Onkruiden als konijnenvoer Mededeelingen van de Directie van den Landbouw VRIJDAG 21 AUGUSTUS DE LANDSTAND PAG. 11 IV. P E benaming on-kruiden (vergelijk hierbij de tegen stelling geluk-ongeluk) wijst er op, dat we hier met planten ten doen hebben, düe niet tot de bruikbare kruiden behooren, dus geen kruiden zijn, doch waar- delöoze rommel. Zoo staan thans ook nog de meeste menschen tegenover deze planten en vinden hun die ren veel te goed, om dit minderwaardige goed te eten. Daarbij komt, dat ook van wetenschappelijke zijcüe de waardeering van de onkruiden als voed sel voor de huisdieren zeer gering is. Zoo vermeldt b.v. Prof. Emil Korsmo in zijn handboek over de onkruiden van de akkermelkdistel (Sonchus arven- sis): „De volledige ontwikkelde plant heeft geen of geringe voedingswaarde, wordt echter in jongen toe stand graag door varkens gegeten." Beschouwt men deze plant echter in de voeding van onze konijnen, dan komt men tot een geheel ander Cichorei. Herfstleeuwetand. resultaat. Zoo schrijft Prof. Dr. Franz Lehmann in een publicatie over de voedingswaarde van onkrui den over de akkermelkdistel o.a. het volgende: „Bij een middelbaar gehalte aan eiwit is deze distel over eenkomstig haar laag gehalte aan ruwe celstof onge woon hoog verteerbaar, 86.3 pCt. van de organische stof! Dit is de verteerbaarheid' van het beste kracht voer." Zijn dus volgens de deskundigen de onkruiden vrijwel waardeloos in de voeding van groote huisdieren, voor konijnen vormen ze echter een waardevol onderdeel van het voederrantsoen. Door voor onze konijnen gebruik te maken van onkruiden, zoowel in verschen toestand in den zomer, als gedurende het geheele jaar als hooi wordt noch aan den mensch, noch aan de groote huisdieren eenig voedsel onttrokken. De konijnen dienen met afvalstoffen te worden ge voed. Hiervan vormen de onkruiden een belangrijk en waardevol ondterdeel. Voor de konijnenhouders moeten deze planten dan ook voortaan geen on-krui den meer zijn, doch konynen-kruideiv Hieronder laten wij nog een aantal bruikbare onkrui den volgen. Er zijn echter nog veel meer, die zich uitstekend leenen als voedsel voor onze konijnen. In den loop van den zomer hopen wij in verdere mede deelingen hierop nog nader terug te komen. 18. Brandnetel Groote Brandnetel Alleen heel jonge plantjes, die nog niet „branden" worden door de konijnen versch gegeten. Op ruiters zijn ze gemakkelijk te drogen tot een uitstekend hooi. Brandnetelhooi overtreft volgens Lehmann zoo wel in eiwitgehalte, als in totale voedingswaarde, het gemiddelde* lucernehooi. Het beste is de planten voor de bloei te verzamelen. 19. Kleefkruid Deze planten komen vaak in groote massa's voor. Men vindt ze in tuinen, langs heggen en wegen. In verschen toestand eten de konijnen het graag. 20. Kruiskruid Het gewone kruiskruid is doordat het in massa's voor kan komen een van de bekendste tuinonkrui- den. De konijnen eten het graag, zoodat deze planten nooit naast de mestvaalt mogen verhuizen. Voor hooiwinning leenen zij zich minder goed. Fangauf voerde aan drie dieren gedurende 14 dagen uitsluitend kruiskruid met het volgende resultaat: Opname per dier per dag in gr.: 524; begingewicht: 3233; eindgewicht: 3240; verschil in pCt.0.2. De dieren aten uitstekend. 