Indrukken en gedachten Ie Jaargang No..34 Vrijdag 28 Augustus 194! unditand m OEWEL het in de eerste plaats ons streven is huishoudelyke aangelegenheden van het Landstandgezin te bespreken en in „De Landsthnd" voorlichting te geven op het groote terrein van het boeren-, tuin ders- en visschersbedrijf, is het af en toe ook noodig, ja zelfs noodzakelijk, onze oogen over de omheining van eigen höf te richten naar dat wat er in de wereld om ons heen plaats vindt. Het is voorheen veel te weinig geschied en daar plukken wij in deze revolutiejaren de wrange vruchten van. Er is immers nog altijd een oorlog aan den gang, die beslist over het zijn of het niet zijn van Europa, d. w. z. ook over het zijn of niet zijn van onze Nederlandsche cultuur en beschaving. Er staat bovendien nog weinig vast, hoe detoekomst voor ons als volk er zal uit zien. Dat alles mag ons niet onverschillig zijn en daarom is het noodig ook in „De Landstand" af en toe te vermelden wat vooraanstaande mannen daaromtrent zeggen of schrijven. Zoo is er reeds veel geschreven over een tweede front, cL w. z. een front in West-Europa door Churchill en Roosevelt gesticht, teneinde hun vriend Stalin in de Sovjet-Unie in het Oosten van den druk der Duitsche en met hen verbonden legerscharen te ont lasten. Inmiddels is er zoo'n tweede front geweest, namelijk in Dieppe, in Noord-Frankrijk. Dat was vak korten duur, maar toch lang genoeg om een opmer kelijk feit te kunnen constateeren, n.l. dit, dat de leiders van Frankrijk, Maarschalk Pétain en Minister- President Laval, den Duitschen opperbevelhebber in het Westen hun gelukwenschen hebben gezonden met zijn succesvollen afweer. Dat is een der vele bewij zen, dat er iets groeiend^ is in ons werelddeel. Dat moge tevens iets zeggen naast het feit, dat het tweede front slechts enkele uren stand heeft kunnen "houden en zelfs alleen door de plaatselijke Duitsche kustverdediging is opgelost aan al degenen in ons volk die nog hopen op een Engelsche overwinning. Zij kunnen nog tot Sint Juttemus blijven hopen, maar inmiddels voltrekt zich de nieuwe ordening in Europa en dus pok in ons land. En het is ook voor ieder onzer belangrijk te weten, op welke wijze zulks ge schiedt. HET TWEEDE FRONT. ORTGELEDEN 'heeft de heer H. C. van Maasdijk o.m. in „De Waag" aandacht geschonken aan de kwestie van het tweede front in Nederland. Hy wees erdaarbij op, hoe de Duitsche autoriteiten verstrek kende maatregelen hebben getroffen aan onze kust, opdat aan een eventueele landingspoging vanuit het [Westen te allen tyde krachtigen tegenstand kan wor den geboden. (Inmiddels is het bewijs reeds geleverd) De schryver vervolgtNdan: „Wanneer men een oogenblik het geval wil aan nemen, dat het aan de Duitsche troepen in en achter de verdedigingswerken niet zou gelukken een groot- echeepsche landing, die de vijand moet uitvoeren met zware wapens, als zware artillerie en zware tanks met enorme hoeveelheden rollend materiaal en fourage, die voor de op de landing volgende landoperaties onontbeerlijk zyn, in de Kiem te smoren, dan zouden dus te eeniger tjjd sterke Anglikaansche legers, waarschijnlijk omvattende tevens soldaten van Ne- derlandsche, Noorsche, Poolsche en Tsjechische natio naliteit, alsmede gekleurde troepen, in de landen van het Westen, dus b.v. ook in ons land den opmarsch naar Duischland beginnen." De schryver wyst er dan op, dat het zeker is, dat Duitschland, met alle middelen, d, w. z. met hevige luchtbombardementen, versperring en vernietiging yan bruggen, verkeerswegen te land en te water, dezen opmarsch zou trachten te stuiten en zegt ver- Volgens: „Uiteindelyk zou Duitschland de hoofdmacht op den vóór Mei (1940) voltooiden, ook langs den Nederlandschen grens doorgetrokken WestWall kun nen terugtrekken en