De groententeelt in Litauen HEEMKUNDE Mogelijkheden voor Nederlandsche kweekers Uitvoerig rapport van Ir. R. v. d. Veen De woningen zijn evenals het geheele leven op het platteland in Litauen nog vrij primitief en goedkoop. Het levensonderhoud is hier vrij wat lager dan in Nederland, zoodat het een Nederlandschen groenten- kweeker, die in loondienst in Litauen werkzaam is, zeker mogelijk is, desgewenscht maandelijks een flink bedrag naar Nederland te zenden. Voor een Neder lander is het verkrijgen van onderwijs voor zijn kinderen een moeilijkheid, daar er hier natuurlijk geen Neder landsche scholen zijn. Wel zijn er echter Duitsche scholen in de steden, hoewel dit onderwijs momenteel nog niet eerste klas is; doch dit wordt geleidelijk beter. r N. .J VBIJDAG 21 AUGUSTUS DE LANDSTAND PAG. 6 (slot) Woning, Levensonderhoud, Kosten, Onderwys. Vakonderwijs. Het dateert nog van zeer jongen datum, dat de Li- tausche regeering de ontwikkeling van het land- en tuinbouwonderwijs ter hand heeft genomen, doch ze heeft het dan ook bijzonder krachtig en doelmatig gedaan en het lijkt wel, of het Nederlandsche systeem van land- en tuinbouwonderwijs grootendeels als voor beeld is genomen. Evenals in Nederland zijn er ook in Litauen 1 Landbouw Hoogeschool en 1 Veeartsenijkun- dige Hoogeschool, verder eenige middelbare landbouw scholen op verschillend gebied, lagere landbouwscholen, cursussen, enz. Wel waren er voor 1914 reeds een paar landbouw scholen in Litauen, doch het geheele landbouwonder wijs dateert hier eigenlijk eerst van na 1920. 1 Landbouw Hoogeschool in Dotnuva. 1 Veeartsenijkundige Hoogeschool in Kauen. 1 Middelbare school voor Zuivelbedrijf. 2 Middelbare scholen voor tuinbouw, 1 bij Kauen en 1 bij Wilna. 1 Middelbare school voor boschbouw. 1 Middelbare school voor veeteelt. 21 Lagere landbouwscholen voor jongens en meisjes. 23 Lagere landbouwhuishoudscholen. Deze zijn gedeel telijk ondergebracht bij de lage*»e landbouwscholen. 16 Landbouwwinterscholen. Verder landbóuwklassen in de lagere scholen, ver- eenigingen voor jonge boeren, cursussen en lezingen. Hiermede meen ik aan de voornaamste factoren, welke van invloed zijn op de rentabiliteit van het groenten- bedrijf en waarin een Nederlandsche groentenkweeker zeker wel belang zal stellen, voldoende aandacht te hebben gewijd en ik kom tot de volgende conclusies: a. In Litauen is de groententeelt, vooral de intensieve groententeelt, thans nog van weinig beteekenis. b. Uitbreiding en intensiveering is zeer zeker moge lijk, de productiviteit van den bodem kan aanzien lijk stijgen en hierbij kunnen practische Neder landsche groentenkweekers een belangrijke rol spelen. c. Naast verschillende gunstige factoren zijn er ook ongunstige en vooral hieraan dient de „Umsiedler" alle aandacht te schenken. d. »,De kans is groot, dat zelfs de beste vakman mislukt, als hij direct de volle risico van het ;exploiteeren van een eigen bedrijf aanvaardt. e. De aangewezen weg is, dat de Nederlandsche groentenkweeker eerst een jaar of langer in loon dienst werkzaam is, om aldus het klimaat, de taal en de andere omstandigheden te leeren kennen. f. Behalve groentenkweekers moeten ook gediplo meerde groentenkweekers naar Litauen gaan om als „Referenten" de andere groentenkweekers, die in den loop der komende jaren nog nakomen, voor lichting te geven. Werkplan. r Door mij zijn aan de betreffende instanties o.m. de volgende voorstellen gedaan en deze zijn bereids goedgekeurd en zullen zoo mogelijk binnen 3 maanden worden uitgevoerd. I. Op 2 door mij