De Ned. Landelijke Ruitersport
officieel erkend
De
wet van
het minimum
Bekroning van jarenlange arbeid
Hi
Belangrijke data
Licht
vrijdag 14 augustus
DE LANDSTAND
pag. a
i ELAAS toonde men voorheen van regeeringszijde
en ook van de zijde van de voormalige landbouworga
nisaties over het algemeen weinig begrip voor het
groote doel, dat de mannen van de Nederlandsche
federatie zich stelden. De financieele steun bleef be
perkt tot een uiterst kléin bedrag, dat jaarlijks door
het Departement van Defensie werd geschonken en
een nog kleiner bedrag, dat ontvangen werd van het
Departement, dat zeide de boerenbelangen te behar
tigen. Alle pogingen, om hierin verbetering te bren
gen, faalden, zij het dan dat een enkele landbouworga
nisatie bij een bijzondere gelegenheid nog wel eens een
kleine ondersteuning moreel, zoowel als financieel wilde
yerleenen. Men liet het Nederlandsch landelijk ruiter-
wezen aan zijn eigen lot over en zoo was het ook ten
aanzien van de propaganda, die men van deze zijde
Voerde voor officieel men-onderricht, waaronder dan
te verstaan was het systematisch onderwijs aan boe
ren in het aanspannen van paarden voor landbouw
werktuigen- en -voertuigen en het omgaan met en
het mennen van zulke paarden.
Na de oorlogsdagen van 1940 heeft men het werk, na
enkele maanden van rust, weer opgevat en thans
wordt er allerwegen weer gereden, in de wintermaan
den zijn schriftelijke cursussen gehouden, examens op
het gebied van paardenkennis worden weer afgenomen,
wedstrijden vooral in het dresseerend rijden worden
volop gehouden, terwijl de laatste maanden verschil
lende nieuwe rijvereenigingen zijn opgericht. In woord
en geschrift en door middel van den omroep is het
thans mogelijk, meer dan voorheen, om het Netler-
landsche volk te wijzen op het groote belang van een
gezond en bloeiend landelijk rijvereenigingswezen.
Na de opheffing van de landbouworganisaties verdwe
nen ook de daaraan vastgekoppelde confessioneele bon
den van landelijke rijvereenigingen in het Zuiden en
werden de daar gevestigde vereenigingen aan de zor
gen toevertrouwd van den secretaris der federatie per
soonlijk. De Nederlandsche Landstand, die o.m. de taak
heeft overgenomen van de voormalige landbouworga
nisaties, heeft vanaf den beginne een andere houding
tegenover de. landelijke rijvereenigingen aangenomen
en in zijn Hoofdafdeeling I „Volk en Bodem", als onder
deel van de Afdeeling „Landjeugd" een dienst „Lan
delijke Ruitersport" gesticht, welke afdeeling ook weer
onder de leiding van genoemden federatie-secretaris is
gesteld, terwijl dezelfde functionaris als adviseur voor
het landelijk ruiterwezen is opgenomen in den Boeren-
jeugdraad van den Landstand. Hiermede is thans de
officieele erkenning van de Nederlandsche Federatie
en van de Nederlandsche landelijke ruitersport als be
langrijk onderdeel van het boerenorganisme een feit
geworden.
Daarnaast is thans door een beschikking van den
Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoe
ding, Wetenschappen en Cultuurbescherming, de iande-
lijke ruitersport ook nog door den Staat erkend, welke
erkenning ongetwijfeld als een zeer belangrijke zoo
niet de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis
van het Nederlandsche landelijk rijvereenigingwezen
mag worden beschouwd.
Dit besluit omvat de erkenning der Nederlandsche
Federatie van landelijke rijvereenigingen als advisee-
rend orgaan bij het vanwege het Departement voor
noemd gesubsidieerd onderwijs in paardenkennis in den
vorm van cursussen voor de landelijke bevolking.
Welke beteekenis heeft nu deze op het oog eenvoudige
beslissing? Ten eerste is hiermede de Nederlandsche
Federatie van landelijke rijvereenigingen door de
Regeering erkend als het lichaam, dat door haar in
staat wordt geacht een oordeel te kunnen hebben over
het onderwijs op het gebied van paardenkennis en wat
daarmede verband houdt. Zulks heeft zij te danken
aan de resultaten in het verleden bereikt. Ten tweede
is de federatie thans het lichaam, dat de Regeering
meer in het bijzonder de Directie van den Landbouw
mag adviseeren inzake genoemd onderwijs. Ten
derde zal door hét geven van doelmatige, deskundige
en juiste adviezen de federatie door haar positie steeds
hechter kunnen verankeren en ten vierde zal de lande
lijke ruitersport hierdoor in staat worden gesteld ein
delijk de door haar zoo lang begeerde en voor haar
arbeid zoo noodzakelijke ondersteuning en medewerking
van overheidszijde te verkrijgen.
