stooktomaten w E naderen thans weer het tijdstip, dat de stooktomaten aan het eind van hun opbrengst zijn en daarmee is dan ook het oogenblik gekomen, dat de tuinder een beslissing zal moeten nemen óf en hoe hij zijn glasoppervlakte voor de periode, dat de zon nog over voldoende groeikracht beschikt zal be nutten. De mogelijkheid bestaat dan allereerst, dat de keus valt op een voortgezette tomatenteelt- Daartoe geven we de oude tomatenplanten een frisch bad van gietwater en een handvol kunstmest, maken ze van onderen schoon door het oude blad weg te nemen en geven in den top aan 24 flinke dieven gelegenheid zich te ontwikkelen. Deze zullen spoedig van den hervatten groei profiteeren en bloesem en vruchten vormen. Stadsvrouw en Bij het beeindigen van de cultuur der dorpsvrouw VRUDAG 14 AUGUSTUS DE LANDSTAND PAO. 7 Een groote voorwaarde is er echter aan deze me thode, die zooals we zeggen weinig moeite kost, verbonden n.l. een gezonde teeltbodem. Daaraan zal het bij de tomaat, na een volle teelt, nu juist dik wijls mankeeren. Verschillende ziekten van dit gewas tasten de planten aan vanuit den grond o.a. de ver- welkings-of slaapziekte, de Sclerotium en Rhizocto- miaziekte en de „knol", de aantasting door het wortelaaltje. Bovendien hebben we, zoover het den teeltbodem betreft, nog rekening te houden met de z.g. moeheid van den grond. Zooals de naam aan duidt, hebben we hier niet te doen met een ziekte van de plant zelf, maar met een ongunstigen bodem toestand, die de oorzaak is van het feit, dat het gewas óndanks goede grondbewerking, oordeelkundige ver zorging en behoorl^'ke bemesting niet meer voort wil. Aan wortels, stengels, bladeren of vruchten hapert niets en toch is de vruchtzetting gering, de vruchten zijn klein van stuk, de opbrengst daardoor niet meer loónend. Bij de voortgezette tomatencultuur verlengen we den groeitijd met circa 3 maanden, dat is met bijna ds helft van de normale teelt en daarmee werken we dus het optreden van de genoemde bodemkwalen in de hand. De laatste jaren zijn er wel is waar zeer goede hulp middelen om een zieken kasgrond weer tot een rede lijken opbrengst te brengen: het stoomen en het ont smetten met zwavelkoolstof, maar het blijven ondanks hun goede werking toch steeds hulpmiddelen. Een tweede mogelijkheid ha het beëindigen van de cultuur der stooktomaten is een nateelt van stok- boonen. Snijboonen zoowel als princesseboonen kunnen hiervoor worden gebruikt. Voor princesseboonen worden daarvoor ook vaak de z.g. dulJbele stamprin- cessen en dan aan touwtjes gekweekt. Het voordeel, dat de boonen, begin Augustus geplant, weer vroeg op 't eind zijn n.l. tegen eind October, maakte deze teelt tot de meest wenschelijke en bruikbare. Voordat we de oude tomatenplanten opruimen, ver branden we per 100 ramen ongeveer 2y2 kg. zwavel: 10 hoopjes van y2 pond, om twee vijanden van de boonen uit te roeien: de luis en de witte vlieg. Zooal3 steeds voeren we dit werk uit op en windstillen avond en zorgen voor een volkomen afsluiting van het wa renhuis, ook gedurende den volgenden dag. Na deze desinfectie knippen we de tomaten bij den grond af, rooien de wortels op en ruimen alles leeg. Het touw latan we hierbij intact. Het water, dat daarna in groote hoeveelheden in de kas wordt gebracht, moet, wanneer men tegelijk alles gedurende *34 dagen zoo veel mogelijk open zet, dienen om weer wat natuur in den bodem te brengen. Bovendien mogen de jonge plantjes, die zich snel ontwikkelen, geen watertekort ondervinden. Zoodra de eerste ranken gevormd zijn, hangen we de touwtjes in het hart der planten. Deze vinden verder hun weg wel zelf; een enkele keer zal het waarschgnlijk noodig zijn wat ranken bij het touw te brengen. Den eersten tijd moet de lucht regelmatig vochtig gehouden worden en bij warm zonnig weer zal het daarom wenschelijk zijn in de morgenuren den grond wat nat te maken. Bij een wat verder gevorderden groei zullen we met water voorzichtig moeten zijn, omdat anders de jonge bloemen gevaar loopen te gaan smeulen. Tijdens bijzonder feilen zonneschijn schermen we het glas met wat krijtwit af, waarbij echter bedacht moet worden, dat het gewas in October het licht hard noodig heeft. Dus licht spuiten met een