uitgezochte tuinbouwbedrijven in Kauen en 2 groentenkweekerijen te Wilna wordt een Nederlandsche groentenkweeker in loondienst geplaatst. II. Drie of vier gediplomeerde groentenkweekers zullen als adviseurs aan de Landbewirtschaftungs- gesellschaft worden verbonden. III. Een Tuinbouwkundig Ingenieur zal bij de hoofd- afdeeling für Wirtschaft van den Commissaris- Generaal worden aangesteld. IV. Op gemengde staatsbedrijven zullen, voor zoover zich reeds groentenkweekers in Nederland aan melden, eenige kweekers als bedrijfsleider voor de afdeeling groententeelt worden aangesteld. V. Op vele bedrijven is nog plaats voor Nederland sche groentenkweekers en geleidelijk zullen deze in de eerstkomende jaren naar Litauen kunnen verhuizen en ook eerst een jaar of langer in loondienst Werkzaam zijn. Opmerking. De verleiding is groot om ook over de Litauers, hun leefwijze, voeding, gewoonten en karakter, over de vele ooievaarsnesten op het land, de vele kruizen en stukgeschoten Russische tanks Hngs de wegen, de tal rijke bijenkorven, de primitieve boerenwoningen, de kolossale moderne openbare gebouwen in Kauen, de „Droschken", de typische boerenkarren, de kleeder drachten, de Litausche paarden, het ontluizingsbewijs, de wodka, enz. iets te vertellen, doch dit ligt buiten mijn opdracht en ik moet het dus onbesproken laten. Slotwoord. Een verhuizing op grootere schaal van land- en tuin bouwers uit Nederland naar Litauen, respectievelijk naar het Oostland, welke verhuizing niets heeft te maken met arbeidsbemiddeling, met arbeidskrachten, die in Duitschland of Oostland werk zoeken, kan alleen slagen, wanneer hiervoor 'n apart bureau geheel zelfstandig dient te werken, los van het arbeidsbe middelingsbureau, misschien een enkele keer wel eens in samenwerking met dit bureau. Voor land- en tuinbouwers, die een bedrijf willen stichten in Litauen is dit geheel anders dan voor hand- en hoofdarbeiders, die in Litauen werk zoeken. Ook dienen er geen twee of meei^ lichamen te zijn, die naast elkaar op het gebied van de overbrenging van boeren en tuinders werken. De zaak is voor Europa van te veel gewicht. Er dient een centrale leiding te zijn. De leiding behoort te berusteh bij iemand, die zoowel met de omstandigheden in Neder land als met die in de Baltische landen op de hoogte is, die beslist deskundig is op land- en tuinbouwge bied, die zoowel in Nederland als in Litaueh zijn ver bindingen heeft. De leider moet" algemeen ontwikkeld zijn, over veel menschenkennis en levenservaring be schikken, leiding kunnen geven aan personeel, in staat zijn de boeren en tuinders naar hun vakkennis en karakter te beoordeelen. Bovenal echter moet hij nationaal socialist zijn en een open oog hebben voor de toekomstige beteekenis van de Baltische landen, en zich geheel willen wijden aan en inzetten voor den opbouw van een Nieuw-Europa, waarin het Ger- maansche ras een gewichtige plaats dient in te nemen^ Arnhem, 11 Mei 1942. Middelen tot beoefening der XI door W. E. M. Eggink De streektaal of het dialect mag echter op school zeker wel eens beoefend worden door een ver haaltje daarin te laten vertellen of zoo moge lijk daarin te lezen. En van verhalen gespro ken: waarom de kinderen reeds niet bekend te maken met de voor hen geschikte verhalendie in hun heem de rondte nog doen? (nr. 19). Ten slotte is het haast overbodig op te merken, dat ook in sport, spel en lied reeds het eigene van de streek op school beoefend kan worden nrs 17, 18 en 20). Ook hoede men zich vóór spe cialisme en kerktorenpolitiek. Want men