In dezen tijd, waarin de motortractie ten plattelands
voorloopig geen rol van beteekenis meer speelt en het
paard als arbeidskameraad van den mensch bij de voe
ding van ons volk zulk een ontzaglijk groote rol is toe
gedacht, in dezen tijd zal het rendement, dat van het
paard in het bedrijf kan worden verkregen, voor een
groot gedeelte afhangen van de kennis, welke degene,
die met dit paard moet werken, van dat paard heeft en
de liefde, die hij voor dit paard koestert. Hiermede
zijn we dus weer aangeland bij het beginsel van de
landelijke ruitersport, welk beginsel thans eerst, voor
zoover de oorlogstoestand dat toelaat, tot volle ont
plooiing kan komen. Men verwachte van deze beschik
king nu niet onmiddellijk reeds groot en tastbare resul
taten, daartoe is er nog teveel voor te bereiden, maar
wel kunnen we reeds mededeelen, dat het bestuur der
Federatie den innigen wensch koestert, zoo spoedig
mogelijk de propaganda voor het doelmatig men-onder
richt aan te vangen, om daarmede in de naaste toe
komst te bereiken, dat met steun van de overheid aller-
wege in den lande leergangen kunnen worden gehou
den, waarbij dit noodzakelijke onderdeel van het onder
wijs in het omgaan met paarden kan worden onder
wezen. De lesroosters van de landbouwscholen zijn
reeds zóó zeer beladen met leerstof, dat het niet moge
lijk moet worden geacht, deze nog uit te breiden met
verplicht men-onderricht, waarvoor aanvankelijk var^
de zijde der landelijke ruiters propaganda werd ge
maakt. Deze z.g. men-cursussen zullen dus vermoede
lijk moeten worden georganiseerd op dezelfde wijze
als tot nu toe het geval was met de cursussen in paar
denkennis en hoefbeslag. Voorts ligt het in de bedoe
ling om in de streken, die voorheen door onvoldoende
medewerking van de plaatselijke afdeelingen der voor
malige landbouworganisaties geen cursussen in paar
denkennis konden houden, daartoe de gelegenheid te
geven door zulk een cursus bij de federatie aan te vra
gen.
15 Aug. Den Bosch: Concours Hippique.
16 Aug. Schinnen (L.): Vlaggen met kroed-
wisch.
20 Aug. Eethen: Geitenmarkt.
24 Aug. Lexmond: Beestenmarkt.
25 Aug. Bronkhorst: Vogelschieten en Vendel-
zwaaien.
25 Aug. Brummen: Vogelschieten en Vendel-
zwaaien.
26 Aug. Den Bosch: Schapenkeuring.
28 Aug. Zetten: Landelijke paardensport.
29 Aug. Beesel (L.): Drakenfeest of spel van
St. Joris. (Om de zeven jaren).
30 Aug. Sittard: St. Rosakermis.
1 Sept. Oss: Fokdag van vee en paarden.
2 Sept. Halle: Veemarkt.
2 Sept. YVamel: Vrijmarkt.
3 Sept. Horst: Fokdag van schapen, vee,
varkens.
5 Sept. Breda: Geitenkeuring.
5 Sept. Hoorn: Stierenmarkt.
5 Sept. Waddinxveen: Landelijke Paardensport.
7 Sept. Roosendaal: Fokdag voor vee.
9 Sept. Assen: Fokdag voor paarden.
16 Sept. Hoorn: Fokdag voor schapen
varkens.
23 Sept. Alkmaar: Fokdag voor schapen
varkens.
29 Sept. Aalsmeer: Bloemenkeur in g.
1 Oct. Breda: Fokdag voor vee.
en
en
Tenslotte zal ook onder de oogen gezien dienen te
worden in hoeverre het mogelijk is de opleiding van
deskundige paardenknechts ter hand te nemen, want
juist aan dezulken is een zeer groot gebrek. Om dit
alles te bereiken wordt de medewerking niet alleen
van de bestaande landelijke rijvereenigingen ingeroepen,
doch ook van de stamboekvereenigingen op het gebied
van warm- en koud-bloed^hn van alle afdeelingen yan
den Nederlandschen Landstand.
(Uittreksel uit de radio-rede, gehouden door W. Slob)
o,
M de hoogste opbrengsten van onze cultuurplan
ten te krijgen, moeten deze over vijf dingen kunnen
beschikken, n.L voldoende licht, voldoende lucht, vol
doende vochtigheid, voldoende warmte en vol
doende voedsel. Ze zijn alle vijf voor de plant even
zeer noodig. Al zouden we onze planten nog zoo
goed bemesten, maar de natuur blijft koud, dan
kunnen we er toch den groei niet in krijgen. De
opbrengst zal zich dan regelen naar de warmte, die
dan in de minderheid is.
