet voldoende ruimte aanwezig is. Van ziekent heeft de boom bijna geen last. De voort planting geschiedt door zaad, dat op warmte moet worden uitgezaaid, ook wei door enten op de witte Moerbei (Moris (Alba) of door afleggers of wortelstek. Oculeer en gaat minder goed. Het zelf voortkweeken is echter niet zoo eenvoudig daar nog al wat misluk kingen voorkomen. Vandaar dat men beter bij een goeden kweeker de benoodigde boomen Kan koopen. 2 3-jarige zijn het meest aan te bevelen. Hoewel de Moerbei geen hooge eischen stelt aan den bodem, is hij voor een goede bemesting toch zeer dankbaar. Mogen deze weinige regels er toe bijdragen deze boom met zijn heerlijke vruchten aan te plukken. De Landjeugd in Zeeland Van Borssele begon de victorie tot het vormen van afdeelingen voor de agrarische jongeren in deze pro vincie. Ook de jeugd schijnt niet overal meer een afwachtende houding aan te nemen, ondanks de tegen werking van hen, die vroeger het jeugdwerk in handen hadden en meenen het nog te hebben. De zon komt in het oosten op en gaat nog steeds in het westen onder. De jeugd en de zon zijn de bronnen voor de toekomst. Aantreden dus, met het gezicht naar het oosten, naar de zon, de groote levensbron. Volgt het voorbeeld van Borssele en van de nu gevormde af dee ling in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. De afdeeling Landjeugd van den Nederlandschen Landstand geeft met een bekwame staf de zoo zeer gewenschte leiding. De andere deelen der Provincie zullen spoedig volgen. Wacht niet af, doch geeft U óp als lid aan de afd. Landjeugd van den Nederlandschen Landstand, Groote Markt 28 te Goes. opgelost. De aardappels worden na te zijn gewasschen los in den ontsmetter gestort en blijven er 20 tot 30 minuten in. We kunnen de vloeistof driemaal „gebrui ken en hebben dus voor ca. 200 kg. poters niet meer dan 75 gram ontsmettingsmiddel noodig. Hebben we meer poters te ontsmetten, dan voegen we na elke onderdompeling aan de 50 liter oplossing 2 liters versche oplossing toe van dubbele sterkte, d.w.z. twee liter water waarin opgelost telkens 6 gram van het gebruikte vergif. Aldus «an men 400 kg. poters af doende ontsmetten met 105 gram Aretan, Tubavit of Fusariol. Om de kosten behoeft men het dus niet te laten. Nemen we de oplossing sterker, n.l. 250 gram per 50 liter, dan behoeven we goedgereinigde aard appels niet langer dan een minuut onder te dompelen. Het middel is dus#nog al werkzaam. Om deze reden is het ook gewenscht nu, in den herfst, tot ontsmet ting over te gaan, nu de oogen nog slapen. In het voorjaar zouden de kiemen onder de inwerking van het middel kunnen lijden Voor Aretan mogen we geen zinken bakken gebruiken; die worden er door aangetast. IJzeren bakken kunnen echter wel worden gebruikt. Eerst wordt het middel aangemaakt tot een dun (maar zeer vergiftig) papje; daarna wordt het onder flink roeren in den bak met water gegoten. Het water moet een temperatuur heb ben van 5 tot 15 gradeD Celsius. Een goed ontsmettingsmiddel is ook het bekende ge vaarlijke vergif sublimaat, een kwikzilververbinding, waarmee we zeer voorzichtig moeten omgaan. Het was tot voor kort nog verkrijgbaar in pastilïevorm. Een pastille weegt anderhalve gram en is voldoende voor één liter ontsmetter. Het kan noodig zijn de pastille vooraf fijn te maken of in warm water op te lossen, omdat we anders ellendig lang staan te roeren. Ook voor de sublimaatoplossing kunnen we geen zink ge bruiken, ja, zelfs de ijzeren bakken worden aangetast, zoodat we voor dezen ontsmetter steeds een houten kuipje of een steenen vat moeten nemen. De sublimaat oplossing werkt veel minder snel op de ziektekiemen in: de poters worden er anderhalf uur aan blootgesteld. Maar dan is u ook zeker, dat uw aardappels zuiver op de graat zijn. U Iaat ze nu goed uitlekken en zet ze in de kiembakken op een luchtige plaats te drogen. Als men de knollen nu bovendien nog laat voorkiemen en er de traag of in het geheel niet aan den gang komende knollen uit wipt, is men volkomen zeker van zijn plantgoed en haalt het er door. ook indien het volgend voorjaar wederom koud en ongunstig mocht worden, of wanneer wij ter afwisseling in 1943 eens te kampen krijgen met een vochtig voorjaar met een temperatuur van 12 tot 13 graden, die, zooals bekend, het optreden van de Rhizoctonia sterk in de hand werkt Dat we met deze ontsmettingsgiften voorzichtig te werk moetén gaan, behoeft geen betoog, 't Is zwaar vergif voor mensch en dier en we doen goed, na afloop van den ontsmettingsarbeid onze handen behoorlijk te reinigen. G. D. LUTKE MEIJER. Mededeeling van den Leider van het Jachtwezen van den Ned. Landstand Nog altijd blijf ik dagelijks een aantal brieven ont vangen, waaromtrent het volgende valt te zeggen. a. Om te beginnen komt het nog al eens voor, dat men mij schrijft over aangelegenheden, die uitsluitend de Algemeene Nederlandsche Jagersvereeniging betreffen. In deze gevallen gelieve men zich te wenden tot het secretariaat dier Vereeniging, Juliana v. Stolbergplein 21 te Den Haag. Het moge dezen briefschrijvers duidelijk zijn, dat ik niet in de rechten en de plichten kan of wil treden van den Voorzitter resp. het Bestuur van deze Ver eeniging. b. Veelvuldig komt het voor, dat een briefschrijver niet of slechts ten deele voldoet aan de eischen, gesteld aan het verkrijgen van een jachtacte, en zich desniettemin in het bezit gesteld wenscht te zien van dit onmisbare document. Gewoonlijk wordt dan een beroep gedaan op bijzondere omstandigheden, die ik natuurlijk zonder nader onderzoek en inlichtingen te*- plaatse niet kan beoordeelen. c. Uit verschillende provincies ontvang ik klachten over wildschade, waaraan meestal het verzoek ver bonden is, zelf op jacht te mogen gaan, etc. Betreffende de onder b en c bedoelde gevallen wijs ik hierbij er uitdrukkelijk op, dat voor zoover de Pro vinciale Leider van het Jachtwezen nog niet werd be noemd of den briefschrijver nog niet bekend is, men zich heeft te wenden tot den Boerenleider der betref fende Provincie. Alleen ter plaatse kunnen de geuite wenschen en wenken beoordeeld worden, hetgeen door of namens de bevoegde instantie van den Landstand in de Provincie kan geschieden. Ter besparing van tijd en kosten zal ieder belangheb bende dus goed doen, zich aan het bovenstaande te houden. Ditzelfde geldt ook wanneer het betreft alge meene vragen om inlichtingen en meer van dien aard. W. G. NIEUWEN KAMP, Xeider v. d. Afd. Jachtwezen van den Nederl. Landstand.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 5