zwakke oplossing. Omgekeerd kan het ook voorkomen, dat het weer in den nazomer weken achtereen donker en nat is. De kasboonen zullen onder die omstandigheden .een toer hebben om tot een normalen oogst te komen, terwijl bovendien smeul en rot kunnen optreden. Gaat men in zulke gevallen er toe over de warenhuizen zoo goed als dicht te leggen, dan verhoogen we daarmee de luchtvochtigheid en de kans voor het optreden vaa genoemde zwamziekten. Een betere methode dan het dichtleggen van het glas is het uitdunnen van het blad, vooral van het blad, dat in dichte massa's tegen het glas aangedrukt is en het licht afsluit. Hetzelfde doen we met de bladeren naast en in de omgeving van de bloemen en de jonge vruchten. De derde mogelijkheid, waarop de kans van den tuinder kan vallen, is het op stapel zetten van de ramen en den grond volkomen rust te geven. En de huidige omstandigheden, waarin de volle nadruk gelegd wordt op de voorteelten en waarin later met stoken begonnen worden. Wie jaren achtereen steeds maar teelt en den kostbaren bodem geen rust gunt, R is tegenwoordig een algemeen streven, om de menschen van het Platteland op te heffen en ze te doen inzien, dat ze niet beneden, maar naast de stadslui behooren te staan. Het gevoel van minderwaardigheid moet verdwijnen. In het bijzonder wil ik het nu hebben over de stadsvrouw en de dorpsvrouw. Met de dorps vrouw bedoel ik de eenvoudige, werkende vrouw in het kleine dorp. Hoe komt het toch, dat deze twee vrouwentypen zco verschillend zijn? De stadsvrouw over het algemeen los en lenig in haar bewegingen, vlug op alles reagee- rend, nooit om een antwoord of een pittig gezegde ver legen. De. dorpsvrouw zwaarder stappend, beheerscht en kalm, niet overhaast, rustig en evenwichtig in haar spreken. Zijn ze bij elkaar, dan praat de stadsvrouw, en de dorpsvrouw luistert en antwoordt met enkele woor den. Ze laat als het ware de bui over zich heengaan en zwijgt. Niet, omdat ze de andere in alles gelijk geeft, dat in geen geval. Maar haar gedachten kunnen dat gebabbel zoo gauw niet volgen, en ze weet de woorden zoo spoedig niet te vinden. Het resultaat is, dat de stedeling altijd een beetje minachtend neerziet op die stijve boeren, en dat de boerin onwillekeurig het stad- sche dametje als haar meerdere erkent, Dit verschil in geaardheid is zeer begrijpelijk. Het stads meisje toch is reeds vanaf haar geboorte gewend aan rumoer. Haar wiegje staat in een huis aan de drukke straat, en de eerste geluiden, die haar oortjes opvangen zijn: het geratel van karren, het gebel van de tram, het roepen en schreeuwen van venters en kooplui, het praten en de radiomuziek van de buren. Zoodra ze groot genoeg is om op straat te loopen, wordt het opletten. Scherp, uitkijkenvlug oversteken. Als school meisje leert ze wel om bijdehand te zijn, anders kan ze met de anderen eenvoudig niet mee doen. Als bak- visch en later als jongedame kan ze ook bij regenweer gemakkelijk over de trottoirs trippelen. De keurige schoentjes hebben er weinig hinder van. En zoo noodig wipt ze een schoenenwinkel binnen en koopt een paar keurige, nieuwerwetsche overschoenen. (Dit geldt na tuurlijk alleen voor normale tijden, evenals het winkelen en heel veel andere zaken). Altijd kan ze keurig gekleed gaan, want de groote modemagazijnen zorgen er wel voor, dat ook voor bescheiden beurzen de laatste mode snufjes beschikbaar zijn. Ieder kan datgene leeren, waarvoor ze aanleg heeft, want alle mogelijke scholen en instituten openen hun deuren voor hen. Voor de algemeene ontwikkeling zorgen onder meer de schouw burgen en bioscopen, die ook geregeld voorstellingen geven en films vertoonen voor kinderen en de rijpere jeugd. En zoo leeft het stadskind, volop genieten van alles, wat de beschaving geven kan. Gemakkelijke omgangs vormen, luchtige conversatietoon behoeft de stadsvrouw niet aan te leeren. Ze groeit er in op, het wordt een deel van «haar zelf. Beseffen de stedelingen wel, hoe ze, wat dit alles betreft, bevoorrecht zijn boven de platte landers? En nu de dorpsvrouw. Haar wiegje staat in de wijde die komt uiteindelijk met slechte oogsten voor den dag. Wat we over de desinfectie schreven, die toegepast wordt vóór het uitplanten van de boonen, geldt