de vóór deze formidabele verde digingslinie gelegen landen als voorgelegen operatie gebied moeten gaan bezigen. Dat zou aldus beteekenen, dat bij den omvang, die heden ten dage in het tijd perk van den motor, iedere oorlogshandeling aan neemt, ons geheele land direct strijdtooneel wordt. Wat een zoodanige gang van zaken voor de betrokken volkeren in het Westen zou beteekenen, is niet heel moeilijk uit te denken". Zoo is hèt inderdaad. Te meer als men bedenkt, dat de Westwall op het moment dat de Duitsche troe pen in het oorste oorlogsjaar sterk gebonden waren in Polen, nimmer serieus is aangepakt door de Fransche en Engelsche troepen, die er toen toch voor lagen. Afgezien nog van het feit, dat de voedsel voorziening van ons volk in de steden, geheel in de war zou loopen, kan de vraag worden gesteld, wat er in het overigens voor ons ondenkbare geval van het tweede front in het Westen, zou worden van de duizenden Kleine en groote boerderijen en de inten sieve land- en tuinbouw die in ons land bedreven wordt. De heer van Maasdijk besluit zyn artikel tenslotte met de volgende woorden: ,,Laat men er zich in de bezette gebieden van bewust zijn, dat met een werkelijk oprichten van een tweede front niets dan ellende voor onze volkeren dreigt. Dit is zóózeer het geval, dat indien de Nederlanders zich van de consequenties der wenschdroomen van een aantal hdhner werkelijk rekenschap zouden geven, zij zich onverwijld zouden moeten scharen, alleen reeds uit deze overweging, onder de vlag van hen, die in doelbewuste samenwerking met Duitsch land de orde in ons land willen handhaven, een ge disciplineerde jeugd willen opvoeden? en ondanks de harde slagen die het noodlot aan ons volk heeft uit gedeeld, zich voor een werkzaam aandeel der Neder landers aan den opbouw van een nieuw Europa willen inzetten. Zy zouden zich alleen strijdbaar moeten keeren tegen hen, die, terwijl zy met niets hebben aangetoond den sleutel tot het vesigeh van een wereld vrede te hebben gevonden, uit machtspolitieke over wegingen voor de zooveelste maal in de geschiedenis de natuurlijke ordening van het Europeesche vaste land willen ophouden en die er, indien zy er de kans toe zien, geen oogenblik voor terugdeinzen, ook Ne derland, en ditmaal grondig, met een „tweede front", dat zij ons als heroïsche bevrijdingsactie voorspiegelen, tot oorlogstooneel te maken." Reeds is -er na het schrijven van bovenstaande een tweede front in het Westen geweest. Tot een opmarsch is het niet gekomen. Geconstateerd kan worden, dat ons volk zich op dien bewusten Woensdag rustig heeft gedragen. Het is denkbaar, dat Churchill nog eens ziji^ toevlucht tot zoo'n wanhoopsdaad moet nemen. Wij twijfelen er niet aan of de tik op zijn neus zal niet minder hard zyn als bij Dieppe. De overwegingen van den heer Van Maasdijk mogen er intusschen toe bijdragen, dat ook degenen onder onze lezers, die eventueel mochten hopen op een beter geslaagden Britschen aanval, van deze Engelsche ziekte genezen worden. DE NEDERLANDSCHE STAAT IN DE TOEKOMST LS de Britten en de Amerikanen dan geen voet meer kunnen zetten op het vasteland van Europa of zij worden er fluks weer uitgeslagenr zal het ook aan de Nederlanders, die van de nieuwe orde in dit werelddeel niets moeten hebben, duidelijk moeten wor den, dat Duitschland en zyn bondgenooten dezen oorlog winnen. Het mag hun in dat geval, evenmin als de voorstanders der nieuwe orde, niet onverschil lig zyn, hoe de Nederlandsche Staat in het nieuwe Europa er uit zal zien, op welke wyze ons volk zai worden opgenomen en behandeld in het geheel. Naasl vele anderen heeft vooral de Leider van de sinds 14 December 1941 eenigste politieke partij in Neder land, Ir. A. A. Müssert, zich daaromtrent duidelijk geuit." De Nederlandsche Staat