FELIX TIMMERMANS De Landstand Gedachten van Arjaon nut 7 Peeëland! als boerenromanschrijver in Zeeland INHOUD VRIJDAG 38 AUGUSTUS DE LANDSTAND PAG. s Felix Timmermans is een bijzondere figuur in de yiaamsche letterkundige wereld. Hij werd als der tiende van veertien kinderen te Lier in 1886 geboren; zou eerst rondreizend koopman in kant worden, doch ging schrijven en schilderen, nadat hij in aanraking was gekomen met de vele kunstenaars die in het stadje Lier woonden. Timmermans begon het eerste ge deelte van zijn literaire loopbaan met gedichten, een bundel verhalen in samenwerking met Anton Thiry geschreven „Begijnhofspoken" en een zelfstandig werk „Schemeringen van den Dood".—Niet zonder eenige reden spreek ik "hier van het eerste gedeelte in Tim mermans' literaire loopbaan. Want al dit werk was nog al aan den somberen kant, bijna zou men willen zeggen aan den melo-dramatischen kant. Vooral „Schemeringen van den Dood" gaat gebukt onder dit euvel. Weinig deed dit werk vermoeden, dat deze zelfde schrijver een boek zou geven, zoo vol levenslust, zoo vol humor, eigenlijk zoo vol levensdrift, dat het stormenderhand heel het levend Nederlandsch pu bliek zou veroveren. Hier wordt bedoeld „Pallieter". „Pallieter" dat een boerenroman werd zooals nog nim mer daarvoor werd geschreven. Eerst dacht men dit boek een tijdverschijnsel. Het zou gelijk vele succes- boeken eenigen tijd de aandacht trekken en dan mo gelijk weer uit de aandacht van het groote publiek wegdrijven. In zeker opzicht is dit gebeurd, is „Pal lieter" weer vergeten. Dit heeft het gelijk met de vele andere populaire succeswerken.. Maar waarin het yersehilt, is wel het féit, dat „Pallieter" zgn waarde behield. Zelfs nu, ruim 25 jaar na zijn verschijning, heeft „Pallieter" zijn waarde behouden, geniet ik er telkens en telkens weer van, wanneer ik het uit mijn boekenkast neem en eenige fragmenten herlees. Tel kens en telkens weer wordt ik getroffen door de goede hoedanigheden in taal, inhoud; telkens sleept mij de levenslust en levensdrift van dezen 'genieter mee, is het mij, alsof ik een geestelijk duwtje krijg, pm de wereld, de natuur en het leven niet van de donkerste zijden te bekijken, maar met open oogen te midden van het schoone, het heerlijke rondom te gaan. Timmermans heeft zelf verklaard,, dat hij „Pallieter" geschreven heeft na hersteld te zijn van een zware ziekte. Een elk, die eens ziek is geweest, kent het wonderlijke gevoel aan Jiet leven teruggegeven te zijn. Nooit zag men de natuur schooner, nooit onderging men het leven intenser als een kostbaar geschenk. Elke gebeurtenis, hoe klein ook, krijgt ongekende waarde; elke uiting der natuur is als een compleet wonder. De oogen worden ons eensklaps geopend voor dingen en gebeurtenissen, die wij daarvoor niet zagen en nu in haar waar verband, in huri stralendeh aard zien. Het oor wordt gestreeld door klanken, daarvoor nooit gehoord in die klare schoonheid. In het kort gezegd, heel de wereld, alles rondom ons, bloeit open. En juist dit is het, wanneer wij „Pallieter" nog eens herlezen. Opnieuw beleven wij de wereld, de natuur schooner dan daarvoor, opnieuw bloeit alles opnieuw yoor ons open in groote verrukking. Dat hebben wij zoo bitter noodig in deze tijden. Ach, de mensch is zoo gauw geneigd te overdrijven, vaak geweldig te overdrijven ook. Hij zit zoo gauw in de put en weet daaruit niet op eigen krachten te komen. Dan kan ;een boek als „Pallieter" wonderen verrichten, helpen de wereld weer van den zonnigsten kant te bekijken. Het is zonder twijfel waar, dat in „Pallieter" het boerenleven eigenlijk geïdealiseerd wordt. Het leven is inderdaad ernstiger en dieper, maar eens de oogen te sluiten voor dit alles, eens te genieten van een schilderij, waarin elke kleur tintelt, waarin alles leven is, leven in groote uitbundigheid, dat is een Verkwikking. Deze hymne van Dyonische levens vreugde is als de boodschap van een nieuwe lente. Gulhartig van optimisme is dit boek. Er is een weelde yan kleur in de beschrijving van de natuur en in die yan de pantheïstische