21. Gele ganzebloem Door haar prachtige gele bloemen, die aan een gele margriet doen denken, valt de ganzebloem onder de akkeronkruiden op en geeft veel meer den indruk van een gekweekte sierplant. Volgens Fangauf en Burgmer eten de konijnen deze plant graag, zoodfeut ook dit onkruid als konijnenvoer verzamelt dient te worden. Kromhals 22. Kamille Gele Ganzebloem Echt/s Kamille Kruiskruid. Versch kan men de verschillende kamillesoorten gemengd met andere kruiden voeren. Het beste is ze op ruiters te drogen en dit hooi met ander krui- denhooi te mengen. De planten moeten worden verza meld voor zij in vollen bloei staan, omdat de stengels anders te sterk verhouten. 23. Herik Tot de algemeene akkeronkruiden, die in groote massa's voor kunnen komen behooren de herik en de knopherik, die beide vaak onder d<en naam herik bekend staan, hoewel er nogal verschillen zijn tusschen deze twee planten. De planten bloeien beide geel. De herik wordt volgens Fangauf, in verschen toestand gemengd met andere onkrthden door de konijnen gegeten. Op ruiters gedroogd, geeft het een zeer goed! 9 hooi. De stengels laten de konijnen echter liggen. De Herik is, volgens Lehmann, zeer rijk aan eiwit (25.7 pCt. van de droge stof), en naar het gehalte Wenken voor den verbouw van koolzaad Onlangs meldden wij, dat een aantal .gebruiksgerech- tigden van bouwland uit het teeltjaar 19411942 de verplichting is opgelegd om voor den oogst 1943 kool zaad te verbouwen. Alle bedrijven van 1 ha. of minder oppervlakte op klei-, zavel- of roodoomgronden zijn van de verplichting vrijgesteld. In aansluiting hierop kan thans worden medegedeeld, dat bedrijven op klei-, zavel- en roodoomgronden met een oppervlakte bouwgrond tusschen 1 en 5 ha. ook aan hun verplichting kunnen voldoen door, inplaats van koolzaad raapzaad te verbouwen. aan ruwe celstof te oordeelen, ongeveer even hoog ver teerbaar als goede lucerne. De droge stof van knopherik bevat volgens Borne- mann 1.85 pCt. stikstof, 0.78 pCt. phosphorzuur, 1.30 pCt. kali en 1.81 pCt. kalk. i 24 Herfstleeuwentand Hoewel deze planten eerst in Juni beginnen te bloeien leveren ze in het voorjaar een belangrijke hoeveel heid groenvoer, dat door de praktijk als gelijkaardig met de paardebloem wordt beschouwd. De bloem lijkt zeer veel op de paardebloem. De stengels zijn dun en vertakt. 25. Thrincia Deze plant lijkt veel op de herfstleeuwentand en wordt daar vaak mee verwisselt. Zoo noemt men b.v- in Friesland beide planten „veulenbloem", wat een typeerende benaming is, want de bloemen gelijken op kleine paardenbloemen. Vermoedelijk is de waarde van deze planten wel ongeveer gelijk. In d'e practijk worden ze als een waardevol konijnenvoer geschat. 26. Reigersbek. De Reigersbek is een algemeen bekende plant op de zandgronden. Gemengd met andere onkruiden worden ze, volgens Fangauf, door de konijnen gegeten. De plant blijft klein én levert daardoor betrekkelijk ge ringe hoeveelheden groenvoer, die wij echter als ko nijnenvoer niet mogen verwaarloozen. 27. Kromhals De kromhals is een zeer ruwharige plant met tame lijk kleine lichtblauwe tot witte bloemen, die alge meen op zandige akkers en langs wegen voor komt. Volgens Fangauf worden ze in verschen toestand door de konijnen graag gegeten. 28. Cichorei Als wilde plant kennen we op de zee- en rivierklei de Cichorei. De planten kunnen tot 1 m. hoog wor den. Bladeren en bloemstengel worden, volgens Fan gauf, graag gegeten. Korsmo vermeldt van de wilde cichorei, aö.t „de waardelooze, houtige plant door de huisdieren ge woonlijk niet wordt gegeten." Ook hier hebben we dus weer een voedingsmiddel voor onze konijnen, dat nergens anders voor gebruikt kan worden. Rijksvoorlichtingsdienst voor de Pluimveeteelt van de Directie v. d. Landbouw te Beekbergen'. Kleefkruid. (Herik

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 11