kan den kinderen ook weer geen slechter dienst bewijzen dan ze niet verder te laten zien dan hun neus lang is. Heemkunde worde daarom altijd beoefend vanuit het grooter verband eener volksgemeen schap; dan krijgt ook de jeugd naast liefde tot het eigen heem, eerbied voor het heem der overige volksgenoten. Het spreekt wel haast vanzelf, dat juist bij het voortgezet onderwijs op deze zaken dieper dient te worden ingegaan, en dat bij het vakonderwijs zich juist de gelegenheid voordoet met de leer lingen de geschiedenis van den eigen arbeid op den eigen grond onder oogen te zien. Daarnaast blijve het betrachten van de erfelijkheidsleer en vooral van de erf gezondheidsleer, alsmede de scholing in levens- en wereldbeschouwing voor namelijk zaak van die organisatie des volks, die deze levens en wereldbeschouwing draagt en waarvan zij uitgaat. De Kerk blijve de verkon digster van het Evangelie, als voedster van ons christelijk geloof (nr. 13) mét de opvoeding in godsdienstgeschiedenis, 1kerkgeschiedenis, geloofs- leer geschiedenis en geloofsleerTe?islotte moeten lezingen over volksrecht (nr. 7), en cursussen m b.v. volkserfrecht, alsmede tentoonstellingen van volkskunst (nr. 16), zinnebeelden, kleederdracht, gereedschap, enz. enz. onze heemkundige kennis voltooien; terwijl ook het bijgeloof (nr. 14) en de daarmee dikwijls zullende blijken samen te han gen volkswetenschap (nr. 21) in lezingen dienen te worden behandeld. Sport, zang en spel dienen te worden beoefend, waarbij het toerisme dé sport is om ouder geworden ons heem te blijven verkennen. Terwijl de sibbekunde-beoefening wel haast verplicht zal moeten worden gesteld. Het zij mij vergund dit alles voor het platteland iets meer uit te werken; daarmede is dan meteen een meer pi'actisch voorbeeld van de beoefening der heemkunde gegeven. Voorop wordt gesteld, dat de lagere school het gewone volksonderwijs dus, reeds doet wat hier boven werd weergegeven. Voorts wordt bij dit voorbeeld ervan uitgegaan, dat er één Nederland sche jeugdorganisatie is, en dat verder het plat teland georganiseerd is als arbeidsgemeenschap in den Landstand. Dan wordt het beeld aldus: De lagere school legt het fundament voor de bovengenoemde onderdeelen. Het voortgezet vak onderwijs, het land- en tuinbouwonderwijs of huis- houdonderwijse, verdiept deze kennis vooral in de vakken, die met de heemkunde van den arbeid te maken hebben. De meisjes maken ook een begin met de scholing in de huiskunstnijverheid der streek. Daarnaast schoolt de jeugdbeweging zij het dan ook nog populair in levens- en wereldbeschouwing en gaat de kerk voort met haar godsdienstige vorming. Daarna houden zich de landjongeren, (afd. I D van hoof da f deeling I „Volk en Bodem", van den Landstand) zich bezig met de leer der. rassénkunde, erfelijkheid, erf ge zondheidsleer, sibbekunde, volksrecht en vooral het boerenerfrecht. Ook dient nog in het bijzonder opgemerkt te worden, dat afgezien van de vraag of ook de jeugdbeweging niet een schuchter begin zou moe ten maken met de rassenkunde en erf gezond heidsleer deze beide vakken natuurlijk ver trouwd goed zijn voor de landjeugd boven de achttien jaar (mede in verband met huwelijks keuze enz. enz.) en dat juist ook door hen actief sibbekundige werkzaamheid verricht dient te wor- De uitblinkers en uitblinksters der landjeugd volgen een cursus aan de boerenschool om vooral in deze vakken, alsmede in de wereldbeschouwing van den boer breeder te worden onderwezen. (wordt vervolgd)

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 6