levenshouding der hoofdpersoon. Licht en leven is dit proza, dat menschen en gebeur tenissen ipalsch en sappig schildert, zoodat zelfs de ergste pessimist er voor gewonnen moet worden. Boor devol is het leven in „Pallieter", onbezorgd grasduint ide titelheld er in. Hij geniet van het aardsch paradijs; hij kent geen oogenblik den terugslag; hij is als het ware een met alles rond hem, met de wolken en den hemel, met den regen en de zon, met de dieren en de menschen. Pallieter, vol van de sappen van den yiaamschen grond, vertegenwoordigt het beste deel Van het Vlaamsche volk in zijn onbekommerd, zuiver- genieten der natuur. Verwonderlijk is het, dat Timmermans eerst "na jaren er weer toe kwam opnieuw een boerenroman te ..schrij ven, Na vele andere boeken, waarvan wij noemen „Het kindeke Jezus in Vlaanderen", „De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa, begijntje", „Pieter Brueghel, zoo heb ik U uit uwe werken geroken" en „De Harp van Sint Franciscus"; verscheen Timmer mans met „Boerenpsalm" en ontliep daarmee het groote gevaar, waardoor vele schrijvers van succes- werken verloren gaan. Immers die schrijvers gaan heel vaak het groote succes herhalen, .geven als het ware slappe aftreksels, worden daardoor vervelend en zijn binnen den korst-mogelijken tijd vergeten. Timmermans wist groote afwisseling in zijn boeken te geven en toen hij eindelijk een nieuwe boerenro man gaf- in zijn „Boerenpsalm", toen werd dit een boek, zoo ontroerend schoon, zoo prachtig geslaagd, dat heel onze dankbaarheid uitgaat naar dezen schrijver. Het is zoo goed geweest, dat Timmermans zoo lang gewacht heeft. Het boek werd er rijper en bezonkener door. Want dit boek is uitbundigheid vreemd, het is in den besten en in den waren zin van het woord een psalm voor het boerenleven; dit boek, dat opent met „Ik ben maar een arme boer en al heb ik veel miserie gehad, toch is het boeren leven het schoonste leven dat er bestaat. Ik wil nog met geenen koning verwisselen. God, ik dank U, dat Gij van mij een boer hebt gemaakt" en dat besluit met de dankbede: „Ik dank o Heer!Op harpen en snaren! staat er in mijn kerkboek, maar ik heb niets dan een bugel, waarop ik slechts een wals en een doodenmarsch kan spelen. Ik dank U met heel mijn heel en hevig jiart! uit heel de volheid van mijn ziel. En laat Uwen Wortel als tegendank nog vele jaren op Uw veld (dat spijtig, ook van 't kasteel is)"in het zweet zijns aanschijns mogen werken! Dank op voor hand!" Boeken komen en boeken gaan in ons leven. Wij lezen, -wij proeven, wij zeggen „goed", wij keuren af en slechts een heel enkele, verschijning, tot de uitzon deringen behoorend, is in staat ons blijvend te boeien, weet de herinnering als iets ihoois, als een belevenis ongeschonden door de tijden te dragen. Zoo gaat het met dit boek van Timmermans „Boerenpsalm". Het is van grootere en sterkere waarde 'deze blijvende be langstelling dan die voor „Pallieter". Omdat dit boek ernstiger en geslaagder is, daardoor ontroert. Ook in „Boerenpsalm" is b.v. de fijne humor, van Timmer mans, doch hier. is deze uiting van een bijzonderen glans, hier komt het weg -van binnen, heeft het in zich deernis en mededoogen, terwijl in „Pallieter" zoo nu en dan de humor niet meer humor genoemd kan worden, in het uiterlijke de grappigheid be nadert. Hoe goed is het boerenleven in dit boek beschreven, hoe goed heeft Timmermans dit bestaan aangevoeld en hoe zuiver en hoe raak heeft hij een en ander in zijn taal weten uit te beelden. Waar men dit boek ook opslaat, telkens en telkens weer treft het, ont roert het en een ieder, die eenig boerenbloed in de aderen heeft, moet voelen, dat dit het ware boeren leven is. Laat mij dat met een enkel fragmentje dui delijk maken, laat mij doen hooren hoe Timmermans Redactie-adres: GROOTE MARKT 28, GOES, TEL. 2345 (toestel 05) Uitgave: UITGEVERIJ „VOLK EN BODEM" POSTBUS 281 DEN HAAG Advertenties: Losse plaatsing 25 ct. per m.m., in alle edities 75 ct. per m.m. Abonnementen: Voor niet-leden van den Nederl. Land stand 5.