in dezelfde mate in dit geval. De talrijke schimmels en insecten zullen, als we geen afdoende maatregelen nemen, het volgende jaar in versterkte mate terug- komef. Daarom volstaan we niet met het verbranden van zwavel étlleen; maar alle glas- en houtwerk en ook den grond wordt bespoten met een formaline- oplossing, respectievelijk van 3 en 5 Dit moet 's avonds laat, of 's morgens heel vroeg gebeuren; verder moet men een stofbril opzetten en het gezicht met vaseline invetten. Na deze behan deling houdt men het glas een paar dagen dicht. Hoe zindelijker een tuinder op zijn bedrijf is, hoe minder last hij heeft van ziekten. Bij het beëindigen van een cultuur hoort dus een totale opruiming en wel direct! 29 Juli 1942. S. stilte. Haar oortjes vangen het eerst op de geluiden van de natuur: het suizen van den vind door de hoo rnen, het geblaat van een schaap, het geloei van een koe. Wanneer ze groot genoeg is geworden om de be- teekenis van de woorden te begrijpen, hoort ze praten over het weer, het koren, de aardappels, den veestapel. Want dat is het bestaan van den boer. Het eerste, wat haar oogen zien, zijn boomen, bloemen, dieren. In den grooten tuin of op het weiland kan ze kalm en rustig spelen. Voor haar is het niet noodig, dat onophoudelijke opletten. Maar als het regent, dan valt het loopen in de houten klompjes op de modderige zandwegen lang niet gemakkelijk. Daardoor worden de gang en de houding van het Jands- meisje rustiger en kalmer, maar ook stijver als die van het stadskind. Wat de ontwikkeling betreft, is de gelegenheid om te leeren waarvoor ze geschikt is, cp een dorp zoo klein. Alleen bijzonder talentvolle kinderen gaan studeeren en bezoeken een middelbare school in de naastbijgelegen stad. De reisgelegenheid is niet altijd even gemakkelijk en zoodoende blijft het grootste deel van de dorpsmenschen in of bij de geboorteplaats wonen en ze worden weinig van de buitenwereld gewaar. De meeste vrouwen van ons dorp kennen een schouwburg of bioscoop alleen maar van hooren zeggen. Nooit hebben ze een film gezien. Zijn we hier daarom minder gelukkig? Weineen! Ons leven is anders dan in de stad. In veel opzichten is het rijker en mooier, terwijl we natuurlijk in een ander opzicht heel veel moeten mis sen, zooals bioscopen en schouwburgzalen, trottoirs, winkels, onderwijsinrichtingen, museums, enz. Maar wij hebben de natuur in al haar schoonheid, 's Morgens de zonsopgang, die een wonderbaar licht werpt op de weiden, waar de koeien staan in het bedauwde gras, waar de leeuwerik jubelend omhoog stijgt, waar dui. zenden kleurige bloemen lachten tegen den komenden dag. En wanneer 's avonds de boerin op de bank voor het huis uit gaat rusten van haar dagtaak, als de licht opstijgende nevel zich over het veld verspreidt, als niets anders de stilte verstoort dan het gesjirp van een krekel, het gezang van een vogel, het ritselen van de bladeren, of een juichende kinderstem,^ soms de wee moedige muziek van een harmonica, dan zou ze deze avonden in haar dorp niet willen missen voor het fraai ste park en de mooiste muziekuitvoeringen in de stad. Twee verschillende vrouwentypen in twee ongelijke werelden, maar die toch bij elkaar hooren en elkaar moeten aanvullen. In de stad is veel, wat het platte land moet missen. Laten we er samen voor werken, dat ook de dorpsvrouw niet langer hiervan verstoken blijft. Het zal haar leven prettiger en gemakkelijker maken, en haar gevoel van eigenwaarde zal er door worden verhoogd. Maar laat de stadsvrouw soms een tijdlang bij haar dorpsvrienden komen logeeren en eens kennis maken met het mooie, maar zware werk van den boer en eveneens met de eenvoudige maar zuivere genoegens van het platteland. Ja, op het oogenblik willen ze dat graag, maar enkel om hier een poos goed te kunnen eten. En dat gunnen wij ze natuurlijk graag. Maar als de groote oorlog ten einde is en alles is weer normaal, laten ze dan eens terugkomen. Ze zullen de ervaring opdoen, dat de waar de van het leven niet enkel ligt in vlotte omgangsver men. Laten wij het practisch nut der stad vermengen met de rust van het platteland. Het zal én stad €n platteland ten goede komen J. DE JONG-SMITH.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 7