moet passen in het wordende nieuwe Europa en daarom, aldus de Lei^ der, moeten onze gedachten over het nieuwe Europa eenigermate vasten vorm hebben aangenomen alvorens over den nieuwen Nederlandschen Staat kan worden gesproken." De vorm van het nieuwe Europa ziet de leider der N. S. B. in de eerste plaats door de vorming van den Germaanschen Statenbond onder leiding van Adolf Hitier als de staatkundige vorm van samen werking der Germaansche volkeren in hun levens ruimte, die wellicht later met vrucht en zonder ver warring te stichten, genoemd zal kunnen worden „Het Germaansche Ryk". Belangen die alle Germaansche volkeren aangaan, zijn in de eerste plaats de bevor dering van de gemeenschappelijke welvaart. De taak en de rechten van den Staat worden dus in de eerste plaats beperkt door het lidmaatschap van den Germaanschen Statenbond en doordat de Leider van dien Bond (de Führer) tot zich moet trekken datgene, wat algemeen Germaansch geregeld moet worden. Daaraan verleent de Staat zijn medewerking, voor zoover die gewenscht is. Overigens heeft de Staat een zuiver Nederlandsche taak en wordt daarby ge stuwd en geleid door de Beweging (de N. S. B.) als eenige politieke verahtwoordelijke wilsuiting van het volk. „Een volk is, volgens de nationaal-socialistisehe beginselen, geen hoop individuen, doch een organisme. De organen van dit organisme moeter» er principieel op gericht zijn bij te dragen aan het welzijn en den bloei van het geheel. Voor deze volksordening is, aldus Mussert, gedacht aan zes groote arbeidsgemeen schappen. De eerste is de Landstand, omvattende allen, die werkzaam zijn in landbouw en visscherij. De tweede is het Arbeidsfront, omvattende hen die werkzaam zijn in het economisch leven. De derde omvat allen betrokken by het onderwijs en opvoeding. De vierde hen, die in de volksgezondheid en de volks- zorg werken. De vyfde omvat de cultureele werken en de zesde tenslotte de ambtenaren en de politie. Deze nationale werkgemeenschappen moeten ieder een zoo zelfstandig mogelijk leven voeren, opdat zjj zich zooveel mogelyk kunnen ontplooien. Dat de leiding van deze werkgemeenschappen in alle belangrijke po sities in handen moet zijn van betrouwbare nationaal- socialisten, dus vertrouwensmannen der Beweging, dat spreekt vanzelf." Tenslotte heeft de leider der N. S. B. er op gewe zen, dat de taak van den Staat wrordt beperkt door eigen leven te geven aan gewesten, streken, steden en dorpen. „Ieder Germaansch volk heeft zijn eigen karakter, is om zoo te zeggen een variëteit. Vandaar dat de Germaansche leiding slechts tot 'zich trekt, datgene, wat in het belang van alle volkeren centraal geregeld moet worden. Dit principe houdt echter niet stil bij de volkeren, maar zet zich door tot in de kleinste werkgemeenschappen. Het is sprekers voor nemen om het gewestelijk leven zooveel mogelijk tot bloèi te brengen. Binnen de gewesten zullen de streken recht hebben op eigen leven; binnen de streken, steden en dorpen. Geen hooger geplaatst orgaan zal meer tot zich trekken dan noodig is om zijn taak te verrichten; geen lager geplaatst orgaan zal trachten het gezag van het hoogere aan te tasten. Zoo moet ontstaan de vrijheid in gebondenheid, die het nationaal-socialisme nastreeft en waaruit zal voortkomen een. rijke opbloei, eenheid in verscheiden heid, welke kleur en karakter moet geven aan het leven binnen Germanje." Wij citeerden eenige typeerende uitspraken uit de zeer belangrijke rede van den toekomstigen leider van het Nederlandsche volk. Het is goed er rustig over na te denken. Wy twijfelen niet, of ieder die logisch denkt, vindt in deze uiteenzetting denzelfden draad die te vinden is in de natuur, in den organi- schen groei der gewassen.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 1