— per jaar of 1.25 per 3 maanden. Alle briefwisseling betreffende exploitatie, advertenties en abonnementen, aan postbus 281, Den Haag, tel, 33.67.51. No. 34 Vrijdag 28 Aug. 1942 Pag. 1. Indrukken en gedachten. Hl. 2. De taak van hef hoerendom voor dezen tijd. 3. Timmermans als boerenromanschrijver. 3. Gedachten van Arjaon. 4. Wat „Land en Volk" brengt. 5. De oude „Schuttersghulden". 6. Het oogsthulpkamp der studenten 7. Jachtwezen. 7. Rassenkeuze wintergewassen. 8. Nieuwe wegen in het vrouwenhandwerk. 9. Er mogen in Nederland geen aardappelen verrotten. Wénken voor den verbouw van koolzaad. 10. Kreupele koeien in de weide. 10. Hoe komen wü aan een konijn? 11. Trekpaardfokkerij. 12. Kreupele koeien in de weide. 12. Het R. V. V. O. maakt bekend! 16. Nederland voedt zich zelf! de verbondenheid van .den boer aan de aarde be schrijft. Er staat dit: „Een boer is verlangen naar zijn veld, hij is er als aan geketend. Een boer leeft om te werken. Alle dagen roept het veld hem wakker. Het kan een stuk ruige grond zijn, zooals God het uitgeasemd heeft, bruut en onbekwaam, zoo als alles wat wij van Hem ontvangen. Een stuk brute, ruige grond. Ge kunt u omdraaien en hem laten liggen waar Èij ligt en aan de haven gaan werken. Dan slaapt ge 's avonds als een os. Maar steekt ge enkel uwen vinger in dien grond, dan wordt ge er als door wielen en katrollen met lijf en ziel in meege sleurd. Dan is die grond uw leven. Dag en nacht van in den donkere het bed uit, in den regen en slegen of zengende zön, gedurig voorovergebogen staan ofi kruipen, bij 't spitten, wieden, kappen, plan ten, oogsten, dorschen tot aan den laatsten draad licht. Parci planten dat is op zijn eigen al een galei. Een ander slaapt lijk boter en droomt van Zie vervolg pag. 4. 't Vossen is noe ovaeral zoowat begonne, ee. Mar de ginnerators bin der nog nie allemael. Dat ouw de zaek wél 'n bitje op. Oewél 't nie noödeg is, dat 't dossen ophouwen oord. Die mesienes, die kunne dosse, kun't op 't oogen blik nog best an, as de Distriktssikkertaoris mar 'n bitje weet te schikken. De menschen, die over gns gesteld bin om de regeeriengsmaetregels ten uutvoer te briengen, motte ök es 'n bitje meer praktiesch dienke, mar ja, 'n veranderiengetje brieng natuurlek 'n bitje werk vor ze mee. Ze motte toch altied nog ier om dienke, dat zullie der ben vor de boeren en nie. de boeren vor ulder. Noe adde men 't toch over paopiere mannetjes noe wil 'k ök nog wél es wat zegge over pa- piere maetregels. Bie 'n kennis van mien is 'n paerd gevorderd. Ze zeiden, dat ie der wél één kon misse. Ie a paeren genogt, in ieder geval meer as zoo vee per ektare. Op paopier klopten dat percies, mar noe de praktijk. Twee paeren icaere krepél en z'n land lei 't weet niet oe varre uut me- kaorre. Ie ei 'n groote kroo mi koeien en dat vraeg ök z'n paerewerk. Asse dat geval prakties bekeken adde en nie alleèn op paopier, weet 'k nog nie of ie wel 'n paerd a motte levere. Daerom oop ik, asse dergelieke maetregels es wat meer as boer bëkieke en niet alleèn as amtenaer. 't Oor ieder jaer al erger en erger, zoo lang- zaemer.and bin je zélf meer amtenaer as boer. Zoo noe en dan oor je zot van al de paopieren. 't Oor oog tied, dat daer 'n 'bitje opruumieng onder g'ouwen oord. Daer oor in den tegen- woordigen tied wel es gesproke en geschreve over hoereneer, 'k Vinde anders, dat ze nie veel élpe, om den boer zélf die hoereneer te laèten voéle. Den eénen konterleur is de voor- deurre nog nie uut, of den anderen kom langs d'achterdéurre weer binnen. Noe zulle der mensen weze, die a dit leze, die zegge, 't zal wel noodig weze, dasse de boeren konterleere. 'k Wil glad nie zegge, dat tér wél bin, daer 't noodig is. Mar iedereen weetdat ter ök zeer vee goedwillende boeren bin, en die oöre net zoo ard gewantrouwd as de slechte, 'n Mensch zou er wel es verbitterd onder oöre. Op zoo'n meniere kwèeke ze bie den boer geen gevoel vor hoereneer. 'k Bin blieje, dat 't er uut is, dat verlucht 'n bitje. 't Beste mensen, tot volgende keer. ARJAON.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1942 | | pagina 3