Wanneer een metselaar een huis gaat bouwen, heeft
hij noodig steenen, kalk, zand en water. Wanneer zijn
steenen opraken moet hij ophouden met bouwen, tot
dat er weer nieuwe aanvoer is. Raakt nu zijn kalk
op, dan moet hij weer wachten, totdat er weer kalk
gekomen i^, Hij kan niet verder met zijn bouwen,
wanneer een van zijn noodzakelijke bouwstoffen gaat
ontbreken. Zijn gebouw richt zich dus naar datgene
wat in de minderheid komt.
Zoo richt zi£h de oogst van den boer naar die om
standigheid, waar het eerste gebrek aan is, naar
dien factor, die in het minimum komt. Dat is de
wet van het 4innimum. Alleen, wanneer alle groei-
voorwaarden op de beste manier, in het optimum,
voorhanden zijn, kan ook de hoogste opbrengst be
haald worden.
Het is voor den boer niet gemakkelijk, ja zelfs wel
eens onmogelijk, om alle groeivoorwaarden zóó op
te voeren, dat ze in het optimum zijn. Niet hij is
b.v. de maker van het weer, dat moet hij aan den
Schepper overlaten.
Maar het is hem wel mogelijk om de voorhanden
zijnde omstandigheden zoo te benutten en uit te
buiten, dat hij onder die omstandigheden de hoogst-
mogelijke opbrei%st kan bereiken.
Zoo heeft hij b.v. weinig te zeggen over het licht.
Maar hij kan wel maatregelen treffen om het hoogst
mogelijke profijt van het aanwezige licht te trekken.
Licht toch is noodzakelijk voor de vorming van zet
meel, van suiker en van celstof, ja ook van vet. In
het groene blad en alle andere groene deelen van
de plant vormt het licht uit koolzuurgas van de
lucht, dat door de huidmondjes binnendringt en uit
het water, dat door de wortels wordt opgenomen,
de zoogenaamde koolhydraten. Zoowel de suiker uit
de suikerbieten, als het zetmeel der aardappels, de
olie van het koolzaad, het stroo van het graan, zijn
vormingen van licht en lucht.
Daarom zal de boer het licht zoo goed mogelijk tot
zijn planten laten doordringen. Hij moet dus niet
verwachten, dat onder boomen langs heggen en hout
volle opbrengsten te bereiken zijn. Hij zaait zijn
granen op rijen, om zoo het licht over de geheele
lengte van de plant te laten doordringen. Door schof
felen, eggen en wieden verwijdert hij alle onkruid,
omdat dit de onderste leden van de halmen bescha
duwd en daardoor niet alleen minder opbrengst geeft,
maar ook gevaar voor legeren ontstaat. Het licht
toch vormt ook de celstof der bastvezels, waardoor
de halmen veel steviger worden. Zijn aardappels zet
hij op zulke afstanden, dat alle jonge bladeren zoo
lang mogelijk van het licht kunnen profiteeren om
daardoor meer en langer mee te kunnen produceeröu.
Liefst neemt hij zijn rijen als het kan Noord-Zuid,:
om zoo beter te kunnen profiteeren van het voltë
licht op het uur, dat de zon het hoogst aan dén
hemel staat. Als hij zijn aardappels in kiembakken
heeft staan, zet hij deze zooveel mogelijk in het
volle licht, om daardoor een steviger kiem te krijgen,
die niet bij het planten afbreekt.
Zijn groenvoedergewassen daarentegen zaait hij dicht,
want de productie moet hier komen van het groote
aantal. Maar omdat de stengeldeelen hier gemakke
lijk verteerbaar moeten blijven, mag het licht nfét
in. de gelegenheid, zijn om daarin veel celstof af
te zetten./ Daardoor toch zou de verteerbaarheid
achteruit gaan. Vooral bij het zaaien van weiden,
mag de zuinigheid niet de wijsheid bedriegen, door
minder zaaizaad te nemen, omdat het zoo duur is.
Ook nestelt zich in zoo'n weide gemakkelijker het
onkruid, waardoor de kwaliteit van het gewas nog
meer achteruit gaat.
Ook door het tijdig zaaien van zijn stoppelgewassen,
krijgen deze in dc maanden Juli en Augustus meer
en intensiever licht, dan op het laatst van September
en October het geval is. Ook daarom is een groeidag
in Juli meer waard dan een week in October.
Meer licht kan de boer dus niet maken. Maar hij
kan wel meer profiteeren van het licht, dat hem
gegeven wordt.